Peel-Raamstelling elders

Inleiding

De Slag om Mill zou beslissen over het lot van de gedevalueerde Peel-Raamstelling. Hoewel veel mensen denken dat alleen in het noorden tegen de Peel-Raamstelling werd opgetreden, was dat bepaald niet het geval. De Duitse tactiek was dat iedere divisie in zijn eigen vak verantwoordelijk was de doelen van het legerkorps na te streven, en dat betekende dat de Peel-Raamstelling op meer plaatsen door de Duitsers werd aangevallen.

De lezer herinnert zich wellicht dat ook richting Deurne en Weert troepentreinen hadden moeten rijden die analoog aan de operatie bij Mill voor een verrassing van de defensie hadden moeten zorgen. Die treinen kwamen echter niet omdat ze al voor de Maas vastliepen. Het betekende dat de Duitse divisies in die beide vakken op conventionele wijze tot ontplooiing moesten komen tegenover de Nederlandse verdedigingslinie.

Daartoe moesten zijn niet alleen eerst een overgang over de Maas bevechten, maar eveneens ?? in het centrale en zuidelijke vak ?? een veel uitdagender gebied doorsnijden tussen Maas en Peel-Raamstelling dan 254.ID en 256.ID in het noorden moesten. Bovendien, en zeker niet onbelangrijk, moest dit over een beperkter wegennet en vooral over een veel grotere afstand in het centrale vak. De afstand tussen de Maas en de Peel-Raamstelling was immers bij Gennep-Mill [254.ID] en Roermond-Weert [30.ID] relatief klein, maar tussen Venlo en Deurne [56.ID] op zijn breedst. En hoewel de Nederlanders tussen de Maas en de Peel-Raamstelling ?? met uitzondering van enkele versperringen en vernielingen ?? geen actieve verdediging voerden, was het voor de twee divisies een enorme uitdaging op 10 mei berhaupt de Peel-Raamstelling te bereiken. Laat staan door te breken op die datum ?

Peel-Raamstelling [centrale sector]

Op enkele aanrakingen met patrouilles na zou het centrale deel [Vak Erp en Bakel] geen aanraking met de Duitsers krijgen. De sector werd daarom in de avond van 10 mei ontruimd waarbij men opdracht kreeg om een provisorisch scherm te vormen achter de Zuid-Willemsvaart. De afdeling artillerie [II-20RA] slaagde erin op n na al haar stukken mee te nemen, maar in de haast vergat men het gros der munitie en veel belangrijk nog, de slagpijpjes. De eenheden komen pas op 11 mei weer in beeld.

Meijel

De lezer die zich eerst door de gebeurtenissen aan de Maaslinie heeft heengewerkt, realiseert zich dat 56.ID ?? dat het centrale deel van de Peel-Raamstelling diende te doorbreken ?? aan de Maas zeer zware strijd had moeten leveren. Daarbij was het de divisie niet gelukt ook maar n overgang intact in handen te krijgen, wat uit de aard der zaak [er waren in hun vak slechts twee bruggen, die bij Venlo], niet heel bijzonder was. Het betekende wel dat men de westzijde van de Maas moest vrij vechten om brugslag te laten plaatsvinden. Door de ontwikkelingen bij Venlo en de opstopping die bij Grubbenvorst ontstond, was het simpele feit aan de orde dat 56.ID zich voor de onmogelijke taak gesteld wist om zich op 10 mei nog te ontplooien tegenover de Peel-Raamstelling. De divisie slaagde er niet eens in haar regimenten volledig over de Maas te krijgen op die eerste oorlogsdag.

Zodoende kwamen slechts enkele bataljons in beweging richting de Peel. De divisie had een aanvalsgebied tussen Deurne en Meijel [Vak Asten], daar waar de Peel-Raamstelling zich op de grens van Limburg en Brabant ontwikkelde. Een gebied waar de stelling zich achter vier verschillende hindernissen gebouwd wist. In het noorden nog het defensiekanaal, daarna een stuk achter het (afwaterings)kanaal van Deurne en Nederweert, dan de Noordervaart en tenslotte overgaand in de Zuid-Willemsvaart. In de sector tussen Griendtsveen en Nederweert lag de stelling in feite achter twee hindernissen. De noord-zuid as tussen Griendtsveen en Meijel achter het Deurnekanaal ?? met een dubbele loop tot Meijel waartussen inundaties ?? en op de oost-west as tussen Meijel en Nederweert achter de Noordervaart waarna een brede inundatie tot de eigenlijke linie. Op beide locaties waren aan de buitenste kanaaloevers [westkant] voorposten ingezet en ten zuiden van Meijel enkele kazematten gebouwd. Achilleshiel in deze winkelhaak was de sector Meijel zelf. Meijel was een eiland tussen de kanalen, de inundaties en de eigenlijke linie die net ten westen van het stadje lag. Het was daarom met enige voorposten ??versterkt ??. Twee secties infanterie [reserve 1e luitenant A.E.J.M. Pernot] en een licht stuk infanteriegeschut 6-veld. Doordat de naderingszone van de stelling hier voor een aanvaller zeer lastig was, was de Nederlandse bezetting ook beduidend minder groot. Er lagen slechts twee bataljons [II-30RI en III-30RI] in de gehele sector.

Maaslinie centraal en Peel-Raam zuid

Voor de Duitsers was het logisch om bij Meijel aan te vallen. Niet alleen vanwege het feit dat de stelling daar een zwak punt kende, maar eveneens omdat de enige werkelijk bruikbare weg van Venlo/Grubbenvorst naar Beringen/Meijel liep. En die weg bood de kans om buiten de drassige Peelgrond te blijven die het gebied zo kenmerkte.

De omgeving van Meijel en Nederweert was echter voor de verdedigingslinie ook voorzien van een gunstige factor. Er waren enkele heuvels die de frontlijn ?? versterkt met de bekende kazematten ?? uitstekend uitzicht en schootsveld boden richting naderingszone.

Het Duitse IR.192 was samen met de AA.156 ?? de verkenningsafdeling die met een compagnie pantserwagens van AA.25 was versterkt ?? als eerste in de sector voor de Peel-Raamstelling gekomen. Een van de Duitse fietspatrouilles werd bij Helenaveen door de voorpost aldaar afgewezen, en verloor enkele manschappen waaronder de pelotonscommandant.

Langs de weg Venlo ?? Meijel naderde echter een veel sterker Duits verband in de late middag van 10 mei. Het waren twee pelotons pantserwagens, een peloton PAK 36 en infanteristen. Het was vermoedelijk het met pantserwagens van AA.25 versterkte 2./AA.156, versterkt met infanteristen van I./IR.192. In elk geval werd de eenheid die langs de smalle weg oprukte vanuit Beringen al in een vroeg stadium door de voorpost van de eerder genoemde twee secties en hun stuk 6-veld onder vuur genomen. De Duitsers brachten hierop de stukken antitankgeschut in stelling waarvan er prompt een door een voltreffer van de 6-veld werd uitgeschakeld. Ook een Duitse LKW werd door een van de mitrailleurs kapot geschoten. Hierna bleven beide partijen elkaar op relatief grote afstand beschieten, waarbij de Duitsers driftig gebruik maakten van de 20 mm boordkanonnen van de pantserwagens en de PAK36 stukken. Het vuur werd op een zeker moment zo intensief dat van een van de Nederlandse secties een groep manschappen terugweek en in Meijel aan de compagniescommandant [reserve kapitein E.M.P. Drost] meldden dat het onhoudbaar was geworden. Ze werden rigoureus teruggestuurd.

Het vuurgevecht duurde tot de zon onderging, en toen besloot de compagniescommandant aan Nederlandse kant dat het genoeg was geweest. Hij veronderstelde dat het donker de manschappen geen beter gevoel zou geven en beval luitenant Pernot met zijn manschappen terug te keren en in de hoofdstelling opnieuw posities in te nemen. Het toeval wilde dat aan Duitse zijde ?? vermoedelijk op basis van dezelfde overweging van het vallend duister ?? ook tot terugtrekken was besloten. Zodoende verzamelden de Duitsers zich ook en trokken terug naar Beringen. Geen van beide partijen had door dat de ander zich terugtrok. Zo kon het zijn dat aan Duitse zijde voorbereidingen werden getroffen voor een goed voorbereidde aanval op zaterdag. Daartoe wilde men echter eerst geschut aantrekken dat de brug bij Grubbenvorst echter nog niet gepasseerd was.

Aan Nederlandse zijde was tijdens de contacten met de tegenstander bij Helenaveen en Beringen geen enkele dode gevallen. De Duitsers verloren wel vijf man gesneuvelden, onder wie twee pelotonscommandanten. Het KTB van 56.ID geeft aan dat men de gehele dag een totaal aantal slachtoffers had van 143 man, waarvan 44 gesneuvelden onder wie 5 officieren.

De ontwikkelingen bij Mill hadden aan Nederlandse kant inmiddels geleid tot een herziening van de defensieve plannen. De gehele stelling kreeg in de late avond het bevel terug te trekken op een provisorische nieuwe stelling achter de Zuid-Willemsvaart. Een klap in het gezicht van de verdedigers die hun hoofdstelling onaangetast en onaangevallen moesten verlaten voor een totaal nieuwe en volledige ge mproviseerde opstelling achter het smalle kanaal. Voor de Duitsers zou het de volgende dag een complete verrassing blijken dat de stellingen verlaten waren. Dankzij de opvallend slechte communicatie [opzet? (1)] tussen de Duitse vakken bleven 30.ID en 56.ID ongewis van de bewerkstelligde doorbraak bij Mill. Voor hen dus geen reden om ook ??s nachts druk op de Nederlandse linie te blijven uitvoeren. Hadden ze dit wel gedaan dan hadden de zaken voor de verdedigers heel anders kunnen lopen.

(1) Opzet, vraagt de auteur zich af, omdat de Duitse Auftragtaktik enerzijds de voordelen van improvisatie en eigen initiatief meebracht, maar eveneens het risico op concurrentie in zich had. Het is bekend dat men er soms naar streefde om de aanleunende eenheden de loef af te steken en als eerste een zeker tactisch doel te bereiken. In het geval zoals hierboven beschreven kan echter ook simpelweg sprake zijn geweest van de belemmering dat er niet alleen sprake was van een andere divisie en een ander legerkorps in het vak bij Mill, maar ook van een andere Legergroep. Dan zou de verklaring heel eenvoudig luiden dat hierdoor de ??cross unit ?? informatie gewoon vertraagd werd op basis van zuiver formele of praktische aspecten.

Weert

De Peel-Raamstelling kenmerkte zich vooroorlogs als de met afstand best voorbereide Nederlandse stelling, die over het algemeen een redelijke diepte had, een natuurlijke ondersteuning door het bezwaarlijk te doorsnijden en te gebruiken voorterrein en de opgebouwde weerstandpunten achter kanalen en inundaties. Er was maar n locatie die aan geen van deze voorwaarden voldeed: Weert.

Bij Weert had men er niet voor gekozen om de linie voor de stad langs [oostelijk] te laten lopen, maar had men de loop van de Zuid-Willemsvaart gevolgd. Dat was enerzijds te begrijpen. De Zuid-Willemsvaart was in het zuiden de barri re waarachter de linie was geconstrueerd en deze liep op Belgisch grondgebied door, waar in oorsprong de Belgen ook een ijle bezetting hadden geprojecteerd. Dat was echter in de twee jaar voor de oorlog gewijzigd, en finaal van de baan nadat het Albertkanaal de voorste werkelijke defensielinie was geworden. Dat argument ?? van een Belgische aansluiting ?? was dus vervallen. Het was daarv r echter wel een denkbare reden geweest om geen kanaal ten oosten van Weert te graven. Het had immers nergens op kunnen aansluiten.

Het was dus zo dat zowel de linie ter plekke zwak was wegens de stad Weert die er pal voor lag, en bijkomend was dat de linie bij de Belgische grens ophield. Dat was allemaal tot maart 1940 niet zo ??n heel groot probleem geweest, omdat onder de OLZ Reynders de Lichte Divisie met haar mobiliteit het gapende gat tussen Weert en Tilburg zou bewaken. Maar ook die mobiele eenheid was in april 1940 voor die taak van het toneel verdwenen. Dit alles was wetenschap aan de hogere Nederlandse staftafels, maar niet bij de manschappen in de stelling. Die wisten wel dat de linie in Belgi eindigde, maar niet dat de Lichte Divisie op de eerste oorlogsdag uit hun rug zou vertrekken.

Gelukkig wisten de Duitsers ook (nog) niet alles. Het vertrek van de hoofdmacht uit Brabant was hen geheel onbekend [en zou pas op 12 mei geleidelijk duidelijk worden]. Daarbij was de Duitsers ook niet bekend dat de kazematten en bruggen aan Belgische zijde onbezet waren. Natuurlijk wisten zij w l dat bij Weert geen inundaties waren en dat de stad hen een uitstekende gezichtsdekking bood voor ontplooiing.

Het Vak Weert werd aan Nederlandse zijde door eenheden van drie bataljons verdedigd. De noordelijke sector [van Weert tot aan de winkelhaak onder Meijel] door I-30RI. De centrale sector door 4.GB en de zuidelijke sector tot aan de grens door II-41RI. De twee noordelijke sectoren waren circa 5 km breed, de zuidelijke sector bijna het dubbele.

Bij Weert stond ook een van de drie afdelingen 8-staal, I-20RA [reserve kapitein E.W. van Wessum], met haar twaalf stukken oud geschut. Op ongeveer 1,5 km ten noordwesten van het kanaal stond de batterij opgesteld met schootsrichting de oostoever van het kanaal te Weert. De stukken hadden slechts 500 granaten per batterij gekregen die nog driftig door de manschappen hadden moeten worden ontdaan van roest (!).

Ten noordoosten van Weert, bij het plaatsje Nederweert, was een kruising van de kanalen Noordervaart, Zuid-Willemsvaart en het kanaal van Wessem-Nederweert. Op die kruising was een eilandje dat door de Nederlanders was versterkt met een aantal kazematten en PAG. Het was zodoende een klein forteiland geworden dat zich alle kanten op kon verdedigen. Rond deze sector waren ook enkele voorposten gepositioneerd, met name langs het kanaal van Nederweert naar Wessem.

In de wetenschap dat de stad Weert voor de stelling lag en dus ontegenzeglijk zwaar zou lijden als het tot een treffen tussen de verdedigers en de aanvallers zou komen, was voor de bevolking een evacuatieplan voorbereid. Dat werd prompt op 10 mei in werking gesteld.

De tegenstander in deze sector zou 30.ID worden, een sterke Erste Welle divisie die zich in Polen onderscheiden had als een doortastende eenheid met een mogelijk nog doortastender commandant [Generalleutnant Kurt von Briessen], die door zijn overtuigende handelen in Polen het Ridderkruis had gekregen op persoonlijk initiatief van Der F hrer. De divisie was voor de inzet in Nederland en Belgi bovendien versterkt met een gemotoriseerde verkenningsafdeling [AA.1], met o.a. 25 pantserwagens.

De divisie had zich eerder op uitgekiende wijze over de Maas gewerkt en daarbij ?? in tegenstelling tot veel andere Duitse divisies ?? niet op meerdere punten stuk gelopen. Desondanks had ook deze divisie zich enkele uren in het gras kunnen nestelenin afwachting van het afronden van de zware pontonbrug die over de Maas moest worden geslagen. Daarna moest de divisie zich ook nog eens over het smalle kanaal van Nederweert-Wessem werken voordat het tegenover Weert in stelling zou komen. Het was volgens het operatieplan wel de bedoeling geweest dat op 10 mei reeds te voltooien, maar dat was zeer optimistisch gedacht.

Uiteindelijk kwam slechts een verkennende voorhoede van enkele pantserwagens en een peloton PAK dichtbij de Nederlandse linies op de 10e mei. Dit leidde tot een kort treffen bij het kanaleneilandje, waar een PAG n van de Duitse pantserwagens uitschakelde. De vlakbij gelegen voorposten van 4.GB waren echter minder gelukkig. Zij raakten korte tijd in intensieve gevechtsaanraking langs het kanaal, waarbij een Nederlandse sergeant werd gedood en enkele mitrailleurnesten voltreffers kregen die de wapens vernielden. De Duitsers trokken zich na enige tijd terug, maar de voorposten zouden daarna ook naar de hoofdstelling worden teruggenomen.

Die eerste oorlogsdag gebeurde er daarna niets meer. De Duitse eenheden die zich ten zuiden van Weert formeerden werden wel waargenomen en waren in hun opmars al verkend. Tot inzet kwam het echter die dag niet meer. Want ook 30.ID bleef ongewis van de successen van 256.ID bij Mill.

« Mill