Mei 1940 - Achilleshiel Moerdijk

Inleiding

wegwijzer naar het zuidfront

De Duitse overval op Nederland wordt meestal getypeerd door een aantal beeldvormende lokale gebeurtenissen, die samen een grof moza ek vormen van die korte, traumatische oorlog in mei 1940. Belangrijke gebeurtenissen, die de meeste mensen wel herkennen, zijn de overval uit de lucht op de residentie, de luchtlandingen bij de Moerdijkbruggen, de slag om de Grebbeberg en uiteraard de (anti)climax, het bombardement van Rotterdam. Deze karakteristieke onderwerpen worden alom beschreven in boeken, documentaires en historische verhandelingen. E n onderwerp dat weinig wordt belicht in historische beschouwingen is de strategische waarde van de sector Moerdijk. De meeste boeken beschrijven de spoedige inname van de beide bruggen over het brede Hollandsch Diep en slaan nadien de bladzijde om, als ware het verlies van de Moerdijkbruggen in de ochtend van 10 mei 1940 een fait accomplis.

Dat een Franse term wordt gebruikt is niet slechts de taalkundige toepasselijkheid van het begrip, maar ook een wulpse verwijzing naar een onderwerp, dat in Nederlandse historische beschouwingen van de oorlog in mei 1940 buitengewoon ondergeschikt bleef: Nederland als onderdeel van een bondgenootschap en tevens als een onderdeel van een integrale oorlog om het vaste land in noordwest Europa.

De isolationistische benadering van onze landsdefensie in de aanloop naar mei 1940 is haast onvermijdelijk vastgehouden in de nabeschouwingen na 1945. In dit artikel worden juist zaken in een breder perspectief gezet, waar ze in horen. Er wordt in beknopte vorm nadrukkelijk ook naar de Franse perceptie gekeken. Het strategische scharnierpunt Moerdijk wordt in een perspectief geplaatst als onderdeel van de bondgenootschappelijke strijd tegen Duitsland in mei 1940.

De Nederlandse strategie

In dit beperkte bestek ?? dat uitgaat van reeds bestaande algemene kennis bij de lezer ?? kan geen uitgebreide voorbeschouwing worden gegeven van de staat van de Nederlandse defensie noch van de interessante vorming van Franse en Duitse strategie n en de rol die Nederland daarin zijdelings speelde. Nederland had juist neutraal kunnen blijven in de Grote Oorlog omdat het geen hoofdrol in een der strategie n speelde, of het moest de Duitse economische strategie zijn geweest.

Door het valse vertrouwen in Volkenbond en neutraliteit ?? en de onvermijdelijke economische malaise van meerdere crises ?? verslapte in Nederland de aandacht voor defensie. Met een zwakke krijgsmacht, die niet eens voldoende was om geloofwaardig de neutraliteit te kunnen verdedigen, braken de dagen van mobilisatie aan. De ori ntatie op een ??Grand Strategy ? nam toen wezenlijke vormen aan, maar het debatland Nederland verzande in mitsen en maren. Vredesgeloof, later vredeshoop, won het van oorlogsrealisme. De talloze verzoeken van de oude Entente om verbond te maken en heimelijk de strategie tegen agressor Duitsland af te stemmen, werd door de Nederlandse politiek beslist geweigerd. Toen de naar politieke maatstaven te krijgshaftige opperbevelhebber generaal Iza k Reijnders zich weigerde te conformeren aan onoirbare civiele interventie in militaire zaken, werd hij terzijde geschoven. Zijn door de politiek gekozen opvolger, de allang voordien gepensioneerde generaal Henri Winkelman, was een typische militaire bestuurder, met de kwaliteiten van een politicus en het uniform van een generaal. Een schitterende Nederlandse vredesoplossing, maar hield dit compromis stand in oorlogstijd?

Het verschil tussen de generaals Reijnders en Winkelman was tamelijk fundamenteel. Reijnders geloofde dat alleen een verbonden strijd Nederland tot enige vorm van duurzaam en zinvol verzet kon brengen. Hij vond daarom dat het veldleger prominent in Brabant moest liggen. Hoewel Reijnders inzag dat de Peelstelling geen lang leven zou zijn beschoren en zich ook ori nteerde op een tweede linie meer achterwaarts, ontbrak er politieke wil voor de aanleg van een nieuwe stelling. Reijnders was realist genoeg om te beseffen dat zijn Brabantse leger risico ??s liep, maar zag dit als noodzaak in het kader van een onherroepelijk verbonden strijd, die Nederland zou wachten. Zijn opvolger had dit realisme in het geheel niet en verviel in een tamelijk onnavolgbaar wensdenken.

Winkelman voelde niets voor de Peelconcentratie, zag dit als een linie waarin het veldleger slechts zou kunnen worden omvat via het open zuiden. Hij verkende via zijn attach nog plichtmatig of de Fransen al nadere garanties wensten te geven of tot de Peel zouden wensen op te trekken, maar toen slechts werd bevestigd dat West-Brabant het Franse doelgebied zou zijn, koos Winkelman ervoor om (behoudens de Peeldivisie) de hoofdmacht in Noord-Brabant gedurende de eerste oorlogsnacht terug te halen, de bruggen op te halen en zich in een slakkenhuis (Vesting Holland) op te sluiten. Winkelman schroomde overigens niet om in een verzegelde envelop ?? aan Gamelin te overhandigen na een casus belli ?? een verzoek voor vier Franse divisies t.b.v. de verdediging van de Vesting te doen. Voor de bondgenootschappelijke strijd stelde Winkelman zelf echter geen veldleger eenheden beschikbaar ?? behoudens evidente restanten van de Peeldivisie.

Er was geen realistisch scenario denkbaar waarin de strategie van Winkelman enig positief resultaat zou hebben gehad, tenzij slechts het enkele gegeven van een paar dagen symbolisch verzet bieden reeds aan de opdracht van de regering als zodanig voldeed. Als dat echter de maatstaf was geweest, dan had de militair veel beter geoutilleerde generaal Reijnders met zijn uitstekende chef-staf Carstens niet hoeven te vertrekken.

Winkelman verwierp iedere bondgenootschappelijke optie en koos voor de slakkenhuis strategie. Terug op de Hollandse ??Alamo ??, in de hoop op een wonder.

Brabant ?? voorspel april 1940

Begin april 1940 had Winkelman in Eindhoven een ontmoeting met de attach te Parijs, overste Van Voorst Evekink, die met de laatste stand van zaken over het GQG kwam. Het AHK was bekend met het Franse voornemen dat in de lijn Sedan ?? Antwerpen (de strategie ??Dyle-Maas ??) een hoofdverdediging zou worden gevormd en geeft voorname verdediging voor die lijn zou worden opgebouwd. Dat was (in aanvulling op de herbezetting van het Rijland in 1936) ook de reden waarom de Peelstelling in de lucht bleef hangen onder Weert. Generaal Reijnders had ter remedie de Lichte Divisie op de rechterflank in gedachte, ondersteund door twee grensbataljons. Zijn alternatieve scenario zag op terugtrekken richting westen waarbij afhankelijk van bondgenootschappelijke afstemming eigen troepen verder westelijk zouden participeren of, alsnog, noordwaarts over de grote rivieren zouden verplaatsen.

Winkelman vond Reijnders zijn plan te riskant. Hij vreesde een significante Duitse omvatting en een verlies van een groot deel van zijn Brabantse leger. Van Voorst Evekink melde dat de Fransen niet naar de Peel zouden optrekken en dat zij Nederland verzochten troepen in de sector Tilburg-Breda te concentreren. Winkelman wuifde dit weg en concludeerde, haast gekrenkt, dat dan de hoofdmacht in de eerste oorlogsnacht noordwaarts zou verplaatsen en de 23 bataljons van de Maas- en Peelstellingen als enige in Brabant zouden blijven. Nadat het hoofdkwartier van het 3e Legerkorps zou zijn verplaatst zou de C-Peeldivisie, kolonel L.J. Schmidt, het integrale commando over de beide stellingen en het gezag in de provincie op zich nemen. De kolonel vernam dit nieuws dezelfde dag, na op het laatset moment met zijn chef-staf naar Eindhoven gesommeerd te zijn. Totaal overdonderd besefte de kolonel dat hij met zijn minuscule staf, waarop hijzelf en zijn chef-staf de enige generale stafofficieren waren, een onmogelijke taak kreeg opgelegd. De mededeling was kort en zakelijk. Als hij nog vragen had kon hij die later aan de chef landmachtstaf voorleggen. En weg was Winkelman.

Kolonel Schmidt kreeg een totaal onmogelijke missie om met een plurifome strijdmacht van 25.000 man twee linies met een totale frontbreedte van 150 km te commanderen, slechts ondersteund door vijf kleine regimentsstaven, die allen achter de Peel-stelling lagen. De kolonel had een bescheiden verbindingsafdeling en een kleine staf ter beschikking die louter bestond uit een paar kapiteins en luitenants van wie vele reservist waren bovendien. Hij zou, zonder enige serieuze commandostructuur, niet alleen de vernielingen aan de oostgrens en reguliere verbanden moeten aansturen ?? wat een feitelijke onmogelijkheid was ?? maar tevens moeten co rdineren met de Belgische grensdetachementen op zijn flank en de te verwachte Franse verbanden in zijn rug. Onderwijl werden vernielingsopdrachten voor de drie grensbataljons aan de zuidgrens niet aangepast door hogerhand, zodat de Fransen zich overal voor Hollandse versperringen gesteld zouden zien. Een verbindingsstaf met enige Frans sprekende officieren werd niet toegewezen en verzoeken tot stafuitbreiding werd bot afgewezen. Op Schmidt zijn vraag hoe te handelen jegens de Fransen kreeg hij een ??handelt u naar eigen goeddunken ? . Een generaal had men niet voor de functie beschikbaar (terwijl een reserve brigade G in het achterland door een brigade-generaal werd gecommandeerd) en kennelijk vond men het onnodig de kolonel Schmidt tijdelijk in die rang aan te stellen. Het had alleszins in de reden gelegen, nu hij niet alleen 25.000 man aanstuurde, maar tevens de hoogste Nederlandse militaire vertegenwoordiger in Brabant zou vormen tegenover Belgen en Fransen. Alle besluitvorming rond Noord-Brabant door het du mviraat Winkelman - Van Voorst tot Voorst had de signatuur van ondoordacht haastwerk.

Winkelman nam met zijn besluiten en houding niet pas op de tweede oorlogsdag afscheid van Brabant, maar al begin april 1940. Hij noch enige van zijn ondercommandanten zouden zich nog om de sector bekommeren.

10 mei 1940, de overval

Nederland werd volkomen verrast door de massieve Duitse overval uit de lucht, ondanks de voorbereidingen die waren getroffen om niet door luchtlandingen verrast te worden. Een significante blunder van Winkelman was geweest dat hij als opperbevelhebber niet de totale paraatheid voor het leger en het AHK had verordonneerd op 9 mei, maar slechts voor het veldleger en de troepen aan de kust en oostgrens. Mede daardoor was het voor de Duitsers een koud kunstje om de Moerdijkbruggen snel intact in handen te krijgen. In geval van de hoogste gevechtsgereedheid voor het gehele leger had tijdige vernieling van de Moerdijkbruggen tot de realistische mogelijkheden behoord. Winkelman was in eerste instantie in de ban van de Duitse dreiging rond de residentie, die niet alleen hem persoonlijk, maar ook de regeringszetel bedreigde. Voor wat betreft het zuiden zag hij in het verloren gegane Waalhaven meer gevaar dan de keten van bruggen, die door de Duitsers was veroverd, waar menigeen in eerste instantie het vervolg nog niet eens van doorzag.

Dat Winkelman de wijd open achterdeur bij Moerdijk niet de hoogste prioriteit gaf, kwam mede door een telefoongesprek met Gamelin in de ochtend van 10 mei. Winkelman stelde in verhoren voor de Parlementaire Enquete Commissie (PEC) ?? zonder dat dit overigens door anderen kon worden bevestigd ?? dat Gamelin hem zou hebben beloofd dat de Fransen Moerdijk zouden hernemen. Als Gamelin dit werkelijk zou hebben toegezegd, dan is dat in elk geval niet bij het operationele Franse veldcommando terecht gekomen, want nergens werd een eenheid belast met de herneming van Moerdijk. Gamelin heeft dan ook vermoedelijk niets anders gemeld dan dat het 7e Leger opdracht had om zich in de driehoek Antwerpen ?? Breda ?? Turnhout te ontwikkelen en deze sector hardnekkig te verdedigen. De marsorders die Giraud had, die gewoon als draaiboek werden afgewerkt, waren helder en zijn niet geamendeerd met een instructie om Moerdijk te hernemen. Bovendien lijkt dit ook een bevel dat in de lijn van de operationele overweging voor Giraud of Billotte lag en niet die van de Franse opperbevelhebber. Spoedig zal de lezer duidelijk worden waarom dit wordt geconcludeerd.

De Franse 25e gemotoriseerde infanterie divisie (25.DIM) zou de sector Bergen op Zoom ?? Breda ?? Zundert bezetten. Een voorhoede zou daartoe reeds op de tweede oorlogsdag verschijnen. Daar weer voor een verkenningsformatie van het 1e Legerkorps onder de Franse overste Lestoquoi. Deze zou bij Breda een voorverdediging vormen waarachter de divisie zou kunnen ontplooien. Er was voor Gamelin noch Giraud enige aanleiding om dat delicate proces te vertragen door eerste tegen Moerdijk te gaan ageren. Nog v r de sector van 25.DIM in West-Brabant kwam een voorzichtige voorverdediging van de 1e lichte gemechaniseerde divisie (1.DLM ). Dat zou echter zijn gemechaniseerde eenheden ?? die met de trein werden aangevoerd ?? op Belgisch grondgebied houden, waarachter en naast de 9e gemotoriseerde infanterie divisie (9.DIM) zijn posities in zou nemen. Achter deze formaties werden bij Antwerpen de traditionele infanteriedivisies 4.DI en 21.DI ingeschoven als reserve. Zij zouden per trein uit Frankrijk naar Antwerpen komen en op de zevende oorlogsdag volledig dienen te zijn ontplooid.

De Franse voorverdediging werd gevormd door de lichte cavalerie brigade, onder (de plaatsvervangende commandant) kolonel Dario, onderdeel van 1.DLM. De brigade bestond uit door infanterie en artillerie gesteunde formaties met lichte tanks en pantserwagens van zowel dragonders (4.RDP) als kurassiers (6.RC). De hoofdverdediging lag achter het kanaal van Turnhout. Een uitloper naar de oostzijde van Tilburg was voorzien, die nadien het Wilhelminakanaal zou volgen tot aan Geertuidenberg. De sector tussen Tilburg en Geertruidenberg ?? de route naar Moerdijk ?? zou slechts door lichte cavalerie worden bezet. Men verwachtte daarvoor Nederlandse troepen te kunnen inzetten. Deze lichte verdediging ten noorden van Tilburg maakte al duidelijk dat van Franse intenties tot hardnekkig verdedigen van een front tussen Tilburg en de Bergsche Maas geen sprake zou zijn.

6.RC arriveerde met een voorhoede van pantserwagens en motorrijders al gedurende de eerste oorlogsnacht bij Goirle. Daar troffen ze tot hun ergernis grensversperringen aan. Zoals de overste Lestoquoi ook woest was over de totaal versperde wegen, die zijn gemotoriseerde verband diende te passeren onder Breda. Het 6e Grensbataljon ?? dat op de eerste oorlogsdag opdracht had gekregen om Moerdijk te hernemen en dus naar de aard van de zaak met de Fransen zou moeten samenwerken ?? had die versperringen gesteld. Lestoquoi zou de grootste moeite hebben om zijn formatie hun posities te laten innemen, maar in de loop van de 11e mei kwam een deel van zijn formatie alsnog aan het Wilhelminakanaal te liggen. Een andere verkenningsgroep, die de sector Woensdrecht in eerste instantie diende veilig te stellen, was de Groupe Beauchesne. Deze arriveerde al voor middernacht op twee locaties in Zeeuws-Vlaanderen, waarbij n deel over werd gezet naar Walcheren en het andere deel vliegveld Woensdrecht bereikte. Als de eerste infanterie van 60.DI per schip in Walcheren zou zijn gearriveerd, diende Beauchesne de sector van de Mark tussen het Volkerak en Zevenbergen te gaan bezetten. Daar zou deze formatie pas op 12 mei aan toekomen en bovendien nooit veel verder komen dan de lijn Standdaarbuiten - Etten.

11 mei, het einde van het Brabantse leger

Gedurende de eerste oorlogsnacht en de volgende ochtend had kolonel Schmidt drie vergaderingen met Franse officieren alsmede een korte ontmoetingen op zijn eigen hoofdkwartier met een jonge Belgische officier. De eerste werkelijk vergadering vond plaats met de overste Lestoquoi in Breda, waarbij ook een Belgische liaisonofficier was vertegenwoordigd. Deze bijeenkomst schijnt voor beide partijen niet erg verhelderend te zijn geweest, maar duidelijk was wel dat Lestoquoi geen idee had van de Nederlandse strategie. Terug in Tilburg kreeg Schmidt in de vroege ochtend de Franse kolonel Dario op bezoek, die net bij Goirle was gearriveerd. Zijn 6.RC en 4.RDP moesten het grensgebied en de oostzijde van Tilburg beveiligen. Dario kwam vooral om inlichtingen over zowel de Nederlandse posities als de Duitse progressie. Hij kreeg alarmerende informatie over een doorbroken Peelstelling en een nieuwe Hollandse opstelling achter de Zuid-Willemsvaart (ZWV). Dario meldde die stelling niet te zullen steunen met eigen troepen en zijn formaties tussen Tilburg en Turnhout op te stellen. Wel zou hij verkenningen uitvoeren naar het westen en oosten, maar dat was zuiver in zijn eigen belang.

Belangwekkend was de vergadering met de g n ral de brigade Francois Picard, commandant van 1.DLM, die te Oostmalle (B.) zijn hoofdkwartier had ingericht. Schmidt toog daar in de ochtend van 11 mei naartoe en had een verhelderend onderhoud met de generaal en zijn directe stafmedewerkers. Onderwijl was zijn Peeldivisie ?? zonder dat hij het wist ?? in wanorde, omdat de bataljons bij de aangevallen sector Mill niet op de nieuwe defensie achter de ZWV waren teruggekeerd en zo de sector Den Bosch ?? Heeswijk nauwelijks bezet was. De houdbaarheid van de niet voorbereide defensie aan de ZWV was dus precair. Nog voor het middaguur konden de Duitsers zich over een breed front tegenover de ZWV ontwikkelen. De inmiddels vanuit Duitsland vooruit snellende 9e Panzer Division (9.PD) en SS-V Division waren met verkennende eenheden de Maas over gestoken of daar mee bezig. De grote verkenningsformatie van de 9e PD, het 9e Aufkl rungsregiment, was opgedeeld in drie taakgerichte verbanden waarover de pantserwagens waren verdeeld alsmede enige lichte tanks, ondersteund door motorhuzaren, gemechaniseerde lichte FLAK, enkele batterijen 10,5 cm artillerie, antitankgeschut en pioniers. Uiteindelijk zouden ten westen van de ZWV uit de drie Duitse ??Vorausabteilungen ?? twee hoofdformaties ontstaan, de Gruppe Major L ttwitz en de Gruppe Major Bentele. De Gruppe L ttwitz zou de noordelijke route volgen van Vught over Loon op Zand naar Moerdijk en zo als voorhoede voor de Gruppe Oberst Apell met een deel van de versterkte hoofdmacht van 9.PD opereren. De Gruppe Bentele zou een zuidelijke route verkennen en over Tilburg ?? Goirle richting Breda gaan met een ander deel van de hoofdmacht in zijn kielzog. Zodoende zouden beide formaties Breda omvatten en de beide toenmalige sleutelpunten ten noorden (Prinsenbeek en Zevenbergsche Hoek) en ten zuiden (Ginneken) van de stad bereiken.

Onderwijl was de bespreking bij Picard ontnuchterend geweest voor Schmidt. Hij constateerde dat generaal Picard niet wist dat de Nederlandse hoofdmacht uit Brabant was ge vacueerd en er nog slechts zwakke krachten resteerden. Toen Picard hiervan vernam, begreep hij ineens waarom slechts een kolonel ??commandant de toutes les troupes n erlandaises en Brabant ? was! Toen hij ook nog vernam dat de Peelstelling al door sterke Duitse troepen was doorbroken, werd zijn voordien hoffelijke houding gewijzigd in n van een dirigerend superieur. Schmidt sprak af zijn troepen op de lijn Den Bosch ?? Tilburg te zullen terugnemen en bij Tilburg op de Franse defensie te zullen aansluiten. De Fransman gaf aan een scherm aan de oostzijde van Tilburg te zullen opbouwen en een hardnekkige verdediging in de sector Turnhout voor te bereiden. Hij benadrukte dat Fransen geen Nederlandse troepen in hun sector wensten te moeten doorlaten, zodat de hoofdwegen voor Franse troepen gereserveerd bleven. Dit had tot gevolg dat alleen ten noorden van de lijn Den Bosch ?? Tilburg Nederlandse troepen mochten terugtrekken. Opnieuw was dit een indicatie dat de Fransen de defensie van de noordzijde, tussen Tilburg en Geertruidenberg, niet al te serieus namen. Picard ?? die ge rgerd was over ontbrekende Nederlandse toewijding ?? liet zijn chef-staf de zaken nader uitwerken met Schmidt. De laatste begreep Picard, maar was totaal machteloos.

In een sombere stemming reed de kolonel terug naar Tilburg, maar zou daar pas uren later aankomen, opgehouden door luchtaanvallen en opstoppingen. Vlak voor de middag arriveerde hij om direct aan te horen dat de ZWV stelling onder Den Bosch niet sloot en dat bij Weert meldingen kwamen van Duitse gepantserde eenheden die de stelling omtrokken. Daarop gaf de kolonel het bevel om de ZWV defensie te verplaatsen naar een front noord van het Wilhelminakanaal, waarbij de troepen ten zuiden van het kanaal het direct moesten oversteken en niet ten zuiden ervan westwaarts mochten trekken. Dat was immers met de Fransen afgesproken. Deze opdracht, die slechts in enkele sectoren aankwam, conflicteerde met actuele gebeurtenissen. Bij het plaatsje Keldonk waren al Duitsers over de ZWV gekomen en hadden zelfs enige pantserwagens de overkant weten te bereiken, voordat een provisorisch gerepareerde brug met een Pz.III tank erop het opnieuw begaf. Het leidde tot een plaatselijke Hollandse capitulatie en massale terugtocht aan weerszijde. Ten noorden van deze infiltratie, tussen Heeswijk en Donk, ging men in de late middag zelfstandig terug door bevel daartoe van de vakcommandant. Van daaruit begon een ware exodus westwaarts. Orde en verband raakten uit deze troepen, vooral omdat het kader zelden met de troep optrok. Onderweg kreeg menige formatie tegenstrijdige informatie over nieuwe orders. Luchtaanvallen van de zeer actief geworden Luftwaffe, deden de rest. Totale chaos was het resultaat.

Hetzelfde gold voor de sector Weert, die in front geen agressieve vijand kreeg, omdat die de stelling simpelweg omtrok, nadat in de vroege ochtend een verkenningsgroep meldde een intacte Belgische brug te hebben gevonden onder Weert. De kans werd snel verzilverd. 30.ID verplaatste zich naar Belgi , net als de naast hen optrekkende 56e ID, die over Helmond en Eindhoven richting Turnhout optrok. Beide divisies, behorende tot 9.AK, waren vanuit Heeresgruppe B onder instructies aan weerszijde van de grens op te trekken, zodat ze naar het noorden zouden kunnen worden gewend indien Franse troepen prominent in de sector zouden ageren. De aan 30.ID toegevoegde verkenners van 1.AA, welke over ongeveer 50 pantserwagens en twee eskadrons motorhuzaren beschikten, reden in de ochtend van 11 mei via het Belgische Bocholt om de rechtervleugel van de Peelstelling en kwamen bij Achel weer Nederland binnen. Ze zouden terugtrekkende troepen van Vak Weert later die dag merendeels afsnijden, zoals de voorste eenheden van 56.ID vanuit het noorden zouden doen, nadat zij via Someren door de stelling waren gekomen. Het Peelleger was vanaf dat moment gedoemd, het Nederlandse leger onder de rivieren uitgesproken. Kolonel Schmidt liep niet eens meer achter de feiten aan; de feiten bereikten hem allang niet meer. Zijn staf en hij werden een reizend circus, wat zou eindigen met zijn gevangenneming in de vroege morgen van 12 mei nabij Loon op Zand, na een wilde, ondoordachte verplaatsing van de operationele staf terug naar Tilburg.

Kolonel Schmidt deelde met zijn warrige, weinig overtuigende beleid uiteindelijk in dezelfde malaise, die zijn superieuren zo typeerde. Als klap op de vuurpijl sloeg de kolonel diezelfde middag, onder een uiterst vriendschappelijk Duits verhoor, totaal door. In Uden wachtte een allervriendelijkste Hauptmann van de stafsectie 1c (inlichtingen) van 26.AK, die op uiterst hoffelijke wijze de kolonel complimenteerde met de moedige defensie in Brabant. De Duitser raakte met zijn minzame streling de ijdelheid van de gefrustreerde Hollandse bevelhebber, die onderstreepte hoe hij, gespeend van alles, een onmogelijke opdracht ter uitvoering had gekregen. Zijn amechtig luisterende Duitse gesprekspartner leerde voor het eerst dat niet het 3e Legerkorps was verslagen in de Peel-Raamstelling, maar een bescheiden achterhoede. Door een diep gekwetste hoofdofficier een schijnbaar begripvol, luisterend oor te bieden, viel zo in de middag van 12 mei aan Duitse kant het kwartje dat ze niet het 3e Legerkorps hadden verslagen maar slechts een pluriforme strijdmacht van losse bataljons zonder legerkorpstroepen ?

Een Franse schijnbeweging bij Moerdijk

Kort na zijn ontmoeting met Schmidt gaf kolonel Dario in de vroege ochtend van 11 mei op zijn CP aan de weg Tilburg-Goirle aan drie eskadronscommandanten opdracht om verkenningspelotons uit te sturen naar Den Bosch en Eindhoven en met een eskadron langs de uitvalswegen van Tilburg een beveiliging op te zetten waarin de uitgezonden verkenners zouden kunnen terugkeren. Majoor Michon van 6.RC kreeg opdracht om met enige eigen middelen en het 12e Eskadron motorhuzaren van 4.RDP de sector Moerdijk te verkennen en door afgrendeling te voorkomen dat vanuit deze sector Duitse agressie richting Breda zou plaatsvinden. Deze opdracht lag buiten het operatiegebied van 1.DLM. Vermoedelijk kwam de opdracht voort uit het feit dat de divisie zijn rug gedekt wilde weten en zelf wilde vaststellen wat de status was van de gemelde parachutisten bij Moerdijk. Een opdracht tot hernemen van de Moerdijkbruggen was helemaal niet aan de orde. Dit laatste in weerwil van bepaalde literatuur, die in beschouwing van de gebeurtenissen feitelijk onjuist concluderen, dat er sprake zou zijn geweest van een aanvalsopdracht. Het ging om een verband van ongeveer 170 man, met als zwaarste wapens zes 2,5 cm boordkanonnen van even zoveel pantserwagens en twee 6 cm mortieren. Met een dergelijke formatie zou geen Fransman op een aanvalsmissie gaan tegen een bruggenhoofd. Dat deed Michon dan ook niet, zoals uit zijn handelen bleek.

Michon trof de majoor Hendriksz nabij Terheijden (Withuis), omstreeks 10.00 uur. Aldaar werd de Fransman over de situatie ingelicht, inclusief de mislukte 'aanval' van 6.GB de dag voordien. Michon nam kennis van de zaken, maar trok zich van de Nederlanders verder weinig aan. Hij ging geheel zijn eigen gang, zoals in feite alle Franse bevelhebbers die dagen in Nederland zouden doen. Na de kaart te hebben bestudeerd gaf Michon allerhande aanwijzingen aan zijn detachement. Hij stuurde formaties van enige pantserwagens en motorhuzaren naar alle gehuchten en dorpen in de sector. Slechts eenmaal hadden para ??s met mitrailleurs op de verkenners gevuurd.

Wat de Franse majoor kennelijk ontging was dat hij met zijn parade voor het front van de Duitsers langs alarmbellen had laten rinkelen. Een radiobericht werd naar Tweede Tol, noord van Moerdijk, gestuurd aan de Oberst Br uer, commandant van het regiment para ??s. De aanwezigheid van Franse pantserwagens werd gemeld. Dit leidde direct tot groot alarm richting generaal Student zijn staf, waar men d.m.v. een lange golf zender zo nu en dan contact had met de verbindingsstaf op vliegveld Guthersloh bij M nster (D.). Een urgent verzoek om Luftwaffe steun bij Moerdijk werd verzonden. Het omslachtige verbindingsproces tussen Moerdijk en Duitsland werd goed gemaakt door het gelanterfant van majoor Michon. Die had ondertussen zelfs een verkenningsmissie naar Geertruidenberg gestuurd omdat daar Duitsers zouden zijn gemeld. Bovendien besloten de Fransen dat de bruggen over het Markkanaal bij Terheijden en Oosterhout door Franse troepen moesten worden bewaakt, omdat men vreesde dat de Hollanders ze anders te vroeg zouden opblazen. Daar was Michon al weer twee pelotons aan kwijt.

Met offensieve acties was Michon niet bezig. Tot dat er tegen het middaguur ineens een tweetal pantserwagens met een peloton motorhuzaren van 5.GRDI onder eerste luitenant Martin bij zijn CP nabij Withuis arriveerde. De luitenant had opdracht om de Moerdijkbruggen te verkennen, omdat hij een Franse groep verbindingsofficieren onder de g n ral d ??arm e Eug ne Mittelhauser naar Den Haag moest escorteren. Michon besloot op dat moment te trachten om de Duitsers te verrassen, hoewel hij met zijn onvoorzichtige gedrag natuurlijk de meeste verrassing al had weggenomen.

Het peloton van de luitenant Martin werd opgesteld als voorhoede op de weg tussen Wagenberg en Zevenbergsche Hoek. Daarachter enige motorhuzaren van 5.GRDI en 4.RDP. Kennelijk meende Michon in colonne de Duitsers te zullen verrassen, want creatiever werd zijn plan niet. Aangezien hij een peloton huzaren in Hoge Zwaluwe had gestationeerd en twee pelotons pantserwagens met enige huzaren naar Zevenbergen en Geertruidenberg had gestuurd, was hij met zo ??n 100 man van plan een ??coup de main ?? te plegen tegen de para ??s. Terwijl de formaties Zevenbergschen Hoek binnenreden en uiteindelijk op de Dorpsstraat tot gereedstelling kwamen, verscheen ineens de Luftwaffe. Ju-88 van III./KG.4 grepen in. Michon had al vanaf 11.00 uur zijn aanwezigheid aan de Duitsers laten blijken en toen hij rond 16.00 uur eindelijk gereed was voor actie, intervenieerden de bommenwerpers. De Franse colonne werd een prominent doelwit, net als andere concentraties in Zevenbergen, Etten, Princenhage en andere plaatsen.

De Luftwaffe ging die middag helemaal los op de Franse troepen, die in de sector ten noordoosten van Antwerpen waren verschenen. Ook de in West-Brabant arriverende voorhoede van 25.DIM werd uit de lucht ernstig aangepakt. Het hele westen van de provincie (en noordwesten van Belgi ) zag die middag ernstige luchtaanvallen, met als belangrijkste gevolg voor de burgerij dat een energiecentrale werd getroffen en talloze huizen werden beschadigd of vernield. De Fransen betaalden een flinke prijs. Ze zouden vooral materieel aanzienlijke verliezen lijden. In Zevenbergsche Hoek vielen vijf Franse doden, waarvan vier bij de getroffen pantserwagen. Ook enige tientallen burgerdoden waren er te betreuren. De Fransen vertrokken snel en gebruikten vooral de route over Zevenbergen ?? Oudenbosch ?? Etten om weer terug te komen naar de sector Breda, waar ze pas de volgende morgen in zouden slagen. Voor generaal Mittelhauser moest een andere route gevonden worden. Die voerde uiteindelijk (op 13 mei pas) over de Zuid-Hollandse eilanden. Na dit debacle bij Moerdijk zou geen Fransman meer in de buurt komen van het Duitse bruggenhoofd.

Cruciaal was wat er verder die 11e mei gebeurde. Bij Eben-Emael viel de Belgische voorverdediging, zodat de Maasdefensie van Lanaken tot Luik werd opgegeven. Het Belgische veldleger ging op de hoofdweerstand terug, ook de Kempen werden ontruimd. Bij Vroenhoven (west van Maastricht) steekt de versterkte 4e Panzer Division over het Albertkanaal, doel: het gat van Gembloers. Men neemt bijkans de halve Belgische 7e Divisie gevangen. In de middag rukt men op richting Tongeren, waar met enige lichte Franse verkenners strijd werd geleverd. Die dag al kwam het bericht bij de Fransen aan dat Duitse gepantserde eenheden al tot vlakbij de hoofdweerstand leken te zijn gekomen. Op de rechterflank van de 4e PD, zou spoedig ook de versterkte 3e PD verschijnen. In Holland kwamen de verkenners van 6.RC bij Vught en Moergestel in aanraking met gepantserde Duitse voertuigen. Er werden enige gevangenen gemaakt. Het was duidelijk dat men tegen verkenners van een tankdivisie was aangelopen. De Fransen zagen dus gepantserde troepen over een breed front op zich afkomen, maar gevaarlijker, op de tweede oorlogsdag al een bedreiging van de kwetsbare sector rond Gembloers. Als dat gevaar materialiseerde, konden alle troepen, die ten noorden van Waver waren opgesteld, worden afgesneden van de hoofdmacht.
Giraud verordonneerde in de late middag van 11 mei een grote strategische verkenning door GR 1/35, het met Potez 63-11 uitgeruste verkenningssquadron van het 7e Leger. Het zou op 12 mei met vier vliegtuigen de sector tussen Dordrecht en Herentals (ZO van Antwerpen) verkennen om zo een totaalbeeld te kunnen geven van de dreigingen die het 7e Leger nabij stonden.

De ontwikkeling van het 7e Leger in het noorden ging ondertussen onverminderd door. De beide gemotoriseerde divisies zagen hun hoofdmachten arriveren, terwijl de tanks van 1.DLM inmiddels ook beschikbaar waren gekomen. Groupe Lestoquoi bezette een ijle lijn langs het Markkanaal en het Wilhelminakanaal tot Tilburg, 6.RC en 4.RDP eronder tot over de Belgische grens. Artillerie werd bij Breda en onder Tilburg opgesteld. Het Franse dispositief kwam geleidelijk tot vorming. Dat had de Luftwaffe door gekregen van zijn verkenners en zo begon op 11 mei in de hele sector van Eindhoven tot Antwerpen de niet aflatende inzet van de Luftwaffe, waarbij de burgerij aanzienlijke offers zou brengen.

Bij Giraud en Billotte begon de twijfel toe te slaan. De informatie die zij kregen over de Duitse opmars en de dreiging van Duitse troepen in de sector tussen Den Bosch en Hasselt was alarmerend. Onderwijl had Gamelin rond 13.00 uur aan generaal Giraud een instructie verzonden, die veelzeggend was voor de Franse terughoudendheid om Moerdijk te hernemen:

??De ne pas s ??engager au-del de Breda, d ??o la VII Aerm e est d ??ailleurs en tat d ??aider les Hollandais reprendre le pont de Moerdijk, et de reprendre la liaison avex eux ? .

Dat was niet de instructie tot het hernemen van de Moerdijkbrug, zoals Winkelman bij herhaling zei, dat Gamelin zou hebben toegezegd. Het 7e Leger werd gemachtigd aan zo ??n operatie mee te werken, indien hen dit schikte. Dit laatste liet zeer expliciet de ruimte voor Giraud om een operationele afweging te maken, zoals dit hoort in een operationeel theater. En Giraud zou geen opdracht geven om Moerdijk te hernemen. Het Nederlandse stafwerk stelt onterecht dat de Groupe Beauchesne van 1.CA hiertoe opdracht kreeg. De Groupe Beauchesne, die de linkerflank van 25.DIM diende te beveiligen, zou op 11 mei echter pas met zijn hoofdmacht naar West-Brabant verplaatsen en op 12 mei de noordelijke voorverdediging langs de Mark ontwikkelen, met de meest noordoostelijke uitloper tot Standdaarbuiten door 12.GRDI. 2.GRDI zou de sector Etten voor zijn rekening nemen. Het leidde ertoe dat de lijn Standdaarbuiten ?? Etten de noordoostelijke begrenzing van het Franse front werd. Van een aanvalsopdracht richting Moerdijk aan dit verband was op 11 mei geen sprake. Wel kreeg 2.GRDI op 12 mei voor de middag opdracht om vanuit zijn sector ten zuidoosten van Standdaarbuiten de brug bij Moerdijk (wederom) te verkennen :

??Le 2eme GRDI tant charg de reconnaitre le pont de Moerdijk. Il ne donne qu ??un vague aper u de la situation g n rale. Ex cution imm diate. ??

Die missie leverde niets op maar aan het eind van de middag kreeg 2.GRDI voeling met Duitse pantserwagens. Dit was de Gruppe W ttlitz van 9.AufklRgt. Deze had ruim voordien contact gemaakt met de parachutisten. Dat was om 15.30 uur al tot stand gekomen. Bij Oosterhout was een brug snel gerepareerd zodat men al spoedig over het Markkanaal kwam. Later zou men de bruggen over de Donge bij Raamsdonkveer onvernield aantreffen. Via Den Hout waren de verkenners van 9.PD erin geslaagd om rond 15.00 uur naar Zevenbergschen Hoek te rijden en kort daarna bij de Gouden Leeuw nabij Moerdijk aansluiting te maken met de para ??s. Niets was hen in de weg gelegd, behoudens wat bescheiden Nederlands geweervuur nabij Oosterhout.

Moerdijk genegeerd

Terwijl de Franse hoofdmacht in Nederland arriveerde, begon bij de staf van het 7e Leger de spanning ernstig toe te nemen. De voorposten van 4.RDP hadden in de sector van Hilvarenbeek-Diessen inmiddels met Duitse troepen (56.ID) contact gemaakt. In de ochtend van 12 mei kwam het reeds tot een confrontatie tussen Duitse tanks en Franse pantserwagens nabij Tongeren (B.). Duitse troepen leken door de Belgische Kempen te stormen (56.ID/30.ID). Daarnaast waren het 19.ID, 14.ID en 31.ID die met voorhoedes breed opererend richting Belgische hoofddefensie optrokken. Hollandse vluchtelingen maakten gewag van machtige Duitse formaties. Het was een informatie moza ek dat beantwoordde aan de grote vrees van Giraud: een snelle, massieve Duitse opmars over een breed front, met een geconcentreerde stoot in de zachte buik bij Gembloers. Het 7e Leger zou wel eens het aambeeld kunnen worden waarop de Duitse hamer zou landen. Giraud zocht naar toestemming om zijn ontplooiing te mogen staken en over een terugtocht te mogen nadenken. Die toestemming kreeg hij niet.

Gamelin had echter op 11 mei vermoedelijk al heel goed begrepen dat zijn generaals niets zouden voelen voor het hernemen van de Moerdijkbruggen. Holland gaf geen enkele bondgenootschappelijke steun. Franse bevelhebbers hoorden bovendien dat de Hollandse hoofdmacht uit Brabant was teruggetrokken. En dat leger zou men moeten assisteren? Daarnaast waren de Fransen er per definitie voor hun eigen belang en niet voor het Hollandse. Aangezien er geen enkele vruchtbare samenwerking met de Hollanders lonkte, was het hernemen van Moerdijk geen optie. Giraud en Billotte zullen echter vooral een andere, zwaarwegender, argument hebben gezien om Moerdijk aan de Duitsers te laten. Zij beseften heel goed dat de Duitse parachutisten de brug bij Moerdijk hadden bezet om aansluiting te maken met troepen, die door Brabant zouden stoten. Zouden de Fransen Moerdijk voor de Hollanders hernemen, dan zouden die niets anders doen dan de bruggen opblazen. Het gevolg zou zijn dat het razende Duitse leger dat door Brabant kwam gemarcheerd, zich volledig op het 7e Leger zou gaan storten. Dat was wel het laatste dat Giraud zou wensen. Dan zou zich immers zoveel Duitse druk opbouwen, dat hij tussen Maas en Antwerpen ingeperst zou worden, met alle gevolgen van dien. De druk moest dus afgeleid worden, door de bruggen bij Moerdijk aan de Duitsers te laten. Dan zou een significante Duitse macht naar Vesting Holland oversteken en niet tegenover het 7e Leger ontplooien.

Het is welhaast zeker dat al op de 11e mei deze overweging zowel op het GQG als bij de 1e Legergroep speelde. Dat verklaart ook de open instructie aan Giraud om slechts daar waar het 7e Leger ??in staat was ?? assistentie tot herneming van Moerdijk te bieden. Gamelin wist vanuit de moeizame conceptie bij zijn generaals van de Manoeuvre Breda uitstekend dat Giraud alleen Moerdijk zou hernemen als dit zijn 7e Leger zou baten. Daarvan was geen sprake en dus werd nimmer serieus overwogen om Moerdijk aan te vallen. Ook de operationele aanwijzingen die de generaal Picard aan kolonel Schmidt gaf in de vroege ochtend van 11 mei waren eigenlijk al helder voor de goede verstaander. De Fransen waren slechts ge nteresseerd in een stevige (voor)defensie voor Tilburg en Turnhout. De defensie ten noorden van het Wilhelminakanaal interesseerde ze weinig. Hardnekkig zou men zich slechts achter de Mark willen verdedigen. Het Markkanaal en de sector Moerdijk vielen daar respectievelijk noordoostelijk en noordelijk van en dus erbuiten. Op 12 mei haalde men bovendien de Groupe Lestoquoi weg uit de ruimte tussen Tilburg en Oosterhout, en plaatste deze tussen Breda en Tilburg. Men liet de route over Oosterhout bewust open voor Duitse troepen op weg naar Moerdijk.

Het AHK laat zich misleiden

Onderwijl bleef Den Haag hopeloos geloven in een Franse herneming van Moerdijk, mede n.a.v. een tweede gesprek tussen Gamelin en Winkelman. Het was zelfs zo sterk dat een telefoongesprek van de Nederlandse kapitein Isa cs (39.RI), die op 12 mei met de Groep Spui belde en meldde dat er Franse gemotoriseerde infanterie en gemechaniseerd geschut voorbij kwam, de aanleiding vormde voor het fabeltje in Den Haag, dat een Franse pantserdivisie op het punt stond Moerdijk te hernemen en noordwaarts op te rukken. Woorden, die boven de Moerdijk door de Commandant Vesting Holland werden gedeeld met ondercommandanten en in en om Dordrecht aanleiding zouden geven tot grote misverstanden, toen later die dag Duitse tanks met okergele lappen op het pantser kwamen aangereden en menigeen deze tanks met de langverwachte Fransen associeerde.

De talloze (!) berichten van juist Duitse tanks en pantserwagens, die de Langstraat in Brabant doorkruisten, werden op het AHK als bewuste desinformatie en paniek weggewoven. Winkelman en zijn ondercommandant C-VH generaal Van Andel lieten de Lichte Divisie op het Eiland van Dordrecht dan ook niet met alle macht op 12 mei naar Willemsdorp optrekken, maar naar de Kil. Om die over te steken, vervolgens de Oude Maas bij Barendrecht over te gaan en nadien Waalhaven te bestormen. Een manoeuvre die in vredestijd al dagen zou kosten aan een Nederlandse eenheid, laat staan in oorlogstijd met een vijandelijke suprematie in de lucht. Men was in Den Haag dan ook compleet van de werkelijkheid los en toonde aan dat men geen idee had van oorlogsrealisme: geen flauw idee!

Zo kon het bestaan dat Winkelman en zijn onervaren chef-staf totaal niet inzagen dat het voor de Fransen al op de tweede oorlogsdag onaantrekkelijk was geworden om Moerdijk terug te nemen. Men had op het AHK berhaupt geen idee van de stand van zaken op het slagveld. Men wist niets, men had enige vorm van bondgenootschap op verre afstand gehouden en was zodoende niet voldoende van de strategie op de hoogte. Winkelman en zijn operationele kring hadden zelf de band met het Brabantse leger al in april 1940 afgeknepen. Kolonel Schmidt had geen liaisonstaf gekregen en geen instructie om te co rdineren tussen Den Haag en de Fransen. Op 10 mei nog instrueerde overste J.J.C.P. Wilson, de gekrenkte chef operaties op het AHK (Wilson was de ontwerper van de Peel concentratie en gepikeerd door Winkelman's strategische kanteling), de kolonel opnieuw om te handelen naar eigen goeddunken. Alsof de ijdele Wilson er haast belang bij had om de zaak in Brabant in het honderd te laten lopen. Informatie uit het zuiden kreeg Den Haag dan ook niet via geijkte, voorbereide kanalen. De Fransen zelf hadden geen idee van de betrouwbaarheid van telefoonlijnen dus lieten niets los van waarde en hun liaisongroep zou Den Haag pas op 14 mei bereiken. Zelfstandig de stand van zaken uitvogelen kon men niet, te meer niet omdat men alles wat Duitse informatie bevatte bij voorbaat wantrouwde, daar waar men alles wat bondgenootschappelijk leek bij voorbaat juist leek te aanvaarden. Zo kon het zijn dat de meldingen van teruggekomen militairen en burgers (met telefoon of radio amateurs) over de Duitse opmars door Brabant categorisch werden genegeerd. Den Haag had er dus werkelijk alles aan gedaan om het vormen van een operationeel betrouwbaar plaatje te belemmeren.

Het totale gebrek aan oorlogsrealisme en het aanstellen van een non-strateeg als opperbevelhebber hadden ertoe geleid dat men geen idee had van de stand van zaken. Men wachtte af. Men voer blind. Den Haag wist niet dat op 11 mei in de avond het Belgische Leger op de volle terugtocht naar de KW-Stelling was, dat een sterk Duits pantserkorps nabij Hannuit in Belgi het Franse cavaleriekorps bedreigde en dat de Fransen slechts hun voorgenomen verdediging tot de Mark inrichtten en de sector langs de Maas geheel open lieten. Op 12 mei in de ochtend begon de SS-V Division zich bij 56.ID in de sector oost van Tilburg aan te sluiten en werd de Franse voorverdediging teruggedrongen met gevechten rond Hilvarenbeek, Hooge Mierde en Diessen tot gevolg. Het Franse voornemen om Breda hardnekkig te verdedigen, dat nog in de ochtend van 12 mei leidde tot het bevel de stad te evacueren, was in de avond al teruggedraaid. Den Haag wist niet dat de Duitsers geen Fransman op hun pad vonden naar Moerdijk. Ze wisten wel dat Nederlandse troepen vermoedelijk niets meer deden, want daar hadden ze zelf voor gekozen. Winkelman hield zich blind en doof voor informatie van Duitse progressie, maar onderkende kennelijk evenmin dat een Franse redding van Moerdijk alle Duitse kracht op hen zou laden en dus in Frans nadeel zou zijn. Aldus bleef Winkelman vertrouwen op een reddingboot die nooit te water zou gaan.

Winkelman in zijn hemd gezet

Winkelman had zich bij voorbaat, bij zijn aantreden reeds, slechts ge nteresseerd voor de verdediging boven de grote rivieren en achter de Grebbelinie. Uit alles blijkt dat de man handelde en dacht vanuit paradigma ??s, niet open stond voor andere denkbeelden en alles behalve een originele denker was. Winkelman was een systematische, rechtlijnige planner met bovendien een gevaarlijk grote militair-intellectuele achterstand. Hij was van moderne middelen en tactieken zeer gebrekkig op de hoogte, een cynicus bovendien. Hij wordt wel eens als uitstekend organisator geportretteerd, maar ook dat was hij niet. De feiten pleiten ook tegen dat kwaliteitsstempel. De bevelsstructuren onder zijn regiem waren zeer chaotisch en zwak, zijn organisatorische fouten significant en divers. Hij was daarnaast een zwakke strateeg en geen veldheer. Hij had nauwelijks iets gedaan met de informatie over Duitse eenheden vanuit GS-III. Hij had nauwelijks informatie gehaald, maar vooral laten brengen. Er was informatie omtrent een Duitse tankdivisie en een gemotoriseerde divisie, die voor inzet door Brabant bestemd leken. Winkelman had zich in dergelijke informatie niet verdiept noch er actief naar gezocht, zoals een goede strateeg wel zou hebben gedaan. De basisregel is immers te (moeten willen) weten wat de tegenstander van plan is. Hij sloot zich af voor de zaak, verdiepte zich niet in de plannen van de Duitsers noch de toekomstige bondgenoten, maar handelde als een onvrijwillige kapitein van een overbeladen reddingsboot met als enige taak deze drijvende te houden.

Het gevolg van de aanstelling van Winkelman en zijn onervaren chef-staf was dat in mei 1940 het AHK totaal niet in staat was om juiste afwegingen te maken, omdat alles voor hen een oersoep aan informatie bood. Men had nauwelijks een idee bij de Frans-Belgische strategie, zag dus niet in dat een Franse concentratie ten noorden van Antwerpen gevaar zou lopen bij een Duitse penetratie van de Belgische Maasdefensie tussen Vis en Luik (die op 11 mei al aan de orde was) en bleef dus tegen beter weten hopen dat Franse troepen de achterdeur wel zouden sluiten. Men had eigen middelen om informatie te verschaffen uit de sector genegeerd, zodat geen enkele vorm van statusmeldingen tot stand kwam. Voor luchtverkenning had men de middelen niet beschikbaar, althans, de schaarse middelen werden voor de hoofddefensie bewaard. Dat de situatie voor de Fransen op 11 en 12 mei al precair werd, ontging Winkelman kennelijk totaal. Zodoende bleef Den Haag tegen beter weten in geloven in Franse herneming van Moerdijk, in plaats van zelf met de Lichte Divisie Moerdijk te hernemen en zo onafhankelijk van anderen te worden. De Fransen, die zich door de Hollanders sowieso verraden voelden, lieten de Duitse stoom ontsnappen via Moerdijk en trokken zich vanaf 12 mei in de avond langzaam terug uit de sector. Er zouden nog verliesrijke gevechten volgen bij Breda, Bergen op Zoom, Roosendaal en Woensdrecht, alsmede op Zeeuwse en Belgische grond rondom Turnhout en Essen. 1.DLM zou zwaar betalen voor de strategie van Gamelin. In eigen gelederen zou Gamelin worden verguisd om zijn opportunisme en zijn afkondiging van Manoeuvre Breda. Hij had gegokt en verloren. Zou spoedig worden vervangen, maar daar had niemand meer wat aan.

Winkelman had eveneens op het verkeerde paard gewed. Het militaire beleid binnen Vesting-Holland was fnuikend belabberd geweest, generaal Van Andel totaal ongeschikt voor zijn functie. De Duitse luchtlandingstroepen werden op geen moment concentrisch aangepakt terwijl een overmacht aan Hollandse troepen beschikbaar was. In feite hebben Nederlandse troepen geen enkele serieuze aanval op een Duits bruggenhoofd weten te lanceren in vier dagen tijd. Een bizarre aanvalsopdracht was aan de Lichte Divisie gedicteerd om via waanzinnige omwegen Waalhaven te hernemen. Iedere offensieve beweging van Nederlandse kant faalde. Onderwijl bleef Winkelman sto cijns en oogstte bij sommige lof omdat hij vorstin en kabinet zo keurig rustig te woord bleef staan gedurende de oorlogsdagen. Het was een feit, Nederland had een heer en diplomaat als opperbevelhebber. Hij was alleen niet de militair waar behoefte aan was. Een detail voor sommige, kennelijk.

Nawoord

Nederland maakte in de periode van 1938-1940 onder de generaal Reijnders de merkwaardige keuze om te kiezen voor een hardnekkige defensie in het oosten van Brabant, in plaats van op een linie Den Bosch ?? Tilburg, die voordien bij vele Generale Staf officieren al de voorkeur genoot. In de periode Reijnders werd echter nog wel aangestuurd op een bondgenootschappelijke strijd tegen een agressief Duitsland. Hoe men ook tegen de Peelconcentratie aankeek, deze bood ook de kans om in tweede instantie nog met sterke troepen achterwaarts op Franse formaties aan te sluiten.

Winkelman koos voor de optie om zich uit Brabant terug te trekken en de spreekwoordelijke bruggen op te halen. Met een landmacht die op 11 mei nog nauwelijks 180.000 man te velde kon brengen en munitie voor slechts enkele dagen, was dat een totaal ongeloofwaardige strategie.

Nederland had realistisch gesproken op 10 mei 1940 twee opties gehad: of de verbonden strijd voeren aan weerszijden van de grote rivieren, of de wapens strekken zoals Denemarken had gedaan. De strategie van Winkelman ?? gesteund door de politiek ?? was een bij voorbaat verliezende strategie, welke geen enkel doel diende, maar weer eens aantoonde dat vredeslegers en concessiedenken niet tot kansrijke militaire operaties kunnen leiden. Een les die ook vandaag de dag nog telt, nu de politiek massaal geneigd is de fouten uit het verleden te herhalen en legers te verwaarlozen, in tijden dat we juist de middelen en mensen zouden moeten hebben om het adagium na te leven dat al zo lang opgeld doet: si vis pacem para bellum.

Dit door de auteur geschreven artikel verscheen in mei 2014 in 'Terugblik', het maandelijkse magazine van de Documentatiegroep '40-'45.