De Brandenburger

Inleiding

De inzet van commando ??s bij de pogingen bruggen over de Nederlandse rivieren in te nemen mogen rekenen op een vrij algemene bekendheid. Desalniettemin is er ook veel niet bekend over deze acties.

Allereerst is duidelijk dat de acties ?? vooropgezet als ze waren wegens hun directe oorsprong vanuit de hoogste leiding van de Duitse Abwehr ?? volkomen in strijd waren met het oorlogsrecht. Anderzijds is duidelijk dat daarbij de nuance geldt dat alle voorname belligerenten zich in oorlogstijd ?? ook al in de eeuwen voor de 20ste eeuw ?? schuldig hadden en hebben gemaakt aan spionage en sabotage. Een zwaar aangezet betoog opzetten over de wederrechtelijkheid van de Duitse acties op 10 mei 1940 is dan ook tamelijk zinloos. Het wordt dan ook nagelaten.

Er is in de laatste jaren enig onderzoek gedaan naar met name de Brandenburger Kommandos, de eenheid waar de meeste ??covered ops ?? in de begindagen van WOII uit ontsproten. De Brandenburger zouden echter spoedig van een geheimzinnige eenheid uitgroeien tot een volwaardige en vooral reguliere landmachtdivisie.

Het is in deze bijdrage zeker niet de bedoeling te pretenderen dat er een volledige bespreking wordt gegeven van de Brandenburger. Er wordt vooral gekeken naar de voor het focusgebied ?? de opmarsroute van vooral 26.AK ?? interessante acties alsmede uiteraard de betrokkenheid van de Abwehr bij de strijd op het Zuidfront.

De Brandenburger

In oktober 1939 kreeg Hauptmann Dr. Von Hippel bevel van Admiral Canaris [commandant van de Abwehr] om een eenheid op te zetten die commando acties in Nederland, Belgi en Frankrijk moest gaan uitvoeren. Die eenheid moest als een Sabotage- und Eingreif Kompanie vorm worden gegeven. Om voor zogenaamde ??Handstreich aktionen ?? een geschikte eenheid te vormen kreeg hij bovendien een ontheffing om Nederlands, Vlaams en Frans sprekende mensen in zijn eenheid te rekruteren, hetgeen onder de Duitse wet in feite verboden was.

De eenheid vond een thuis in Brandenburg an der Havel. In een gemilitariseerd gasthuis aan de Quantz See doorliepen alle kandidaatleden van de eenheid hun basistraining bij de Abwehr. Ze werden daar geoefend in sabotagetechnieken, gebruik van communicatiemiddelen, springstofomgang, buitenlandse wapens en camouflagemethodieken. Het Abwehr bureau van Major Marguerre verzorgde de uitreiking aan de specifieke eenheden van buitenlandse uniformen en burgerkleding als ook documenten en wapens. De genistenopleiding ?? die allen moesten doorlopen ?? werd door Technisch Inspektor Kutsche geleid.

In de loop van oktober 1939 kreeg de eenheid bovendien zijn naam ??Baulehr Kompanie zum besondere Verwendung 800 ??. In november ontstonden nog twee compagnie n in Brandenburg met min of meer gelijke taakstelling. Dezelfde maand kregen de eerste groepen Brandenburgers opdrachten bij de toen al op stapel staande invasie van het westen.

In december 1939 bestond de eenheid inmiddels uit vier compagnie n met een staf, en werd als zodanig als Baulehr Bataillon zbV800 aangeduid. Vlak hierna wijzigde zich de taakstelling van de eenheid in die zin dat een ambitieus plan tot ontwikkeling kwam om in Belgi en Nederland talloze bruggen middels een ??Handstreich ?? in handen te krijgen. Men kreeg daarom aanvullende training in omgang met handwapens, vertrouwd gedrag tonen in vreemd uniform en vooral methodieken om ongemerkt bij de objecten te geraken.

Drie taakgerichte eenheden kregen opdrachten voor het Nederlandse grondgebied. Dat betrof I.Zug van de 4e Kp onder Leutnant Witzel [plv was Feldwebel St hr], die met 60 man in het Reichswald bij Goch-Asperden werden ondergebracht. Zij waren geconcentreerd op vier bruggen over het Maas-Waalkanaal. Daarnaast II.Zug van de 4e Kp onder Leutnant Grabert die in Arsbeck bij Reydt [t.h.v. Venlo] werd ondergebracht met 40 man. Oberleutnant Walther - de Kompanief hrer - was bij hen ingedeeld en zou een speciale taakgerichte stoottroep leiden. De doelen waren vier Maasbruggen. Bovendien een peloton ?? die de dekmantel ??Baulehrzug 81 zbV ?? kreeg ?? onder Feldwebel K rschner die als taak had vier bruggen [Stein, Urmond, Berg en Obbicht] over het Julianakanaal in handen te krijgen.

De manschappen werden vrijwel overal gesteund door enkele manschappen in Nederlands militair uniform. Onder de militaire of civiele dekmantels was men uitgerust met machinepistolen, gewone pistolen en handgranaten. De groepjes bestonden meestal uit zes tot negen manschappen waarvan tenminste een man Nederlands sprak. In sommige gevallen, zoals bij Roermond, werd een Nederlandse V-Mann [Vertrauensmann] gebruikt als dekmantel.

Batallion zbV 100

Naast de Brandenburger was het Abwehr Batallion zur besondere Verwendung 100 uit Breslau actief. Deze eenheid kreeg (tenminste) twee bruggen in opdacht, die bij Westervoort en Nijmegen. De ingezette eenheid stond onder bevel van Hauptmann Fleck.

Het Sonderverband Hocke, dat in Zuid-Limburg optrad, was samengesteld uit manschappen van zowel de Brandenburger als de Breslauer.

Enkele groepjes besproken

De bruggen over het Julianakanaal werden door de kleine groepjes Brandenburger succesvol genomen, maar hun succes werd elders door de verloren Maasbruggen nogal geminimaliseerd.

Elders had men vaak minder succes. Bij Roermond trad pelotonscommandant Leutnant Grabert samen met 15 man en een zogenaamde V-Mann op. Ze waren in Nederlands landmacht uniformen gekleed. De eenheid werd echter door een Nederlandse patrouille staande gehouden, en spoedig ontmaskerd. De missie mislukte.

Bij Buggenum zou de brug door een zesmansformatie worden genomen onder Unteroffizier Hillmers. Met uitzondering van de Unteroffizier die reeds gewond was achtergebleven voor de brug, gingen de manschappen de lucht in met de brug.

Wilhelm Walther

De brug bij Gennep werd door een stoottroep onder Oberleutnant Wilhelm Walther uitgevoerd. Plaatsvervanger van de Oberleutnant was de Feldwebel St hr. Er waren drie Nederlanders ingedeeld. Alle drie waren in Marechaussee uniform gestoken. Negen Duitsers waren ingedeeld als zogenaamde gevangenen. De groep telde dus twaalf man inclusief de commandant. Onderweg weigerde een van de drie Nederlanders verder mee te gaan omdat hij in tweede instantie geen landverraad wilde plegen en werd door een der Duitsers bewaakt. Zodoende gingen slechts tien man door naar Gennep. Ze slaagden in hun opzet. De actie staat beschreven bij de bespreking van de Maaslinie. Oberleutnant Walther raakte licht gewond aan de wang bij de operatie, en werd op 24 juni 1940 met het Ritterkreuz onderscheiden voor de geslaagde actie.

De Brandenburger actie bij Katwijk aan de Maas (Mook) slaagde niet. De formatie aldaar, waar in de literatuur diverse onderofficieren als commandant van werden genoemd, is om n of andere reden gestrand. De spoorbrug werd tijdig opgeblazen.

Bij Heumen [zie bespreking Maas-Waalkanaal] werd de helft van de eenheid van Leutnant Witzel ?? 34 man ?? ingezet. Vier man verkleed als Marechaussees en dertig vermeende Duitse deserteurs. Witzel zelf leidde de operatie. Tenminste twee Nederlanders waren onderdeel van de eenheid. Onder hen ene Lucassen, die voorop was gegaan. De actie lukte aanvankelijk, maar ?? zoals elders beschreven ?? leidde tot een langdurige patstelling langs het kanaal.

De andere acties aan het kanaal mislukten. De overige besprekingen vallen buiten de focus van deze site.

Inzet op het Zuidfront

Er is geen aanleiding te vinden om te veronderstellen dat er Brandenburger Kommando's werden ingezet op het Zuidfront van Vesting-Holland, maar wel werd uit Abwehr II (K ln) een aanzienlijk aantal 'Nederland kenners' en Nederlands sprekende heren ingezet die door de Abwehr eerder waren verworven om schimmige inlichtingenwerk te verrichten in Nederland en Vlaams-Belgi .

De Nederlander Douwe de Vries was er n. Op deze website werd hij eerder zonder zijn expliciete naam genoemd, maar inmiddels wordt zijn naam in andere publicaties uitdrukkelijk opgenomen, zodat er geen belemmering meer is dat hier ook te doen. De Vries gaf van zijn bijdrage - beweerdelijk uitsluitend als tolk - in 1947 zelf tijdens onderzoeken rapport aan ondervragende politiebeambten.

Andere namen komen opmerkelijk genoeg uit Belgische onderzoeken voort. De Belgische historicus Eti nne Verhoeyen schreef een zeer interessant werk "Spionnen aan de achterdeur - De Duitse Abwehr in Belgi 1936-1945". Hierin werden enige Belgische agenten voor de Abwehr gekoppeld aan specifiek het Nederlandse Zuidfront. Twee mannen uit Eupen, het bekende Duits-Belgische stadje dat na Versailles aan de Belgen werd toegewezen en uiteraard een prettig oogstgebied voor de Abwehr was. Beide heren waren uit het Belgische leger gedeserteerd, gekende nationaalsocialisten en hadden zich laten recruteren voor de Abwehr Sondergruppe die allerhande schimmige taken in Nederlands sprekend gebied plande. Het waren Willy Kalscheuer en Jules Delhaes. Het Luikse oorlogsarchief [dossier no. 2346/47 inzake Delhaes] zou weergeven dat beide heren op het Zuidfront werden afgezet.

Anderen die Verhoeyen expliciet aan Waalhaven in mei 1940 koppelt zijn Meert, Klingenburg en Walter Keilholz. Eventueel ook Striefler. Walter Keilholz kwam uit Rheydt (bij M nchen Gladbach), de geboorteplaats van Goebbels. Hij was een textielondernemer, academisch gevormd. Maurits Meert, ook een textiel man, kende hem mogelijk en kan wel eens de werver van Keilholz zijn geweest De Belg Meert kwam uit St-Niklaas, kwam in 1939 bij de Abwehrstelle II en gaf o.m. Nederlandse les. Meert lijkt de Sondergruppe te hebben geleid, welke uit 24 leden heeft bestaan, allen bedoeld voor Vlaanderen en Nederland. Ernest Klingenburg had in Leiden gestuurd, maar was Duitser, historicus. Hij werkte bij het Westdeutsches Forschungsinstitut [nationaal-socialistisch wetenschapsinstituut]. Dat laatste deed ook Frits Striefler, die in de jaren dertig in Leuven politiekbestuurlijk actief was ter bevordering van Duitsgezindheid.

Bekend is dat de meeste hiervoor genoemde mannen behoorden tot de groep die zich met economie, handel en financi n bezig hield. Alleen Striefler en Klingenburg waren bij cultuur en onderwijs betrokken, wat door hun (nazi)wetenschappelijke achtergrond logisch lijkt. Vooroorlogs waren zij vooral actief als informatieverstrekkers aan Legergroep B en - voor Nederland - 18e Armee. Ze gaven praktische wenken aan de eenheden die zouden opereren in de taakgebieden. Met die achtergrond is het dus eventueel k mogelijk dat ze in mei 1940 zijn ingezet voor bijvoorbeeld het veilig stellen van het Nederlandse goud in de bijbank van DNB in Rotterdam. Dat is een pure suggestie uiteraard.

Verhoeyen vindt ook duiding van tenminste een deel van de inzettaken van de Abwehr mensen in kwestie. Dat deel is zo boeiend dat het hieronder wordt geciteer. Het staat op pg. 300 van zijn voornoemde boek:

> In maart 1940 werd de groep voor een pioniersopleiding naar het kamp Wahnerheide bij Keulen gezonden. De groepsleden kregen op 6 mei 1940 bevel zich naar Fliegerhorst G tersloh te begeven. Daar werden ze in groepjes verdeeld. Meert, Klingenburg, Delhaes, Kalscheuer, Keilhoz en mogelijk Striefler landden in de ochtend van 10 mei 1940 op het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam, waar ze zich met de staf van het 1e Fallschirmj gerregiment in verbinding moesten stellen. Meert kreeg opdracht Nederlandse gevangenen en officieren te ondervragen. Nadat generaal Student in Rotterdam was aangekomen, gaf hij de groep bevel zich naar de Moerdijkbruggen te begeven, waar zij dezelfde rol vervulden. Voor deze inzet kregen ze op 25 mei 1940 das Eiserne Kreuz 2. Stufe. (...) De meeste leden van de Sondergruppe werden op 10 mei 1940 evenwel niet met de 7. Fliegerdivision meegestuurd, maar rechtstreeks vanuit Keulen naar de plaats gezonden, waar ze in het bezettingsbestuur of voor de Abwehr zouden functioneren.<

Het voorgaande geeft een beeld van een specifieke groepje Abwehr mannen, maar niet van allen die op het Zuidfront actief werden. Zo is Douwe de Vries niet genoemd en kwam deze vermoedelijk ook niet via deze Sondergruppe aan het Zuidfront, maar via de zbV organisatie, met een andere operationele doelstelling. De genoemde 'pioniersopleiding' is overigens een dekmantel geweest. Men kreeg in deze kampen doorgaans slechts een basisinfanterieopleiding. De meeste waren immers gewoon burger zonder militaire opleiding.

Van opmerkelijke, misleidende operaties door Duitse militairen op het Zuidfront, waarbij Nederlands sprekende 'Duitsers' zich verraderlijk zouden gedragen, lijkt geen sprake te zijn geweest. Er is in tegenstelling tot op andere fronten geen enkel verhaal dat te koppelen valt aan Brandenburger-achtige gebeurtenissen. Het lijkt er dan ook op dat men hier Abwehr mensen vooral heeft ingezet - of zal hebben ingezet - ter verkrijging van informatie te velde (field intelligence). Daarbij is het bepaald niet uitgesloten dat deze lieden zijn ingezet bij bijvoorbeeld aftapacties van de Nederlandse telefoons. Er liepen zeer voorname internationale en nationale verbindingen binnen de Duitse luchtlandingscorridor. Die konden eenvoudig worden afgetapt en dit zal - zo is de overtuiging van auteur dezes - vrijwel zeker zijn gebeurd. Goede beheersing van het Nederlands was daarbij voor de Duitsers uiteraard noodzaak en zodoende lijkt het aannemelijk dat de hier gelande Nederlands sprekende Abwehr heren vooral voor dit soort intel zijn ingezet, behoudens mogelijk ondervragingen van krijgsgevangenen en burgers.

De enige kwestie die wellicht tot de realistische mogelijkheden heeft behoord en die tevens vrij onopgemerkt zou kunnen hebben plaatsgevonden is het verspreiden van verwarrende informatie per telefoon door de Abwehr agenten. Indien men kon tappen, kon men ook inspreken of onderscheppen. In Dordrecht met name is door veel mensen beweerd dat ze met 'spooktelefoontjes' of 'verdachte telefoontjes' te maken hadden. Dit lijkt echter ook een bewering die voortkomt uit de 'fog of war', want menige bewering kan inmiddels worden ontzenuwd. Zo is er met name rond de overste Mussert en de top van de Lichte Divisie sprake geweest van verregaande frictie. Daarbij kwamen teven de generaal Van Andel (C-VH) en de kolonel Van Andel (met chef-staf Calmeijer) van Groep Kil in beeld. In de frictie tussen die autoriteiten is vrij weids beweerd dat men met valse telefoontjes te maken had, wat men vooral aan de overste Mussert verweet (die twee dagen lang zijn bureau naast de telefooncentrale van Dordrecht had). Menigmaal werd door met name officieren van de LD beweerd dat ze valselijk met anderen meenden te zijn verbonden. Naoorlogs werden veel van die gevallen echter ontzenuwd en bleek men gewoon werkelijk met de ander (die men voor nagebootst hield) te zijn verbonden. Daarom is het lastig om hierin een handtekening van werkelijk verraad te zien.

Voor de conclusie dat die spooktelefoontjes - als ze dat al werkelijk waren - er vermoedelijk niet echt zullen zijn geweest is nog een verklaring te geven. Indien de Duitsers werkelijk stil konden meeluisteren met allerhande Nederlandse militairen die (bij gebrek aan alternatieve communicatiemiddelen) over het open net met elkaar belden - overigens vaak wel in een basale code - zouden ze vermoedelijk niet snel die activiteit verraden door valselijke berichten actief via de telefoon te verspreiden. Het gevolg zou dan immers zijn dat de Nederlanders al gauw het net niet meer zouden vertrouwen. Overigens, men kan veel over Hollandse officieren zeggen, maar men was zich van luistervinken zeer wel bewust. Alleen als de emotie en de stress het van de ratio en beheersing overnam - volgt u als lezer de gesprekken tussen C-VH en C-Gr Kil op 12 mei rond Mussert - dan werd erg veel informatie in klare taal over de telefoon gewisseld. Ook afstemmingen tussen Gr. Kil en LD zijn over dit net gewisseld. Dat kon men dan wel in code doen, maar die uitwisseling op zich, van twee autoriteiten die zich aan elkaar kenbaar maakten, maakte duidelijk dat LD en Gr Kil met elkaar zouden samenkomen. Dat kon in feite maar op n locatie gebeuren, onder Dordrecht. Dat vergde weinig Duits vernuft om dat zelf vast te stellen.

Raid in Rotterdam - 13 mei

In Kurowski's 'Deutsche Kommandotrupps 1939-1945' wordt gesuggereerd dat er op 13 mei onder bevel van Korvettenkapit n Kilwen van de Abwehr een actie werd uitgevoerd bij een Nederlandse werf waar men op zoek zou zijn geweest naar het Nederlandse ontwerp voor een degaussing apparaat [apparaat om schepen te demagnetiseren om ze een neutraal magnetisch profiel te geven tegen detectie door magnetische zeemijnen]. Zowel het apparaat als de bouwtekeningen zouden zijn onderschept en de Nederlandse lieden op de werf gevangen gehouden tot de 15e mei.

Kurowski zijn bron is onbekend. Daar wordt navraag naar gedaan. Het is echter vrijwel zeker niet een degaussing apparaat waar men naar zocht maar het ontwerp van luitenant ter zee 1e klasse J.J. Wichers voor de snorkel. Dit ontwerp was vanaf de O-16 ingebouwd in de Nederlandse onderzee rs om met gemoffelde diesel te kunnen varen op periscoopdiepte terwijl er lucht kon worden gehapt door een pijp die naast de periscope boven water uitkwam. Dit apparaat werd luchthapper of snork(el) genoemd. Het is bekend dat deze plannen in Duitse handen vielen en (doorontwikkeld) zouden leiden tot een standaard toepassing op alle Duitse U-Boten. De Engelsen die het via de ontsnapte Nederlandse onderzee rs in handen kregen lieten het van de Nederlandse boten slopen, omdat ze het te gevaarlijk achtten.

Volgens Kurowski werd een Marine-Kommando onder leiding van de voornoemde officier van de Abwehr ingeschakeld om e.e.a. op 13 mei veilig te stellen. Dit commando zal dan op Waalhaven zijn geland, vermoedt auteur. Deze zaak blijft in onderzoek.