Groep Spui

Inleiding

De Groep Spui werd op 12 mei gevormd uit delen van Brigade C en D ?? die tot dan toe in het oostfront Vesting-Holland de bezetting hadden gevormd ?? alsmede uit delen van de bestaande bezetting van het zuidfront Vesting Holland. De Groep bezette de meest rechter (westelijke) zijde van het zuidfront, tussen de kust en de vakgrens met het aanleunende Groep Kil, inclusief het tot haar gezagsgebied behorende Goeree Overflakkee.

Het tot 12 april 1940 bestaande Commando Zuidfront verviel als lokaal commando en werd door de staf van de C-VH waargenomen. Voordien had de commandant van de Groep Spui, de geheractiveerde reserve kolonel G.A. de Brauw, de functie van commandant zuidfront gedragen.

De C-Gr. Spui en Gr.AC [q.q. C-14.RA, majoor C. de Wijs] hadden hun hoofdkwartieren in Oud-Beijerland, in het noordelijke deel van het vak, vlakbij de Oude Maas en Spui. De Groep was opgedeeld in drie (sub)vakken en een Bruggenhoofd, van west naar oost de vakken Rocanje, Hellevoetsluis en Numansdorp alsmede het Bruggenhoofd Willemstad.

De sterkte van Groep Spui is in het resum van de sterkte van het zuidfront Vesting-Holland slechts meegenomen t.a.v. het Bruggenhoofd Willemstad. De andere delen kwamen niet of nauwelijks in beeld bij de strijd die in mei 1940 aan het zuidfront zou worden gevoerd. Voor zover zij dat wel kwamen, worden zij bij de behandeling van de strijd als versterkingen aangemerkt.

Samenstelling en opstelling Groep Spui

De Groepsstaf had een samenstelling van 29 officieren, inclusief de commandant van de beveiligingstroepen en de Gr.AC, die geen onafhankelijke staf had, maar slechts zijn regimentsstaf. Het aantal minderen bij de staf Groep Spui lag rond de 200 man. Exacte cijfers ontbreken.

Voorts bleven te Oud-Beijerland enkele officieren die oorspronkelijk tot de staf Commando Zuidfront hadden behoord, maar na 12 april 1940 feitelijk tot de stafsectie Zuidfront van C-VH behoorden. Dat waren een onbekend aantal officieren. Het Stafwerk [1] suggereert dat dit er 14 waren, maar zeker is dat bijvoorbeeld de commandant stafsectie zuidfront bij C-VH, kolonel Higlij, in Den Haag zat en niet in Oud-Beijerland. In Oud-Beijerland zaten van de stafsectie zuidfront in elk geval twee stafofficieren der artillerie, een genieofficier alsmede enkele intendanten.

Niet alleen had de Groep Spui ?? in vergelijking tot Groep Kil ?? een beter bezette eigen staf, maar het beschikte bovendien ook over twee Vakstaven, die bij Groep Kil ontbraken. Hoewel die Vakstaven grotendeels uit de staven der reeds aan het zuidfront gelegen eenheden bestonden (en dus niet boven de sterkte waren), waren zij al ingewerkt in hun taakgebieden en bovendien werkelijk vormgegeven als staven. Dat gegeven ontbrak geheel bij de Groep Kil.

Vak Rockanje en Vak Hellevoetsluis hadden een gezamenlijk commando, en werden ook gezamenlijk aangeduid als Vak Hellevoetsluis [C. reserve majoor F.J. Goedhart]. Er was echter sprake van subvak Rockanje [C. q.q. C-I-39.RI, reserve majoor A.J.M. Thijssen] en subvak Hellevoetsluis [C. q.q. C-1-II-34.RI reserve kapitein J. van der Wal], wat een geostrategische oorzaak had in het doorsnijden van het Vak Hellevoetsluis door het Voornsche Kanaal. De staf was echter een integraal Vakcommando die in Nieuwenhoorn, west van het kanaal, huisde.

De bezetting van subvak Rockanje bestond uit slechts twee kustposities, die door 2-I-39RI werden bezet, een positie aan de mond van de Haringvliet tegenover Stellendam (Goeree Overflakkee) bezet door 39.ResGC (dat een sectie te Ouddorp op Goeree Overflakkee had gedetacheerd) en een sectie MC-I-39.RI, en in de uiterste zuidoostelijke punt van het subvak, bij Hellevoetsluis, het Subvak commando [C-I-39.RI] met 3-I-39.RI en een sectie MC-I-39.RI.

Het Vak Hellevoetsluis oost van het Voornsche Kanaal was alleen aan de zuidzijde, de oevers van het Haringvliet, bezet met troepen. Slechts 1-II-34.RI met twee secties van 11.MC lagen daar in enkele met s.p.o. ??s en piramide kazematten uitgebouwde posities. De grootste plaats in het mandaatgebied van Groep Spui, Spijkenisse, dat bovendien de enige belangrijke brug in het gebied aldaar had liggen, was onbezet.

Het Vak Numansdorp, met haar stafkwartier te Klaaswaal [C. q.q. C-34.RI, reserve luitenant-kolonel D. van der Zee met vervanger ?? wegens ziekte ?? reserve majoor H.G.A. G tz], werd bezet door de hoofdmacht van 34.RI [min 1-II]. Het was opgedeeld in drie sectoren, met als zwaarst bezette die rond Numansdorp waar alle Groepsartillerie was opgesteld, tweederde van de infanterie ondersteuningswapens [twee secties mortieren, driekwart van de batterij 6-veld] en een met een sectie van 11.MC versterkt I-34.RI. De rest van het Vak, dat west van Numansdorp lag, werd bezet door 2-II en 3-II-34.RI met MC-II langs de oevers met het Haringvliet, de derde sectie mortieren en een stuk 6-veld. Te Piershil was de thuisbasis van 13.C.Pn en in Nieuw Beijerland lag de Groepsreserve, gevormd door 1-III-34.RI.

Het Bruggenhoofd Willemstad [C. q.q. C-1-I-39.RI, reserve kapitein J.W.N. Meijjes] had een veiligheidsbezetting, omdat in geval van oorlog (vlak voor de meidagen) was besloten dat het vestingstadje ?? dat als voorverdediging voor het Vak Numansdorp fungeerde ?? door 3.GB zou worden verdedigd, nadat dit grensbataljon haar grenstaken zou hebben afgerond. De veiligheidsbezetting bestond uit 1-I-39.RI met de helft van de MC-I-39.RI. Voor een uitgebreide bespreking van het Bruggenhoofd, zie de aparte bespreking van Bruggenhoofd Willemstad.

De bespreking van de artillerie en de overige eenheden volgt hieronder.

Artillerie

Groep Spui had oorspronkelijk vooral een aantal kustbatterijen in haar mandaatgebied. Bij Rockanje, Nieuw Helvoet en Numansdorp stonden drie batterijen met elk drie stukken 7,5 cm kustgeschut opgesteld als bewaking van het Haringvliet en de westelijke toegang tot het Hollands Diep. Voorts stonden de drie afdelingen artillerie I-14.RA, II-14.RA en 26.AA in drie posities rondom Numansdorp opgesteld.

Het detachement kustartillerie Hellevoetsluis in het Vak bestond uit de Batterijen IX en X. De door de batterijen gebruikte stukken waren van de types 7 lang 40, oud marinegeschut van 7,5 cm. De beide Batterijen werden gecommandeerd door de reserve kapitein P.A.W. van der Wolff, waaronder tevens viel de 2e Sectie der Zoeklichten Afdeling Vesting Holland. De Batterij XI te Numansdorp, met twee zoeklichten, had ook de beschikking over drie vuurmonden van het voornoemde type en werd gecommandeerd door reserve kapitein A.D. Vink. Alle drie de batterijen hadden als bescherming tegen laagvliegende vliegtuigen een tweetal M.18 Vickers mitrailleurs ter beschikking.

De twee Afdelingen artillerie van 14.RA [C. majoor C. de Wijs], beiden ten noorden van Numansdorp opgesteld, hadden de beschikking over ieder twaalf vuurmonden van het oude Krupp vestinggeschut 12 lang staal [12 L 24], daterende uit 1878, een traagschietende 12,5 cm kaliber vuurmond op hoog vestingaffuit. I-14.RA [C. reserve kapitein D.N. de Breukelaar] stond aan de rechterzijde (west) van Numansdorp in het Vak, en II-14.RA [C. reserve kapitein H.J. Itz] aan de linkerzijde (oost).

Het ten oosten van Numansdorp opgestelde 26.AA [C. reserve kapitein L.N.H. van Zutphen] beschikte over twaalf Krupp 15 cm vuurmonden van het type 15 lang staal [15 L 24], het zwaardere broertje van de vuurmonden van 14.RA, ingevoerd bij de landmacht in 1880. Elders waren nog eens twaalf vuurmonden opgelegd, die als volledige reserve konden dienen. Zelfstandige tractie hadden de drie Afdelingen niet, zodat zij pas na aantrekken van externe tractie tot stellingverplaatsing konden overgaan. Daarbij zij gezegd dat de 12 lang staal weliswaar door paardentractie kon worden verplaatst, maar de 4,7 ton zware vuurmonden van 15 cm waren alleen maar door zware trekkers te verplaatsen. Als dit door paarden diende te geschieden had men daarvoor een span nodig van minimaal 16 paarden!

Overige onderdelen

Groep Spui kende ook enige maritieme eenheden, deels ressorterende onder de landmacht, deels onder de marine.

Drie detachementen vaartuigendienst Haringliet West en Oost alsmede een detachement zinkschepen (voor versperringen) opereerden in het mandaatgebied. Commandant van het detachement Vaartuigendienst West was reserve kapitein der vaartuigendienst N.A.H. Kieken, de commandant van Oost was de reserve kapitein der vaartuigendienst A. van Unen. De Detachementen waren verdeeld over Hellevoetsluis en Numansdorp. In die laatste plaats was het Detachement Zinkschepen, onder de reserve kapitein der torpedisten A. den Engelsen, ook gestationeerd.

De marine middelen in het mandaatgebied van Groep Spui vielen onder de Commandant Maritieme Middelen [CMM] luitenant ter zee 1e klas F.B. Veenstra. Hellevoetsluis was tot 1932 een offici le marinebasis geweest, maar had nadien die functie verloren met uitzondering van een depot voor zeemijnen. De CMM had een klein hoofdkwartier ingericht in het voormalige Marinehospitaal aan de kleine haven van Hellevoetsluis (1). De CMM ressorteerde niet onder de C-Gr.Spui, maar onder de Commandant der Marine Willemsoord.

(1) Helaas is dit historische gebouw eind november 2009 door brand verwoest.

De CMM Hellevoetsluis beschikte over twee gemilitariseerde zeesleepboten [BV 20 ?? voormalige ??Blankenburg ?? ?? en BV 21 ?? voormalige ??Hoek van Holland ??] en een oud marineschip de Hr.Ms. Balder [t.w.l. in 1878], dat echter in mei 1940 op een werf te Bolnes aan de Nieuwe Waterweg groot onderhoud onderging. De Hr.Ms. Balder was een zogenaamd strijkijzer, een lichte kanonneerboot met brede romp en weinig diepgang, geschikt voor kust- en rivieroperaties [zgn ??brown water ops ??] en uitgerust met twee kanons van 5 cm. De bemanning van de Hr.Ms. Balder, aangevoerd door de kapitein van het schip, luitenant ter zee 2e klas C.L.J.F. Douw van der Krap, was tijdens het grootonderhoud tijdelijk ondergebracht in Rotterdam, bij het Depot Marinetroepen.

Naast de varende eenheden waren er twee marine kustwachtposten [33 en 34] aanwezig te Rockanje en te Westhoofd, welke eveneens onder de CMM vielen. Co rdinatie bestond er met het Detachement Kustartillerie voor het gehele portfolio aan bewakingstaken.

Tenslotte was er nog het Fort Ooltgensplaat, op Goeree Overflakkee. In dat oude Fort was een detentie inrichting voor politieke gevangenen, de beroemde 21 gedetineerde prominenten. Die 21 gevangenen waren enkele dagen voor de Duitse inval aldaar ge nterneerd en vielen tot de inval onder het Ministerie van Justitie en na de inval onder het AHK. Het detachement had een militaire sterkte van n officier en 45 man Politietroepen. Ze werden verzorgd door de Groep Spui, in wiens gezagsgebied het detachement viel.

Samenvattend

Groep Spui was geen sterke eenheid. Het was in hoofdzaak gevormd rondom 34.RI, waarvan echter een volledig bataljon (min een compagnie) aan Groep Kil was afgestaan. Dat afgestane bataljon was weer aangevuld door I-39.RI. Met een bescheiden versterking van 39.Res.GC en twee sectie van 11.MC, had de Groep Spui dus slechts een licht versterkt regiment als infanteriesterkte. Daarentegen was de artilleristische sterkte relatief groot, met drie afdelingen van 12,5 en 15 cm geschut en drie batterijen licht kustgeschut. Dat mocht echter niet al te veel naam hebben, daar de drie afdelingen artillerie werden gevormd met de oudste vuurmonden die het Nederlandse leger bezat, zijnde het stalen vestinggeschut dat in 1878 respectievelijk 18880 zijn intrede bij de landmacht had gedaan. Qua luchtafweer was de Groep Spui helemaal aangewezen op de eigen zware mitrailleurs en de zes daartoe beschikbare mitrailleurs van de detachementen kustartillerie. Er stond geen enkel stuk luchtafweergeschut in het gehele gezagsgebied.

De sterkte van Groep Spui, zonder de middelen van CMM en overige maritieme onderdelen, lag op circa 3.000 man. Daarvan lagen ongeveer 550 man in het Vak Hellevoetsluis (inclusief Goeree Overflakkee, exclusief de Politietroepen in Fort Ooltgensplaat), 230 in het Bruggenhoofd Willemstad en de rest in Vak Numansdorp.

Naast het zeer geringe risico van een maritieme aanval vanuit zee, had Groep Spui slechts n kritisch front en dat was in en tegenover Willemstad. Vandaar dat het gros van het potentieel van de Groep ook in die kleine sector was geconcentreerd.