Artillerieopstellingen

Inleiding

De artillerie werd, door de instructie van 12 april 1940 van de OLZ tot versterking van het zuidfront, pas voor het eerst werkelijk goed vertegenwoordigd. Voordien was er nauwelijks artillerie op het zuidfront te vinden. Het betekende dat in de tweede helft van april 1940 de artillerie - naast de afdelingen 25.AA en 26.AA - werd uitgebreid met twee afdelingen van 23.RA [7-veld], I-17.RA [twee bt 7-veld] en 14.RA [drie afdelingen 12 lang staal]. Tot dat moment was er nauwelijks artillerie beschikbaar geweest voor het zuidfront [zie Zuidfront in september 1939].

Opstellingen en vuurplannen

De vuurplannen en artillerie- en mortierstellingen voor Groep Kil werden eind april en begin mei afgestemd. De opstelling van de oudere gefixeerde artillerie [twee afdelingen met elk twaalf stukken 15 lang staal] werd verbeterd. De stukken 15-lang staal hadden wegens een sterke terugloopactie een solide rembedding nodig, en vanwege hun zeer hoge profiel [het was stellinggeschut] een vrij diepe opstellingsput om niet al te kwetsbaar te zijn voor vijandelijke tegenmaatregelen. De meeste maatregelen voor de beide Afdelingen waren echter al genomen (voordat de Groepen Kil en Spui werden gevormd), omdat zij al sinds december 1939 aan het zuidfront waren opgesteld.

De Wacht

De opstellingen van de luchtafweer en veldartillerie waren grotendeels open. De artillerie werd geconcenteerd langs de zuid en oost randen van de Hoekse Waard. De beide afdelingen 15 lang staal dekten elk een strategisch punt. De afdeling 26.AA [viel onder Groep Spui] stond in een kaarthoek richting Willemstad, 25.AA in een hoek richting Moerdijk.

De batterijen 7-veld van de Groep Kil in de Hoekse Waard [I en II 23.RA; resp. drie en twee batterijen] stonden centraal en verder noordwaarts in de Hoekse Waard opgesteld. I-23RA stond met drie batterijen bij Mookhoek, II-23.RA met haar beide batterijen achter 25.AA aan de Schenkelsdijk. Beide afdelingen van 23.RA stonden in het open veld.

De Groep Spui beschikte naast 26.AA over I en II-14.RA. Beide afdelingen waren uitgerust met drie batterijen met ieder vier oude vuurmonden 12-lang staal. II-14.RA stond ten noorden van 26.AA en had als kaarthoek Willemstad oost. I-14.RA stond westelijker, net ten noorden van Numansdorp, en had als kaarthoek Willemstad zuid. Zodoende dekten alle drie de afdelingen een sector van het gebied rondom Willemstad.

Op het Eiland van Dordt stonden twee artillerie afdelingen, beiden vallende onder de Groep Kil. Het meest zuidelijk [in de Nieuwe Beerpolder] stonden twee batterijen 7-veld geschut van I-17.RA [de rest van dit regiment lag in Zeeland]. Zij konden rechtstreeks vuursteun bieden aan de verdedigers van het zuidelijk bruggenhoofd Moerdijk. Bij Rustenburg, noordoostelijk van I-17.RA, stonden drie batterijen 12-lang staal van III-14.RA. Ook deze stukken konden rechtstreeks steun verlenen aan het zuidelijk bruggenhoofd bij Moerdijk. De drie batterijen stonden echter in een kaarthoek die deze steun niet onmiddellijk mogelijk maakte. Allebei deze afdelingen stonden in het open veld. De batterijopstelling was aan de vooravond van de oorlog bij geen der onderdelen gereed.

De beide afdelingen 15 lang staal hadden voorts de beschikking over twee volledige [maar opgeslagen] afdelingen 15 lang staal. Dit waren 24 reserve stukken voor de beide operationele afdelingen [25.AA en 26.AA]. Deze artillerieonderdelen hadden geen beschikking over tractie. Dat betekende dat de zeer zware en lompe vuurmonden [4,700 kg per stuk; viermaal zo zwaar als een stuk 7-veld] alleen met elders georganiseerde tractie zouden kunnen worden verplaatst. In de Hoekse Waard was echter geen gemotoriseerde tractie voorhanden. Dat geeft direct een indicatie van de waarde van deze opgeslagen reserve, die duidelijk was gecre erd met de achterliggende gedachte dat de strijd aan het zuidfront lange tijd zou duren.

De Groep Kil beschikte niet over een eigen munitievoorraad, anders dan de operationeel noodzakelijk geachte rantsoenen en basisvoorraad. Aanvoer zou moeten geschieden uit Halfweg [bij Amsterdam].

Een inventaris van de diverse batterijen artillerie leert het volgende;

Kaarthoek Moerdijk/Wieldrecht:

  • 12 stukken 15-lang staal 150 mm [25.AA]
  • 20 stukken 7-veld 75 mm [I / II-23.RA]
  • 8 stukken 7-veld [I-17.RA]
  • 12 stukken 12-lang staal 125 mm [III-14.RA]

Kaarthoek Willemstad:

  • 12 stukken 15-lang staal [26.AA]
  • 24 stukken 12-lang staal [I / II-14.RA]

Reserve [in opslag]:

  • 24 vuurmonden 15-lang staal [25.AA en 26.AA]

Op papier een indrukwekkende vuurkracht, zeker voor Nederlandse begrippen. Als men ziet dat 52 vuurmonden het bruggenhoofd Moerdijk met artillerievuur konden ondersteunen, dan mag men dat ?? zelfs de beperkte kwaliteit van een deel van het geschut meewegende ?? zeer adequaat achten.

De totale frontbreedte bedroeg maximaal 20 kilometer [tussen Lage Zwaluwe en de Volkerak Sluizen]. Deze zone werd door 88 vuurmonden (exclusief drie 7,5 cm marinevuurmonden) gedekt waarbij de minimum dekking in iedere sector door 36 vuurmonden kon worden gegeven. Feitelijk [operationeel] was deze breedte echter beduidend minder. Vuurconcentraties zouden immers vooral rondom de beide verdedigingszones bij Moerdijk en Willemstad worden verlangd.

Het vak Moerdijk was niet veel breder dan 4 kilometer, en had maar een geringe diepte van circa 2 kilometer. Alle 52 vuurmonden met kaarthoek Moerdijk konden de naderingszones van de stellingen bij het zuidelijk bruggenhoofd beschieten, hoewel voor de zone oost van Lage Zwaluwe de 15 cm vuurmonden in de Hoekse Waard zouden moeten afhaken. Dan waren slechts de 8 stukken 7-veld en de 12 stukken 12 lang staal op het Eiland van Dordrecht in staat vuursteun te verlenen.

Het vak Willemstad was nog smaller, hoogstens twee kilometer. Hier konden alle 36 vuurmonden met deze kaarthoek de buitenverdediging met voldoende dieptevuren steunen. Overigens kon bij eventuele vijandelijke maritieme actie ook de kustbatterij XI [drie stukken 7 lang 40 met zoeklichten] bij Numansdorp assisteren.

De artilleriedekking van de stellingen was [in vergelijking tot het vak Moerdijk] rondom Willemstad iets minder indrukwekkend. Hier waren geen snelvurende artillerie eenheden voorhanden. Desondanks was de artilleriedekking alhier voldoende als men in ogenschouw neemt dat enkele batterijen van 23.RA zonder meer snel zouden kunnen bijspringen indien de tegenstander een overgangspoging zou doen bij Willemstad. Te meer daar de nadering van Willemstad over slechts enkele smalle wegen kon geschieden. Om het gebrek aan dynamiek [vuurmonden dienden allen vanuit stelling met rembedding/wiggen ?? en dus minimale breedteverplaatsing ?? te vuren] van de stukken te compenseren waren de drie afdelingen over de breedte van het vak verspreid. Zodoende kon telkens tenminste een afdeling relatief snel een aangevraagd of benodigd vuur afgeven.

Anderzijds kan worden vastgesteld dat van alle beschikbare vuurmonden [88 stuks in stelling] er slechts 28 het predikaat (min of meer) modern mochten dragen. Dit waren dan ook tevens de lichte vuurmonden, want allen 7,5 cm kaliber. Deze waren in staat snelvuur af te geven, dynamisch te opereren en langdurige beschietingen uit te voeren. De zwaardere vuurmonden [12 en 15 cm] hadden een zeer lage vuursnelheid en verschoten inefficiente munitie [relatief lage brisante waarde]. Deze vuurmonden hadden bovendien veel last van mechanische beperkingen en konden daarom geen vuuropdrachten verwerken voor intensieve of langdurige vuren. Bovendien waren alle oudere vuurmonden min of meer gefixeerd in een vaste kaarthoek, mede vanwege de rembeddingen, die slechts circa 8 graden traverseruimte boden (anders zouden de stukken te scheef op de rembedding lopen). Zij konden geen dynamische vuuropdrachten uitvoeren of snel in een andere kaarthoek worden gericht; de 7-veld stukken konden dit wel.