Bruggenhoofd Moerdijk

Inleiding

Het bruggenhoofd Moerdijk was in de ochtend van 10 mei 1940 in Duitse handen gevallen. Het was potentieel de meest onzekere en meest kwetsbare sector in de door de Duitsers te veroveren serie bruggenhoofden tussen het Hollandsch Diep en Rotterdam-Zuid. De Duitse verdedigers wisten in beginsel niet wat ze eerder zouden zien, een sterke aanvaller van onbekende sterkte van Hollandse, Britse en/of Franse kwaliteit, of de eigen troepen, die vanuit het oosten komende aansluiting zouden maken. De voor de inval beproefde scenario ??s gingen uit van mogelijke voorhoedes van snelle Franse of Britse troepen, die eerder in de sector Breda zouden arriveren dan de eerste Duitse eenheden. Men rekende niet of nauwelijks op de (niet erg hoog aangeslagen) Nederlandse eenheden en voor zover men er wel rekening mee hield, achtte men zich capabel genoeg die eenvoudig te kunnen weerstaan.

Moerdijk - de Gouden Leeuw 12 mei 1940

De werkelijkheid voor de parachutisten was geweest dat er op 11 mei Franse troepen waren gesignaleerd. Ze hadden aanleiding gegeven tot grote spanning, maar hadden geen initiatief getoond, echter wel zichzelf voortdurend aan waarneming bloot gesteld. Alom waren door Duitse voorposten Franse pantserwagens gezien, die rond het bruggenhoofd reden. Aan Duitse kant had dit tot een lichte paniek geleid, men vreesde een serieuze Franse aanval. Radioberichten gingen achterwaarts ??Franz sische Panzeraufkl rer sind da! ? Via Rijsoord en Waalhaven, waar de enige lange golfzender van Student zich bevond, ging het bericht door naar de verbindingsstaf op vliegveld G tersloh (nabij M nster) en van daar naar de ObdL in Berlijn. Deze zond een urgent bericht naar de Gruppe Putzier en dat bericht zorgde voor een specifieke luchtaanval rond Moerdijk, ter afwering van de Franse actie. Een veel grotere actie was al ingezet tegen de door Duitse legerluchtverkenners al onderkende verplaatsing van gemotoriseerde troepen naar Nederland. De middag en avond van 11 mei 1940 markeerden het begin van een rollend Duits luchtoffensief tegen alles wat aan troepen in de sector Antwerpen ?? Turnhout ?? Tilburg ?? Bergen op Zoom bewoog.

Nadat de Duitsers de Fransen tegen de avond van 11 mei hadden zien wegtrekken, na de Luftwaffe interdictie, werd het stil. Ze verwachtten ieder moment dat Frans of Brits artillerievuur op de sector zou neerdalen en een majeure aanval zich zou aandienen, maar het tegendeel was het geval. In de ochtend van 12 mei werd een berichtenkoker afgeworpen op het hakenkruis doek bij de Gouden Leeuw dat het 26e Legerkorps in de aantocht was en snel zou arriveren. Tot hun vreugde zouden de para ??s op die 12e mei halverwege de middag daadwerkelijk contact maken met eigen troepen. Ze hadden hun belangrijkste missie volbracht.

Het bruggenhoofd der para ??s

[464] Op 11 mei was de verdediging van het bruggenhoofd Moerdijk verstevigd, toen op bevel van Oberst Br uer de Schwere Kompanie (12./FJR.1) van het 3e Bataljon vanaf Waalhaven was aangetrokken en de afsluiting van het bruggenhoofd aan de noordzijde voor zijn rekening nam (1). Men bouwde een egelstelling in het open veld tussen rijksweg en spoorbaan (2) en langs de oevers van Kil en Hollandsch Diep. De versterking door 12./FJR.1 maakte het mogelijk om met het gehele, met PAK en een peloton pioniers versterkte, 2e Bataljon de zuidzijde voor verdediging in te richten. Zodoende kon de eerder voor het noorden gebruikte 5e Kompanie naar Moerdijk worden verplaatst als tactische reserve.

(1) Onbekend is, zoals eerder gezegd, of 12./FJR.1 net als 8./FJR.1 zonder een Schwere Granatwerfer Zug is ingezet of juist met. Er is aanleiding te denken dat ook de 12e geen mortieren ter beschikking had en slechts acht zware mitrailleurs en overigens gewone J ger. Het voorbehoud dient echter te worden gemaakt dat ze alsnog twee of vier 8,1 cm mortieren bij zich kunnen hebben gehad.

(2) Binnen deze perimeter bevonden zich tevens honderden krijgsgevangen Nederlandse onderofficieren en minderen. De officieren waren in Moerdijk geconcentreerd. Alle krijgsgevangen onderofficieren en minderen van de detachementen Moerdijk, Willemsdorp en diverse andere locaties op het Eiland van Dordrecht waren geconcentreerd tussen de spoorbaan en rijksweg, in het open veld. Ze moesten hun eigen bescherming tegen de elementen regelen en gebruikten daarvoor riet en andere zaken die natuurlijk voorhanden waren. De eerste veldgraven van Nederlandse gesneuvelden ?? een enkeling kwam om na de strijd door Hollandse artilleriebeschietingen ?? werden door deze krijgsgevangenen aangelegd. De Duitsers keken nauwelijks naar hen om, hadden slechts een handvol bewakers ingezet.

[464] Aan de zuidzijde van de bruggen was in de late middag van 11 mei zodoende geheel II./FJR.1 geconcentreerd. Op de Duitse rechtervleugel (dorp Moerdijk) lag 7./, op de as langs rijksweg en spoorbaan 6./ en op de Duitse linkerflank werd in de avond van 11 mei de 5e Kompanie opgesteld. Het centrale front, dat de meest logische opmarsroute voor een tegenaanval was, werd langs de Dirk de Botsdijk en Bredase dijk verdedigd door de zware mitrailleurs van de 8e Kompanie. De bataljonscommandopost bleef ingericht in de Gouden Leeuw. Enige stukken PAK, die gedurende de eerste oorlogsnacht waren aangekomen vanuit Waalhaven, waren opgesteld langs de rijksweg, vermoedelijk zowel in de voorste linie van 8./ als in de hoofdverdediging erachter. Exacte gegevens van de PAK posities ontbreken. Twee 7,5 cm berghouwitsers stonden binnen het bruggenhoofd aan Willemsdorpse zijde opgesteld met een Beobachtungstelle met radio bij het 2e Bataljon ingedeeld. De beide houwitsers konden vuursteun geven, indien nodig (3). De Duitse posities waren bovendien voorzien van enige kleine mijnenvelden op kwetsbare posities. Pioniers van het 22e Pi.Btl. hadden zowel antipersoneelsmijnen als enkele zwaardere antivoertuig mijnen meegebracht en in de nacht van 10 op 11 mei ingegraven.

(3) De stukken 7-veld van de twee batterijen van 17.RA, die op 10 mei net boven Den Engel waren opgesteld en daar in Duitse handen vielen, zijn door de Duitsers aangetrokken. Fotomateriaal toont dit duidelijk aan. Het betrof oorspronkelijk Duits Krupp geschut, sterk gelijkend op het Duitse leichte Feldkanone 7,5 cm model 1903/1904. Het is aannemelijk dat de artilleristen van de Fallschirmj ger Gesch tzbatterie de werking van dit stuk kenden of ?? naar Duitse logica ?? vrij snel konden ontcijferen. Het is mogelijk dat ook dit geschut is ingezet.

[464] Er werd voortdurend voeling gehouden met het buitengebied door vliegende patrouilles van enkele manschappen uit te sturen naar het voorterrein, maar Hauptmann Prager koos ervoor zijn defensie gecomprimeerd te houden. Het wordt de Duitsers op 12 mei, uit patrouillerapporten, duidelijk dat er geen sterke vijand in de directe omgeving van het bruggenhoofd verkeerde en ook geen gereedstellingen aan de orde schenen te zijn. Behoudens licht storend vuur vanuit de Hoekse Waard en een enkel Frans verkenningsvliegtuig, heeft men weinig ongerief van vijandelijk handelen ondervonden, die ochtend.

[464] Om ongeveer 09.30 uur (Nederlandse tijd; 11.10 Duitse tijd) wordt de door een groot wit kruis op de grond gemarkeerde commandopost van Prager (de Gouden Leeuw te Moerdijk) verblijd door een, door een licht verbindingsvliegtuig, afgeworpen berichtenkoker met het bericht:

Raum Breda vermutlich feindfrei ?? Panzerspitze 9.Panzer-Division 10.30 Uhr Tilburg nach Westen durchschritten ?? Ist in z gigem Vormarsch auf Breda ?? Haltet aus!

[464] Het bericht maakt niet alleen de tongen in Moerdijk los. Prager meldt het direct per telefoon door aan Br uer, voor wie het bericht letterlijk als een geschenk uit de hemel komt, daar de situatie in Dordrecht hem grote zorgen baarde. De Lichte Divisie was daar met aanzienlijke krachten gearriveerd en de Duitse eenheden stonden onder druk. Br uer op zijn beurt licht het hoofdkwartier van Student in. Het zal Student sterken om de aanval door de Gruppe De Boer aan de zuidoost zijde van de stad Dordrecht daadwerkelijk in te zetten. De Nederlanders opsluiten in Dordrecht is het devies. Dan om ca. 15.00 uur melden de voorposten aan de Bredase dijk dat eigen pantserwagens de noordelijke uitgang van Zevenbergschenhoek behoedzaam verlaten in de richting van de eigen linie. Nog geen half uur later schudden Major Ernst von L ttwitz en plaatsvervangend bataljonscommandant Hauptmann Pelz elkaar hartelijk de hand.

Gruppe De Boer als extra troef

Zoals in het voorafgaande al besproken is het de overtuiging van auteur dezes ?? en daarmee dus een theorie ?? dat Student door het afgeworpen bericht in de ochtend van 12 mei bij Moerdijk gemotiveerd raakte om met een wezenlijk deel van zijn enige reserves ?? de formaties van I./IR.72, twee compagnie n para rekruten van II./FJR.2 en ondersteunende delen van 22.ID ?? de aanval bij Dordrecht in te zetten en zo de eenheden der Lichte Divisie, die ontegenzeglijk in Dordrecht aankwamen, in de stad te binden terwijl de aansluiting met 9.PD bij Moerdijk zou plaatsvinden. Zo kon Student ervoor zorgen dat de Nederlandse troepen in de sector het initiatief op het Eiland van Dordrecht volledig kwijt raakten en geen tegenaanval zouden kunnen ontwikkelen.

[500] In zijn weinig historisch precieze memoires zwijgt G tzel (namens Student) over zo ??n bestaand verband met het bericht bij Moerdijk, maar de weergave die in de memoires werd gedaan, dat op 11 mei al bevel aan Oberstleutnant De Boer werd gegeven om bij Dordrecht aan te vallen, lijkt nauwelijks houdbaar. Te meer niet omdat het pas in de middag van 12 mei zover kwam. Menig onderdeel dat De Boer onder zich kreeg kwam pas in de avond van 11 mei of de ochtend van 12 mei op Waalhaven aan. Student heeft vermoedelijk van het begin af aan de aanval van de Gruppe De Boer willen koppelen aan het moment dat de 9e Panzerdivision aansluiting zou maken om zodoende het kwetsbare moment van die aansluiting alle Nederlandse militaire kracht te isoleren in en bij Dordrecht. De kans is groot dat de inzet van deze laatste reserves werkelijk is ingegeven door het bericht van de landmacht dat men op het punt stond om de aansluiting te maken. Pas toen kon Student werkelijk grote risico ??s met zijn reserves gaan nemen. Dat kon hij voordien in feite niet, hoewel hem dit niet perse hoeft te hebben tegen gehouden. Zijn ontneming van het 3e Bataljon parachutisten aan de Waalhaven defensie was hem ingegeven om de zaken op het Eiland van Dordrecht op orde te stellen op 11 mei en was ingegeven ondanks een dreiging van de Lichte Divisie bij Alblasserdam op dat moment. Student handelde daarmee tegen de wensen van zijn chef-staf Trettner en tegen de logica van vele. Daarom blijft de staande theorie dat hij met zijn inzet van de Gruppe De Boer geheel los van de situatie bij Moerdijk handelde natuurlijk even goed mogelijk.

Hoe het ook zij, de uitwerking was gelijk. Vermoedelijk zijn de memoires van Student in die zin in elk geval accuraat en werkelijk, als wordt gezegd [500, pg. 139]: ??Dem Gegner war das Gesets des Handelns aufgezwungen. Er war nicht mehr im Stande, bei der Beengtheit des Raumes seine zahlenmassige ?berlegenheit zur Geltung zu bringen. ??

De bruggen over het Wilhelminakanaal en Markkanaal

De Duitsers, die vanuit het oosten door de Peel-Raamstelling kwamen, hadden na het oversteken van de Zuid-Willemsvaart nog steeds een aantal waterwegen voor zich. Daarvan was het Wilhelminakanaal de meest prominente. Dit kanaal sneed Noord-Brabant als het ware in een flauwe diagonaal doormidden. Komend vanaf de Zuid-Willemsvaart bij Beek en Donk, lopend noord van Eindhoven, oost van Tilburg en daar ineens noordwaarts afbuigend bovenlangs Tilburg, onderlangs Dongen en vervolgens zuidelijk om Oosterhout heen, daarboven aansluitend op de Donge tussen Geertruidenberg en Raamsdonkveer, dat daar op de Amer aansloot. Het kanaal was niet overal even breed, maar een breedte van 30 m werd op de meeste locaties wel gehaald. Als de Duitsers dit kanaal niet over moesten, dan zouden zij vroeg of laat de Mark tegen komen, dan wel, tussen Mark en Wilhelminakanaal, het Markkanaal, dat overigens smaller was maar even zo goed een obstakel van formaat. In de sector tussen Zevenbergen en Dongen lagen er talloze bruggen over Mark, Markkanaal en Wilhelminakanaal (inclusief laatste stukje Donge). Welke dat waren, wordt hieronder besproken.

De bruggen over Mark- en Wilhelminakanaal, die in mei 1940 al bestonden, worden hieronder beschreven. Zie ook de stafkaart met door de auteur aangebrachte opdruk verderop in dit hoofdstuk. Over het Markkanaal lag de zware betonnen brug bij Terheijden (op 11 mei vernield) en 700 m rechts daarvan de lichte ophaalbrug aan de toenmalige ??Salisdreef ??, in de Oude Bredasche baan (tegenwoordig vlak daarnaast de brug ??Bergen ?? bij de Salesdreef). Daar weer 2,5 km oostelijk van, zo halverwege het verbindingskanaal, de kleine brug tussen Den Hout en Ter Aalst. Vervolgens de twee bruggen over het kanaal direct west van Oosterhout. De eerste was een voetbrug (gespannen betonnen onderboog) direct onder Vrachelen, vlakbij waar nu de brug over de sluis ligt, en daarnaast de ophaalbrug over de toenmalige sluis. Dit kruispunt van Markkanaal en Wilhelminakanaal is naoorlogs westwaarts verlegd en opnieuw ingericht, zodat een geheel andere natte infrastructuur is ontstaan dan in mei 1940. Er waren vijf vaste oversteken over het Markkanaal in die dagen, tegen vier nu.

Naast de vijf bruggen over het Markkanaal waren er ten westen en ten zuiden van Oosterhout, ook vijf bruggen over het Wilhelminakanaal. Als meest noordwestelijke, de zogenaamde Goorse brug (toentertijd de Goorstraat, thans in de Bovenste weg). Dit was opnieuw een gespannen betonnen onderboogbrug, voor voet en licht verkeer, waaronder landbouwverkeer. De in 1907 aangelegde brug was ca. 3 meter breed, maar moet verkeer van een aanzienlijk tonnage aangekund hebben vanwege de stevige betonnen boogconstructie. Op deze brug wordt nog specifiek teruggekomen. Dan de brug over de sluis in het Wilhelminakanaal direct ten westen van Oosterhout. Daaronder, ten zuidwesten, de brug in de Bredasche weg. Op korte afstand daarvan, ten zuiden van Oosterhout, een brug die lag vrijwel ter hoogte van de huidige Oosterheidebrug. Tenslotte dan nog de brug ten zuidoosten van Oosterhout, vrijwel ter plaatse van de huidige Tilburgse brug. Ten oosten van deze vijf Oosterhoutse bruggen lagen dan nog een voetbrug, draaibrug en een grotere ophaalbrug bij Dongen. De laatste twee waren geschikt voor gepantserde voertuigen, zoals de pantserwagens van de 9e Panzerdivision.

Ten noorden van Oosterhout waren er ook nog twee bruggen te vinden. Dit waren de verkeersbrug en de spoor(draai)brug over de Donge bij Raamsdonkveer. Hoewel als verkeersweg vrij incourant en voor direct verkeer omslachtig, was het wel degelijk een bruikbare route voor gemotoriseerd verkeer en zouden tanks uitstekend gebruik kunnen maken van deze intacte noordelijke bruggen, zij het bij de spoorbrug niet voordat met houten vlonders de rails opgevuld zouden worden.

Dit bracht het totaal aan bruggen in deze sector op vijftien. De hierbij weergegeven stafkaart met opdruk geeft alle bruggen over het Markkanaal, Donge en Wilhelminakanaal bij Oosterhout weer. Slechts de uiterst oostelijke brug bij Dongen ontbreekt op de kaart (de 15e brug).

Dan was er ook nog de route vanuit het zuiden over de Mark, die tussen Terheijden en Zwartenberg twee vaste overgangen kende. De spoor-en de verkeersbrug bij Nieuwe Veer (ook wel Zonzeelse Veer) ?? thans op die locatie de spoor- en verkeersbruggen naast en in de rijksweg A-16 ?? en de in 1940 net opgeleverde nieuwe vaste brug bij Zwartenberg (weg Zevenbergen ?? Leur). Beide lagen binnen het taakgebied van 6.GB, maar zijn qua bezetting totaal onbesproken gebleven in alle militair historische bronnen, die over de meidagen verhandelen. Het is vooralsnog ook aan auteur onbekend of ze op 10 mei voor het invasie uur bezet waren, omdat men ze ook tot het domein van de veiligheidsbezetting van Moerdijk zou kunnen rekenen (waarin ze overigens niet genoemd zijn). Ook de wederwaardigheden nadien zijn grotendeels onbekend gebleven, hoewel over de brug bij Zwartenberg wel bekend is geworden dat deze door een sectie van 6.GB is bezet tijdens de strijd.

De spoorbrug bij (het) Nieuwe Veer (ernaast lag de in 1938 gereed gekomen verkeersbrug), die voor vernieling was voorbereid, zou volgens plaatselijke informatie op 11 mei 1940 tijdens een Duits bombardement (dat dus einde middag plaatsvond) zijn opgeblazen door een Duitse bom, net zoals de brug bij Terheijden. Van de vernielde spoorbrug bestaan foto's. Als dit werkelijk door Duitse bommenwerpers is gedaan dan is dat een opmerkelijk gegeven. De Duitse vliegers hadden immers opdracht infrastructuur ongemoeid te laten. Wellicht is er voor deze locatie(s) een uitzondering gemaakt, maar deze instructie of afspraak overleefde het niet in de archieven. Nergens in een Duits document is deze opmerkelijke uitzondering te vinden, wat niet uitsluit dat het toch aan de orde was. Wellicht wilde men in dit geval - vanuit een tactische overweging - voorkomen dat gemechaniseerde of gemotoriseerde Franse eenheden het zwak verdedigde bruggenhoofd der para's zouden kunnen benaderen. Een overweging die alleszins te billijken zou zijn geweest. Het blijft echter een theorie van de auteur zelf, omdat er geen bron te vinden is die deze theorie ondersteunt. Dit onbekende facet blijft een onderwerp van onderzoek.

Datzelfde geldt voor de verkeersbrug bij (het) Nieuwe Veer. Deze lijkt te zijn gespaard, wat dan ook weer de theorie dat de Duitsers de spoorbrug bij Nieuwe Veer en de verkeersbrug bij Terheijden zouden hebben gebombardeerd onlogisch laakt zijn. Als de bruggen vernield moesten worden, was er alle gelegenheid voor hen om dit te doen. Waarom dan niet met het totale luchtoverwicht terugkeren en alsnog tot vernieling overgaan. Nee, de verkeersbrug lijkt te zijn gespaard. In 1944 zou hij wel worden vernield. Het hoe en waarom van dit alles blijft voor de auteur vooralsnog zonder behoorlijke bron. Een voorbehoud is dus beslist op zijn plaats bij alles wat er rond Nieuwe Veer is vermeld.

De bewaking der bruggen

[122] Er waren in totaal negen bruggen over het Wilhelminakanaal en het Markkanaal, die door twee secties van 3.GB werden verdedigd. Zij vielen echter onder het commando van C-GBJ [127], de majoor Heres, die zich overigens niet operationeel met hen bemoeien zou, zoals genoegzaam uit de verslagen en rapporten van GBJ blijkt. Van enkele bruggen is de exacte bezetting tot nu toe aan de auteur onbekend gebleven, ondanks tamelijk uitgebreid onderzoek (4).

(4) De verdediging van de bruggen over Mark, Mark-kanaal, Donge en Wilhelminakanaal is buiten de verslagen van de generale staf gebleven, dan wel in de archieven verloren gegaan. Slechts zijdelingse informatie bestaat. Dit bemoeilijkt de gedetailleerde weergave van de gebeurtenissen zeer n zorgt ervoor dat een algemeen voorbehoud moet worden gemaakt bij de reconstructie van terzake relevante passages in dit gehele hoofdstuk. Het is mogelijk dat de reconstructie historische onjuist- of onzorgvuldigheden bevat. Het blijft voortdurend onderwerp van onderzoek om de werkelijke gang van zaken te achterhalen. Er is echter gemeend dat inmiddels zo veel is ingevuld en onderbouwd met brongegevens, dat het hoofdstuk in de huidige omvang geplaatst kon worden.

De kwestie tijdens de vooroorlogs periode is geweest dat de (voorbereidingen der) vernielingen sectorgewijs in handen waren bij een genie vakofficier, een toenmalige opzichter der fortificati n of wellicht enkele, omdat het vermoedelijk twee sectoren betrof. Deze opzichters hadden vrij grote sectoren onder hun verantwoordelijkheid en meestal een eigen technische staf van slechts zo ??n drie tot vier mensen. Ze waren verantwoordelijk voor vernielingsplannen, vernielingsvoorbereidingen en scholing der brugdetachementen. Hun rapportage was doorgaans aan de inspecteur der genie en niet aan de plaatselijke gezagdragers. Deze genie-activiteiten hebben zich mede daarom grotendeels in de schaduw van de operaties van het veldleger afgespeeld en zijn vermoedelijk mede daardoor nauwelijks onderzocht door de Generale Staf. Dat geldt zeker in sectoren waar de vernielingen er niet (meer) toe deden. Het nadeel hiervan is vanzelfsprekend dat deze informatie niet is ge nventariseerd of niet bewaard is gebleven voor het nageslacht. Althans, de informatie is door ons vooralsnog niet ontsloten.

Opmerkelijk is dat de verslagen van de staf van 3.GB spreken van slechts negen bruggen over het Mark- en Wilhelminakanaal, die door de twee secties van 3.GB werden bewaakt. Dan resteren er nog zes bruggen want er waren immers vijftien bruggen. Laten we echter eerst naar de negen bruggen kijken die 3.GB bezette.

[122] De bruggen bij Dongen ?? de betonnen voetbrug, de draaibrug en de zware ophaalbrug ?? werden door de sectie van 3-3.GB onder de reserve 1e luitenant J.D.L. Schils beveiligd. Officieel ressorteerde zij onder C-GBJ [127], maar zij lijken volledig zelfstandig van hem te hebben geopereerd en ook als zodanig te zijn ge nstrueerd. Van enkele bruggen over het Mark-kanaal en die bij Oosterhout weten we dat de sectie van 4-3.GB van de dpl. sergeant Belderbos was aangewezen, maar dan resteren er nog de westelijke bruggen over het Mark-kanaal en de beide bruggen bij Raamsdonkveer. Daarvan is de bezetting op 10 mei 1940 onbekend, tot nu toe. [123] Uitsluitend is bekend uit een verslag van 3-6.GB dat er een groep militairen van die compagnie naar Terheijden werd gestuurd ter versterking van de daar kennelijk minimale brugbezetting. Van die groep geen nieuws. We weten slechts dat die brug op 11 mei, naar verluidt door een Duitse bom, vernield werd.

[122] De bruggen rond Oosterhout waren dus voor de sectie van 4-3.GB en deze stond onder bevel van de dienstplichtig sergeant M.C.A. Belderbos. Hij had zijn kwartier, met telefoon, in het hotel Koppelpaarden aan de Leijsenhoek no. 34 in Oosterhout, ver van de bruggen. Het detachement, dat uit de sectie infanterie bestond met enige toegevoegde pioniers voor vernielingstaken, diende vermoedelijk niet minder dan zeven bruggen te beveiligen. Vijf bij Oosterhout over het Wilhelminakanaal en twee over het Markkanaal. De kleine detachementen, vermoedelijk per brug niet meer dan 3-4 man sterk, die elkaar in 12-uurs diensten aflosten, waren nabij de bruggen ingekwartierd. Slechts van de beide sluisbruggen en de brug te Vraggelen is bekend dat deze alle drie op 10 mei door een detachement van twee soldaten van de sectie waren bezet en dat n pionier ?? de soldaat A.J. Hassing ?? deze drie brugploegen ondersteunde voor de vernieling. Bij deze bruggen waren onder meer de soldaten Oerlemans en Boogaard van 4-3.GB actief. Bovendien was er een soldaat, een sergeant en een AOOI ?? twee broers Zwaans en hun vader ?? aanwezig, allen genisten van de vaartuigendienst (5). De vader (reserve) AOOI P.J. Zwaans woonde, naar verluidt, in het sluishuis en had beide zoons nog inwonend. De oudste van de twee, dpl sgt Vtd C.L.J.J. Zwaans, leidde op 10 mei nog de gevangenneming van de 11 Duitse inzittenden van een noodgelande Ju-52 bij Vraggelen (6). Hij kreeg hiervoor een Bronzen Kruis toegekend, net als de soldaten Oerlemans en Bogaard alsmede de genist Hassing. De familie Zwaans had met het bewakingsdetachement formeel verder niets te maken, zo stelt de soldaat Boogaard in zijn verslag. Ze waren er om de militaire bevrachting ter plaatse te co rdineren. De AOOI heeft echter zelf in een familiair verslag gemeld dat hij de sluisbrug moest opblazen en dit ook verricht heeft. Hoe het ook zij, zou de sluisbrug op 12 mei worden opgeblazen. [554] Ook de Duitsers bevestigen in hun verslag dat ze de sluisbrug ?? een eenvoudige ophaalbrug ?? opgeblazen aantroffen.

(5) Reserve sergeant Kees Zwaans of diens vader was de plaatselijke militaire scheepvaartagent, diende onder de VLSK Vaartuigendienst. De scheepvaartagent was in het dagelijkse leven sluiswachter en wonende in het destijds op het sluiscomplex staande sluiswachtershuisje. Zwaans beheerde onder meer een bunkerschip dat in Oosterhout lag en militaire (en gevorderde) scheepvaart diende te bevoorraden. Hij heeft de militairen ter plaatse bijgestaan bij de vernieling van de sluisbrug. Kees Zwaans zou zich gedurende de oorlog blijvend onderscheiden voor de 'goede zaak'. Tragisch genoeg kwam hij in Limburg om het leven in maart 1945, doordat een Amerikaanse tank hem overreed. De familie Zwaans is ook door Yad Vashem erkend als 'rechtvaardigen' wegens het feit dat in hun woonschip Joodse onderduikers een groot deel van de oorlog hadden gezeten, tot aan de bevrijding toe. Het verlies van Kees Zwaans door een tragisch ongeval was dan ook een enorme klap voor deze moedige familie.

(6) De Ju-52 (met registratie 1Z+KX van 13./KGzbV1 - de registratie is onzeker, zie hierna) met vliegtuigcommandant Oberleutnant Ernst Zechlin en voorts de onderofficieren/vliegers Feldwebel Martin L cke en Rudolf Brathering alsmede Unteroffizier Breitscheidel en zeven tot elf passagiers (een krijgsgevangenrapport spreekt over n onderofficier, tien minderen maar zwijgt over de officier, twee onderofficieren en een Unteroffizier van de Luftwaffe). Allen werden na een kort vuurgevecht gevangen genomen. E n onderofficier en tien minderen werden door de VLSK Oosterhout (sergeant Zwaans) via de KMAR te Breda over Den Bosch naar de Vesting Holland vervoerd. Opmerkelijk genoeg lijkt de bemanning van de Ju-52 apart te zijn behandeld, ze komt in elk geval niet voor in hetzelfde rapport van de Etappen en Verkeersdienst (17 juni 1940, No. 1404A). De groep krijgsgevangenen kwam in elk geval gedeeltelijk in de Nieuwe Frederikskazerne in Den Haag terecht, zo blijkt uit een inventarislijst van dit tijdelijke krijgsgevangenkamp. Oberleutnant Zechlin is na de Nederlandse capitulatie in elk geval weer bevrijd. Zechlin zou uiteindelijk in 1943 als Hauptmann vlieger op Ju-88 nachtjagers actief zijn en met acht luchtoverwinningen de oorlog overleven. De overige zeven inzittenden van de Ju-52 zijn qua oorsprong niet te duiden door auteur.

De registratie 1Z+KX van de bewuste Ju-52 wordt in onderzoeken [33] van o.m. E.H. Brongers zo geduid, maar foto's van deze gecrashte Ju-52, tonen duidelijk een Ju-52 met registratie die eindigt op +KM, wat met eenzelfde prefix zou impliceren dat het niet om 13./ maar om 4./KGzbV.1 zou zijn gaan.

[122] Van de sectie van 3-3.GB onder de luitenant Schils, die de bruggen bij Dongen bezette, is niets naders bekend, dan dat men daar in de ochtend van 12 mei door de Gruppe L ttwitz werd opgerold. Er zijn sterke aanwijzingen dat ten tijde van die Duitse aanval ook een peloton Franse motorhuzaren ter plaatse was, van 6.RC of Groupe Lestoquoi. Zij hadden vermoedelijk de beschikking over een stuk 2,5 cm Hotchkiss antitankgeschut. [554] De Duitsers spreken van een beschieting door pantserbrekend geschut bij een brug te Dongen, zonder te duiden welke. Nederlands geschut van dien aard was er niet. Nadere bijzonderheden ontbreken aan Hollandse zijde, behoudens de aanwijzing dat dit gevecht bij de draaibrug zou hebben plaatsgevonden. Wel is bekend dat n soldaat (C.F. van Dijck) van 3-II-17.RI sneuvelde bij de ophaal- of de draaibrug. Bronnen spreken elkaar tegen omtrent de locatie. Onduidelijk is of hij nu tot het detachement behoorde of al teruggetrokken uit de Peel ansloot bij de Nederlandse brugdefensie. De voetbrug en ophaalbrug werden vernield, maar de draaibrug lijkt alleen te zijn opengedraaid en niet vernield.

[122] Van 2-3.GB lagen twee secties enige kilometers noordelijker langs de Donge (vlak na de afsplitsing van het Wilhelminakanaal). E n sectie werd gecommandeerd door de reserve 2e luitenant C.P. Schravendeel, de andere door de SMI C.B.L. van de Kasteel. Het detachement werd door de luitenant geleid en had speciale opdracht van de C-III.LK om de toenmalige PNEM centrale bij Geertruidenberg te beveiligen. Thans heet deze centrale ??Amer-centrale ??, genoemd naar dit stukje van de Maas tussen Bergsche Maas en Hollandsch Diep, dat als de Amer wordt aangeduid. De centrale lag op de linkeroever (noordwest) van de samenkomst van Amer en Donge, vlak onder de klassieke bolwerken van Geertruidenberg, waar de secties ook hun kwartier hadden met een permanente post van een derde van de manschappen op de centrale zelf. Op steenworp afstand ten oosten van de centrale lag de brug over het kanaal tussen Geertruidenberg en Raamsdonksveer. Op ruim 2 km ten noordoosten daarvan lag de brug over de Maas bij het Keizersveer. De eerdere wederwaardigheden van deze groepering is op 10 mei onder het hoofdstuk Keizersveer al besproken. Op 12 mei was dit detachement nog ongewijzigd ter plaatse en had rond het middaguur nog contact met Oosterhout ?? vermoedelijk met de sergeant Belderbos ?? over de toestand, maar daar was niets naders bekend. Toen omstreeks 15.00 uur weer daarheen werd gebeld meldde een burger dat de Franse en Hollandse soldaten te Oosterhout door de Duitsers waren gevangen genomen. Ook werd bekend dat er achter de groep al Duitsers in Made waren gesignaleerd. Kort nadien arriveerde een 16-man sterk detachement van 1-III-14.RI onder de reserve kapitein J. Cappon. Deze was in de nacht van 10 op 11 mei uit de Peel-Raamstelling ge vacueerd, had nadien in de ochtend van 12 mei het gevecht bij Den Dungen met AA.254 meegemaakt en was vervolgens met enkele manschappen via Den Bosch naar Moerdijk gegaan om zo bij eigen troepen weer aansluiting te kunnen vinden. Cappon werd doorverwezen naar Keizersveer.

[122] Om ongeveer 16.00 uur besloot de luitenant zijn rollend materieel vast naar Keizersveer te sturen en daar over te laten zetten. Zelf wilde hij ter plaatse blijven om zo lang mogelijk zijn taak uit te voeren. Een opmerkelijke overweging, daar terugtrekken sneller met vrachtwagens zou gaan dan lopend en de luitenant toch al niet van plan was erg lang te blijven zitten. De luitenant heeft echter vermoedelijk geredeneerd dat zijn rollend materieel op dat moment Keizersveer nog zou kunnen bereiken en hij zelf nog niet kon vertrekken; dat, zou hij vertrekken, een tocht te voet minder in het oog zou lopen dan n over de enige weg richting Keizersveer. Er kwam ondertussen bericht van de burgemeester van Raamsdonksveer dat er Duitsers op het gemeentehuis waren. Rond 17.00 uur kwam de melding dat de uitkijkpost bij de PNEM centrale gepantserde onderdelen nabij Raamsdonksveer waarnam, komend uit het zuiden. Hierop besloot de luitenant rond 18.30 uur met de manschappen te vertrekken. Ze kozen voor een route langs de west- en noordzijde van Geertruidenberg en lieten zich door een door de Vaartuigendienst gevorderd schip via de Amer naar Keizersveer verschepen waar weer aan land werd gegaan. Daar zou het detachement zich op de rechtervleugel van de kapitein Zoutewelle, die de defensie bij Keizersveer leidde, opstellen en de volgende dag aan de defensie aldaar deelnemen. De verkeers- en spoorbrug over de Donge tussen Geertruidenberg en Raamsdonk werden door deze manschappen van 3.GB niet vernield of open gedraaid. Ze hadden daar ook geen opdracht toe. Andere militairen voerden deze taak ook niet uit, hoewel zeker is dat de bruggen wel vernield hadden moeten worden.

Door wie de vernieling van beide bruggen w l had moeten worden uitgevoerd is bij auteur dezes tot nu toe onbekend gebleven, maar blijft onderwerp van onderzoek. Zeker is dat als er militairen bij de bruggen waren ?? niet uitgesloten dat dit troepen waren van het Spoorwegbataljon (7) ?? dat zij deze taak verzaakt hebben dan wel dat er een onbekende dwingende reden is waarom ze het niet hebben uitgevoerd. De beide bruggen zouden daarom intact blijven. Daarmee was een noordelijke route voor zwaar transport geopend. In de avond van 12 mei zouden de Duitsers over deze bruggen al westwaarts rijden. De volgende dag zouden gemotoriseerde en gemechaniseerde eenheden ruim gebruik maken van deze intacte verbinding bij Geertruidenberg.

(7) In de verslagen van het bataljon spoorwegtroepen [175-178] is ??geen spoor ?? te vinden van een detachement van die eenheid dat bij de spoordraaibrug te Geertruidenberg (of Raamsdonkveer) zou hebben gezeten, hoewel er wel een detachement te Tilburg en te Breda was om emplacementen te bewaken en te vernielen (in geval van noodzaak daartoe). Het zou in de reden hebben gelegen om ook de spoorbrug bij Geertruidenberg te bewaken. De 3e Wegcompagnie (3.WC) van het bataljon, ca. 275 man (organiek 326 man), was geheel in Noord-Brabant gestationeerd. Het is niet onaannemelijk dat van dit geheel een paar man was aangewezen en in de verslagen niet is teruggekomen. Hetzelfde lot deelde het detachement spoorwegtroepen bij Moerdijk, dat er beslist heeft gelegen (ze zijn op de krijgsgevangen inventaris te Moerdijk te isoleren), maar nergens in verslagen wordt besproken.

De bruggen bij Dongen en Oosterhout zouden door de Duitsers moeten worden veroverd. In de meeste gevallen zouden de Duitsers vernielde bruggen aantreffen, maar zoals vaak, was er een locatie waar de zaken niet verliepen zoals gepland. Zodoende zou het de Duitsers redelijk eenvoudig worden gemaakt om de Mark en het Wilhelminakanaal over te steken. Dit in sterk contrast met vier jaar later (3 november 1944), toen Poolse troepen voor dezelfde bruggen in de sector van het Markkanaal een hoge prijs aan de Duitsers zouden moeten betalen.

De Duitse voorhoede ontsluit het bruggenhoofd bij Moerdijk

[123, 464] Op 11 mei rond 17.00 uur vond een Luftwaffe interdictie plaats in de sector rond Moerdijk, waar de Duitsers Franse troepen hadden gerapporteerd. Een serie gerichte aanvallen door Ju-88 van III./KG.4 duikbommenwerpers was het gevolg, zoals uitgebreid beschreven in andere hoofdstukken. Het deed zowel de Fransen als de meeste Nederlanders rond het Duitse bruggenhoofd wijken.

Bruggenkaart Mark- en Wilhelminakanaal

[123] De 3e Compagnie van 6.GB was in de sector Lage Zwaluwe (dorp) en Blauwe Sluis ontplooid. Het had een groep militairen afgestaan om de bruggen over het Markkanaal van extra posten te voorzien. De door de reserve 1e luitenant M.F.P.M.G. Janssen aangevoerde compagnie had op 11 mei een sectie van de 1e Compagnie erbij gekregen, nadat deze door het Duitse bombardement en de navolgende terugtrekking van het bataljon was achtergebleven. Zodoende was de 3e Compagnie weer terug op sterkte, want het had eerder zelf een sectie aan de 2e Compagnie afgestaan. Na de luchtaanval van de Duitsers in de sector (11 mei) was men ?? zonder dat men dat wist ?? ge soleerd geraakt. De luchtaanval was geheel buiten de sector gebleven die de compagnie bezette, zodat er geen aanleiding was om te vluchten. Men bleef dan ook ter plaatse. Nog kort voor 18:00 uur was er telefonisch contact geweest met de CP van de bataljonscommandant, die toen nog net in Zevenbergen zat, maar snel nadien abrupt verplaatste naar Zwartenberg. Dit ging weinig georganiseerd, zodat er niet opnieuw contact met de 3e Compagnie werd gemaakt om van die verplaatsing mededeling te doen. Volgens het dagboek van de BC werd er noch telefonisch noch per ordonnans contact meer verkregen met de compagnie, maar dit lijkt weinig geloofwaardig. Het is verleidelijk om te concluderen dat men tamelijk panisch de CP in Zevenbergen verliet en naar Zwartenberg terug trok en telefonisch niet eens een poging meer waagde. De werkende telefoonlijn met Lage Zwaluwe had men uitstekend weer kunnen inzetten om de 3e Compagnie te informeren, maar men verzuimde dit te doen.

Of er ook geen ordonnans in Lage Zwaluwe zou kunnen komen is hoogst twijfelachtig. De Duitsers hadden zich in elk geval op hun kleinste bruggenhoofd teruggetrokken, dus die lagen niet in de weg. Voor een ordonnans was vanuit Zevenbergen over de Bredasche weg de andere zijde bereiken ongetwijfeld een uitdagende rit, maar zeker niet onbereikbaar. De weg over Langeweg ?? Wagenberg was niet door de Duitsers bezet en zo-even nog door Franse en Nederlands troepen ontruimd. Ze deden dat in de paniek van de luchtaanval, maar niet omdat de Duitsers aandrongen. In tegendeel. Vermoedelijk is er echter gewoon geen ordonnans langs de weg gestuurd of heeft een ordonnans een opdracht daartoe simpelweg niet uitgevoerd, wat voortdurend aan de orde was. Het is C-6.GB in elk geval verwijtbaar te stellen dat hij geen contact meer zocht met zijn compagnie. Want ook nadat hij was gehergroepeerd lijkt geen enkele poging te zijn gedaan om richting de sector te verkennen en met de 3e Compagnie en twee andere ??verloren ?? secties contact te maken. Hoewel dit over andere bruggen had moeten geschieden dan die bij Terheijden, waren er nog minstens twee ten westen van Oosterhout die op 12 mei voor licht verkeer over te steken waren. Dat was onder Den Hout en bij de sluis west van Oosterhout. Kennelijk voelde de majoor er niet voor hier een inspanning te plegen en werd het verlies van de compagnie en twee overige secties als een feit beschouwd.

[123] Diezelfde 3e Compagnie had intussen echter zijn taak niet verzaakt. De luitenant Janssen had patrouilles uitgestuurd ter verkenning van zijn flanken en om contact met zijn BC te maken, maar deze patrouilles keerden niet terug. Ook burgerinformanten konden hem niet wijzer maken. Hij constateerde wel dat op zijn flanken en rug in elk geval geen eigen troepen meer aanwezig waren. Daarom versnipperde de luitenant zijn troepen over zijn westelijke, zuidelijke en zuidwestelijke front. Daarmee kon men het front beveiligen, maar bestond inmiddels onvoldoende concentratie meer om een serieuze aanval af te slaan, laat staan dat men enig wapensysteem had om indruk te maken. Ondersteuningswapens waren immers allen met het bataljon weggetrokken, zodat de lichte mitrailleurs als zwaarste wapens golden. In de loop van de middag van 12 mei kwam ineens bericht van gemotoriseerde troepen, die via Made, Helkant/Wagenberg richting Blauwe Sluis reden. De toenmalige route Brandestraat ?? de Langeweg. Deze troepen werden door de voorposten van Janssen als Duits ge dentificeerd.

Dat het Duitsers waren klopte. Het was het voorste deel van het sterke verkenningsverband van Major Ernst Freiherr von L ttwitz (8), die eerder op de ochtend over Loon op Zand (waar ze de kolonel Schmidt en zijn gevechtsstaf gevangen namen), Dongen en Oosterhout bij het Markkanaal aankwamen en na enige korte schermutselingen afrekenden met Nederlandse detachementen.

(8) Ernst (baron) von L ttwitz (1898-1942) was een cavalerist. De biografie n van de diverse militair actieve ??Von L ttwitz ?? telgen zijn op veel media onzuiver, omdat men de diverse telgen met elkaar verward heeft. Met name Heinrich von L ttwitz, die generaal werd, wordt met enige regelmaat met Ernst verward. Smilo von L ttwitz, die het eveneens tot generaal bracht, was een neef.

Tot oktober 1939 was Ernst von L ttwitz Rittmeister, nadien Major en commandant van de 1e Afdeling (motorhuzaren) van Aufkl rungsregiment 9. Hij kreeg EK1 en EK2 voor de Westfeldzug. L ttwitz werd in september 1940, inmiddels bevorderd tot Oberstleutnant, commandant van I./SR.11. Een jaar later werd hij plaatsvervangend regimentscommandant van SR.11 (nov 41 ?? febr 42). Als zodanig wordt hem op 25 maart 1942 het DKiG toegekend, maar dan heeft hij SR.11 (dat kort nadien tot PzGren.11 werd omgedoopt) verlaten. Op 21 juni 1942 werd Oberstleutnant Ernst Freiherr von L ttwitz bij Charkow (Oekra ne) als vermist gemeld. Dit was in de periode kort na de tweede slag om Charkow. Vermoedelijk is hij pas naoorlogs geregistreerd als gesneuveld, want hij ontving na zijn vermissingsdatum nog een bevordering tot Oberst en stond in 1944 nog in de Duitse kaderlijst. Zijn graf is nooit gelokaliseerd zodat hij slechts in het gedenkschrift gememoreerd wordt.

Eerst was er een gevechtscontact bij Dongen. Het begon met de gevangenneming van een groepje Nederlandse soldaten langs de Eindsestraat in Dongen. Die werden gedwongen hun wapens stuk te slaan, waarna ze ontwapend weer vrij werden gelaten. Nadien rijden de Duitse huzaren verder Dongen binnen, waar ze pardoes een burger doodrijden. In het dorp volgen enige schermutselingen met een aantal Nederlandse en met name Franse soldaten. De Fransen bewaakten de zuidzijde van de Rijense brug, de Nederlanders zaten vooral aan de noordzijde van het kanaal, in enige daarvoor bestemde loopgraven. Omdat de Duitsers echter aan de noordzijde verschenen waren zij het die deze loopgraven benutten om de Fransen aan de zuidzijde te bestrijden. Hier volgde korte gevechtsaanraking, zoals beschreven in het verslag van de AA L ttwitz [554]:

9.00 Uhr wird gewaltsame Aufkl rung auf Br cke Dongen in St rke Pz Pi Zug, Kradschtz. Zug, s. Gr Werf. Gr angesetzt. Panzer erhalten vor Erreichen der Br cke Feuer aus panzerbrechender Waffe. Gegner am diesseitigen Ufer, einzelne Heckensch tzen. Kradsch tzenzug entwickelt mit 2 Gruppen auf Br cke, 3.Gruppe mit sch. Gr.Werf.Gruppe, seitw rts gestaffelt. Im Feuerschutz der Panzer Inbesitznahme der Br cke. Beseitigung der Sprengladungen durch Pioniere. Aufbau eines Br ckenkopfes durch 3 Gruppen. Gegner, der zuerst heftiges Abwehrfeuer abgibt, zieht sich, als Kradsch tzen Br cke sprengen [sic], rasch zur ck. Einzelne holl ndische Soldaten werfen sich in Zivilkleidung und wollen so entfliehen

Het Duitse verslag is in dit geval warrig. Men stelt de ladingen van de brug te Dongen weg te nemen, maar stelt even later dat motorrijders de brug opblazen. Het is wat mysterieus. De draaibrug bij Dongen is onvernield in Duitse handen gevallen(9). De draaibrug werd in het centrum ervan met een slinger bediend. De brug was open gedraaid en geen Duitser of Fransman kon erbij. Dus was hij niet direct te gebruiken. Een kort maar vrij hevig gevecht vond plaats bij de draaibrug, waar het wachthuis (Rijense zijde) door mitrailleur- en 2 cm boordgeschut werd doorzeefd en in brand vloog. Een huis met een caf werd ook doorzeefd, waarbij een jongeman het leven liet. De Fransen waren na deze vuuroverval snel verdewenen, maar de Duitsers konden alsnog de brug niet over. Het Duitse rapport spreekt van vernieling tijdens een gevecht en moet dan wel haast spreken van een gevecht bij de ophaalbrug. Hierover ontbreekt echter (nog) nadere informatie zodat dit onzeker blijft. Uit weinig specifieke Franse verslagen van 6.RC is bekend dat zij met een zekere formatie de zuidzijde verdedigden, vermoedelijk met een stuk Hotchkiss 2,5 cm AT en een formatie motorrijders. Zij zaten in hoofdzaak langs de weg naar Rijen, omdat zij bij Rijen een sterkere voorverdediging hadden gevormd [1525].

(9) Het is noodzakelijk bij deze verhandelingen een voorbehoud te maken, omdat er vooralsnog geen absolute duidelijkheid is verkregen wat hier bij Dongen nu precies gebeurd is. Dit blijft in onderzoek.

De meeste bruggen werden tijdig vernield, maar bij Oosterhout hadden de Duitsers succes. Ten noordwesten van het stadje vond men de brug in de Bovenste weg (de brug naar 't Goor) onvernield. De Nederlanders waren druk doende de brug te vernielen, maar met vurende mitrailleurs op motoren wisten de eerste Duitsers dit te verhinderen. Ze waren geen partij voor die paar Nederlanders, die zich direct uit de voeten maakten. Zo wist men deze lichte brug te veroveren. Deze was niet goed genoeg voor de zware tanks, maar wel voor pantserwagens en lichter materieel. Bovendien wisten de pioniers van Pz.Pi.Btl 86 over de sluis ten westen van het stadje nog dezelfde avond een noodbrug te maken en vervolgens via Den Hout alsnog over het Markkanaal te komen. De verslagschrijver van Aufkl rungsregiment 9 beschrijft het kort en bondig als volgt:

Panzerpioniere sto ?en ber Br ckenkopf sofort weiter vor und erreichen ohne wesentliche Feindber hrung Br cke s dlich Osterhout. Gleichzeitig wird von der Abteilung Panzersp htrupp Ruppert zur gewaltsamen Aufkl rung der Br cken n rdl. Osterhout angesetzt. Durch raschen Feuer berfall auf Gegner, der die Br cke zum Sprengen fertig machen will, wird er vertrieben. Die Abteilung wirft sofort Kradsch tzen-z ge nach vorne, die die Br cke endg ltig in Besitz nehmen und den noch bei der Br cke in Stellung befindlichen Infanteristischen Gegner vertreiben.

13.15 Uhr ist auch die Br cke in unserer Hand. Gefangene: 40 Holl nder. AA L ttwitz tritt mit Masse 14.00 Uhr sofort ber Br cke Osterhout, Vormarsch nach Moerdijk an. Keine wesentliche Feindber hrung, Gegner anscheinend noch rechtzeitig abger ckt.

16.32 Uhr Verbindung mit Fallschirmtruppen hergestellt. Unterst tzung deselben gegen einzelne noch angreifende Feindteile durch Artillerie und Flak.( ? ) Verluste: 1 schwer verwundeter.

Via Vrachelen (c.q. Vraggelen) en Den Hout waren de Duitsers op de Haasdijk terecht gekomen en vervolgens de Brandeweg. Het was een formatie van pantserwagens en motorrijders. Dit was de formatie die als eerste met de Duitse parachutisten contact zou maken bij Moerdijk. In de middag tussen 15:00 en 16:00 uur kwamen zij bij Den Gouden Leeuw (10) aan, waar de Hauptmann Fritz Prager zijn commandopost had ingericht, maar zelf gewond te bed lag. Hauptmann Pelz, zijn plaatsvervanger, schudde de hand van de cavaleristen. Prager wist toen dat zijn taak bijna was volbracht.

(10) Het toenmalige etablissement Den Gouden Leeuw aan de Lapdijk te Moerdijk. Dit was gelegen op grofweg dezelfde locatie als het huidige wegrestaurant De Gouden Leeuw aan de Moerdijksweg 1 in Zevenbergschen Hoek, met dezelfde familie Van der Made als uitbaters.

[554, 561, 564] De Duitsers die Moerdijk in de middag en vroege avond van 12 mei bereikten bestonden, behoudens uit enige lichte (Sd.Kfz.221) en zware pantserwagens (Sd.Kfz. 231/232) met motorhuzaren van Aufkl rungsregiment 9 zelf, uit een drietal gemechaniseerde stukken 3,7 cm FLAK van Fla Kompanie 3/47, een batterij 10,5 cm houwitsers LeFH.18 van AR.102, enige stukken 3,7 cm PAK, n of meer stukken leIG.18 van 7,5 cm, een peloton pioniers van 3./Pz.Pi.86 en een compagnie gemotoriseerde infanterie (6./SR.11) versterkt met zware mitrailleurs en enkele lichte (5 cm) en zware (8 cm) mortieren. Een zeer aanzienlijke vuurkracht.
In de avond van 12 mei bereiken nog meer Duitse verkenners, in dit geval van de Gruppe van Oberstleutnant Josef Vichytil (11), het bruggenhoofd. Dat gebeurt als ook verkenners ten noorden van Oosterhout erin slagen om het Wilhelminakanaal (bij Geertruidenberg) over te steken. [123] De ondertussen wegglippende Nederlanders van 3-6.GB, die de spoordijk en later de spoorbrug tussen Geertruidenberg en Raamsdonksveer gebruikten om uit de ketel te ontsnappen, zagen de Duitse formaties aankomen vanuit zuidoostelijke richting. Ze konden net op tijd naar het noorden ontsnappen en daar bij Keizersveer bij eigen troepen aansluiting vinden.

(11) Josef Vichytil (1891-1977) was een Oostenrijkse beroepsofficier, die in 1913 als Leutnant was be digd. Hij be indigde de Eerste Wereldoorlog als Hauptmann en compagniescommandant. Als Major in 1928 in het Radfahr-Jager Regiment 2 al als verkenner actief, in 1938 tot overste bevorderd en in augustus 1938 in het Aufkl rungs-Regiment 9 opgenomen waar hij vanaf november de 1.Abteilung aanvoerde. In oktober 1939 werd hij commandant van het gehele regiment. Per december 1940 tot Oberst bevorderd en naar de staf van 19.PD overgeplaatst. Daar functioneerde hij kennelijk niet naar behoren of werd niet geschikt voor frontdienst, want nadien zou hij slechts marginale staffuncties en exotische commando ??s voeren tot hij in september 1944 naar Itali werd overgeplaatst en eindelijk een bevordering tot Generalmajor kreeg. Vichytil ging daar de Nachschubtruppen in Noord-Itali aanvoeren. Hij kwam als zodanig op 2 mei in Geallieerd gevangenschap waar hij in 1946 uit werd ontslagen.

De aansluiting was gemaakt. Toch was er de zorg op dat moment dat voor de Pz. III en Pz. IV alsmede zware artillerie met Schlepper geen brugcapaciteit voor handen leek die vanuit het zuiden toegang gaf tot het eenvoudig bereiken van het bruggenhoofd Moerdijk. Op de 13e mei zou daarom gestart worden met een dam te bouwen in het Markkanaal, naast de vernielde brug te Terheijden. Diezelfde dag nog zou die dam stevig genoeg zijn om ook de Pz. III en Pz. IV over te laten steken. Voordien hadden die slechts via Raamsdonk over kunnen komen.

Was er bij de Goorse brug verraad in het spel?

De Goorse brug was de brug over het Wilhelminakanaal tussen het noorden van Oosterhout en het toenmalige Vraggelen (thans als Vrachelen geschreven); niet te verwarren met de vergelijkbare brug over het Markkanaal ten zuiden van Vraggelen, vaker als de ??Vrachelse brug ?? aangeduid.

Zoals alle bruggen rond Oosterhout is de smalle betonnen brug in de toenmalige Goorstraat tussen Oosterhout en Vraggelen bezet geweest door twee of drie soldaten van de sectie van 4-3.GB van de sergeant Belderbos. Lokale bronnen melden dat tenminste n hunner lokaal inwoner was, wat overigens verre van opmerkelijk was. Dergelijke detachementen werden voortdurend uit lokale militairen samengesteld, om zo kost en inwoning (kwartier- en onderhoudskosten) te besparen voor het departement. De brug was, zoals alle, tijdens de mobilisatieperiode door een opzichter der fortificati n voor vernieling voorbereid. Slechts het slagsnoer moest door het brugdetachement worden ontstoken, wanneer daartoe expliciet bevel kwam of als de vijand plotseling naderde.

De Goorse brug zou echter niet worden opgeblazen. Lokaal (12) verklaart men dit als een kwestie van verraad, maar daarvoor ontbreekt zelfs maar de geringste aanwijzing of bron. Een door de Duitsers geplande verraderlijke inname ?? zoals lokaal ook al wordt gesuggereerd ?? is al helemaal niet aan de orde geweest. Dat kan echt als oorzaak worden uitgesloten. Men stelt daarbij plaatselijk abusievelijk dat in de directe omgeving uitsluitend de Goorse brug (in mei 1940) niet werd vernield. Men heeft kennelijk geen wetenschap dat ook de 5 km noordelijker gelegen bruggen, tussen Raamsdonkveer en Geertruidenberg, niet werden vernield. Ook daar was overigens geen sprake van vooropgezette Duitse plannen. Ze zouden die bewuste bruggen bovendien slechts als laatste verkennen.

(12) Er wordt in 2011 in het regionale dagblad De Stem een lokale ??deskundige ?? opgevoerd, die nadrukkelijk heeft gesproken over ??het verraad van de brug bij Goor ??. Deze deskundige is overtuigd van verraad. Er zou een verrader hebben gezeten onder de twee militairen, die de brug moesten opblazen. Dit verhaal wordt met bijzonder veel dik aangezette fictie aannemelijk gemaakt, waarbij o.m. binnen geen tijd ??duizenden Duitsers voor de brug ?? zouden hebben gestaan. In werkelijkheid werd de brug door een zeer bescheiden groep Duitse militairen overvallen en ingenomen. Geen sprake van duizenden. Overigens bestond de hele formatie van Major Ernst von L ttwitz niet eens uit meer dan een paar honderd man en uit deze formatie kwam de ??Sp htrupp ?? voort die bij verrassing de Goorse brug nam.

Tevens werd een overlijdensverklaring geproduceerd van ene Jan de Weele, een 44-jarige Oosterhouter, die wegens spionage op 12 mei 1940 om 07.00 uur was doodgeschoten. Dat zou de verraadtheorie moeten ondersteunen. Het lijkt er eerder op dat een dergelijke executie zou aantonen dat ?? als er al verraad aan de orde was ?? dit met de executie was bestreden en men dus ter plaatse eerder trouw aan de goede zaak leek dan deze te bedreigen. De 44-jarige had ook al geen leeftijd om als gewoon dienstplichtige te dienen, dus verraad bij de brugbewaking toont het ook al niet. Hoe het ook zij, het arresteren, mishandelen of neerschieten van vermeende verraders gebeurde op talloze plaatsen. Vrijwel nergens is er maar een zweem van bewijs dat dit met recht en reden geschiedde, doorgaans was het zuiver panisch handelen.

De hardnekkige verraadverhalen zijn indianenverhalen, ontstaan uit lokale sagen, die gevoed werden door achterklap en onwetendheid en nimmer door feiten aannemelijk zijn, laat staan dat zij bewijslast verdragen. In dit geval vermoedelijk sterk gevoed door het andere vergelijkbare indianenverhaal in de sector over de spookluitenant Lamm, de ??Rijksduitser ?? uit Zwartenberg, die aan de zijde van de parachutisten Moerdijk zou hebben verraden. Een hardnekkig onzinverhaal dat in Moerdijk door een deel van de oudere generatie als zuivere waarheid wordt verkocht. Het is overlevering, maar voor het overige gespeend van iedere historische waarheid, hoewel een individueel besluit tot het ??bewust niet uitvoeren van een opgedragen taak ?? natuurlijk niet kan worden uitgesloten. Dat is echter duidelijk niet de bedoeling van deze lokale sage, die over vooropgezet verraad verhaalt. Het is uit te sluiten dat het zo is gegaan.

Aan Duitse kant wist men in het geheel niets van enig vooropgezet subversief handelen of verraad door Nederlanders of V-M nner, laat staan de door de ??deskundige ?? ook al aangedragen Brandenburger commando. Het zou ook tamelijk onwerkelijk zijn geweest. Men wist immers vooraf niet of een intacte brug in het voor- of in het nadeel van de parachutisten, later de landstrijdkrachten zou zijn. Dat zou aan de tactische omstandigheden liggen. Zoals de Fransen op 11 mei nog alles deden om deze bruggen niet prematuur te vernielen, maar op 13 mei ze juist allemaal vernield wilden hebben. Dat verhield zich vrijwel omgekeerd evenredig met de Duitse opvatting. Op 10-12 mei waren intacte bruggen voor de para ??s een potenti le bedreiging (met mogelijk het besluit tot vernieling van de bruggen bij Terheijden en Nieuwe Veer op 11 mei als remedie), nadien een deugd. Daarbij was de geprefereerde Duitse route beslist niet via de smalle brug met slechte ontsluiting in de Goorstraat geweest, maar via Breda en Terheijden. Commandoacties zou men dus ergens anders verwachten, maar geen spoor daarvan, ook niet in Duitse documenten. En daar waar men mislukkingen van commando acties nog wel eens vergeefs in de Duitse annalen terug zoekt, zijn successen steeds vindbaar gebleken. Zo diep in vijandelijk gebied had zo'n stunt vrijwel zeker goed geweest voor een Ritterkreuz, maar geen spoor ervan in Duitse bronnen. Over Brandenburger of aanverwante Abwehr acties achter de Nederlandse hoofdweerstand is niets te vinden. Terwijl dit voor de commandoacties langs de grenzen en elders wel het geval was.

Een andere tamelijk onverdachte bron (13) zijn de verslagen van de Duitse spitseenheden. Deze waren voorafgaande aan de invasie als spitseenheden (Vorausabteilungen) ontworpen en ingedeeld en zouden dus ook over ??verraad ?? ?? of beter gezegd ??heimelijke samenwerking te velde ?? ?? worden ge nformeerd, zoals dit met alle eenheden hun staven geschiedde, die zodanig met de Brandenburger samenwerkten. Nog niet het minste is terzake te vinden. Er werd gewoon gewerkt volgens de operationele stramienen waar de toenmalige snelle Duitse eenheden volgens werkten. Dat betekende dat grotere verkenningsverbanden zoals dat van de Gruppe L ttwitz ?? welke qua omvang en handelwijze goed te vergelijken waren met samengestelde Franse verkenningsverbanden, zoals de Groupe Beauchesne ?? op hun beurt weer allerhande kleinere verbanden vooruit stuurden om op de flanken en de voorzijde diepte- en breedteverkenning te plegen. De Duitsers hadden dit geweldig goed uitgewerkt door pantserwagens met sterke radio ??s aan boord in dit soort verbanden op te nemen en elkaar voortdurend op de hoogte te houden. Zo werden over alle verharde wegen steeds verbanden met een verbindingswagen gestuurd. Die bestonden doorgaans uit n of twee pantserwagens en een groep of een peloton motorrijders, 12-36 man sterk. Men noemde dit een ??Sp htrupp ??, meestal geleid door een luitenant. Hadden zij succes, dan konden ze dat met de motoren en de n of twee zwaardere boordwapens vaak direct benutten, terwijl een signaal naar de hoofdmacht ging dat men een gelegenheid had gevonden voor snel succes. Vaak waren binnen zeer korte tijd dan versterkingen aangetrokken ter consolidatie van de buitenkans. Op hoofdlijnen was dit een tactiek die veel van de spraakmakende Duitse successen tijdens de Westfeldzug zou mogelijk maken. Niet een overmacht aan mensen, middelen en vuurkracht ?? wat men decennialang als oorzaak meende te moeten duiden ?? maar de snelle dynamiek en benutting van kansen.

(13) Er zijn betrekkelijk veel mensen, die Duitse bronnen bij voorbaat verdacht achten. Ze zouden vergoelijken en anderszins bezijden de werkelijkheid blijven. Het tegendeel is vaak waar, als het formele verslagen betreft. Duitse bronnen in deze fase van de oorlog zijn, zeker voor zover ze tot de formele onderdelen van het KTB komen te behoren, juist opmerkelijk eerlijk. Weliswaar is ook de Duitse bron door eigen perceptie en onwetendheid over algemene toestand en tegenstander besmet, maar ze zijn veel feitelijker en accurater dan de Nederlandse bronnen. Insteek was dan ook vooral om te leren van de gebeurtenissen, foute zaken te verbeteren, goede zaken nader uit te werken. Het levert, voor zover bewaard gebleven, opmerkelijk vaak zeer accurate weergave van de gebeurtenissen. Daar waar we erin slagen Duitse bronnen te koppelen aan steunbewijs, blijken ze opmerkelijk vaak stand te houden. Er is daarom alle aanleiding om Duitse bronnen als serieuze informatie te interpreteren.

Nawoord

Het was 12 mei 1940, om 16.00 uur. Dat was precies 60 uur na de Duitse inval. De veldtocht in Nederland was beslist.

Het volmaken van de corridor tussen Duitsland en Moerdijk door de voorste gemechaniseerde en gemotoriseerde eenheden betekende dat wat de Duitsers een ??Vorentscheidung ?? plachten te noemen. De Vesting-Holland was geslecht, er was immers een definitieve diepe bres in geslagen. De defensiestrategie van de Nederlandse krijgsmacht lag op zijn rug. Het was nog slechts de vraag hoe lang de houtgreep moest duren voordat de Nederlandse opperbevelhebber ter capitulatie zou afslaan.

Er viel vanaf die middag van 12 mei niets meer te winnen, nauwelijks meer iets te bereiken voor Winkelman, hoewel hij zich pas kort na middernacht zou realiseren dat er werkelijk een Duitse aansluiting bij Moerdijk was gekomen. Wat men nog had kunnen bereiken, liet men na. In Den Haag had men geen goed beeld van de status van het slagveld - verre van. Men mijmerde door over een aanval van de Lichte Divisie dwars over het Eiland van Dordrecht met als doel om ? Waalhaven te gaan hernemen. Men had zich volkomen op de Fransen verlaten om Moerdijk ?? de openstaande achterdeur ?? te heroveren, terwijl dezelfde Fransen allang hadden besloten Moerdijk helemaal niet te hernemen en op een front dichter om Antwerpen terug te gaan. Blind als Den Haag was voor het feit dat Moerdijk voor de Fransen juist een ontluchtingsventiel was dat men dit niet wilde hernemen, omdat dit operationeel slechts nadelen zou bieden voor het Franse 7e Leger. Moerdijk hernemen zou immers zorgen dat de totale Duitse macht ter plaatse zich op de Fransen zou storten en niet, in belangrijke mate, naar de Vesting zou afbuigen. In de tussentijd liet Student, die in de ochtend al vernam dat de aansluiting met de grondtroepen die middag zou plaatsvinden, met een Duitse aanval bij Dordrecht de Lichte Divisie bij die stad binden. Hoewel Student in die opzet maar half slaagde, deden de Nederlanders al twee dagen alles verkeerd om nog een kans te maken, maar wisten en konden niet beter. De Nederlanders op het Eiland zouden de volgende dag voor een vervelende verrassing komen te staan.

De militaire situatie was op 12 mei einde dag voor het Nederlandse leger volkomen hopeloos geworden. De Fransen hadden ?? overigens om begrijpelijke redenen ?? niet thuisgegeven en inmiddels heimelijk besloten Nederland te gaan loslaten terwijl de keten van bruggen in Duitse handen faciliteerde dat de gemotoriseerde en gemechaniseerde Duitse eenheden zo de Vesting binnen konden rijden. Het was voorbij. Nederland had geen enkel middel om dit nog te stoppen. De veldtocht in Nederland was beslist, wat betekende dat de Duitse landmachtstaf stond te popelen om de vrijgekomen eenheden - met name de gemotoriseerde SS divisie en de 9e Panzerdivision - richting het centrum in Belgi te kunnen sturen als operationele reserve.

Winkelman zelf had de voorwaarden geschapen voor de snelle Duitse opmars door Noord-Brabant. Zijn onverstandige strategie om Noord-Brabant los te laten ?? wij verwijzen terzake naar een uitgebreid beschouwend artikel hierover in de rubriek ??algemeen ?? over de verliezende strategie van Winkelman ?? was een kraamkamer voor het Duitse succes geworden. Zo hadden ze niet alleen de Nederlandse veldtocht snel kunnen beslissen, maar zo waren ze er ook in geslaagd sneller dan de Entente met veel formaties dreigend op de noordelijke flank van de Belgische defensie te geraken.

Pas rond het middernachtelijk uur (12 op 13 mei) werd in Den Haag eindelijk geloof gehecht aan de talloze meldingen dat er sprake was van een aansluiting van Duitse gemechaniseerde eenheden bij Moerdijk. Tot die tijd had men actief alle berichten over Duitse tanks in Brabant afgewezen als subversieve leugens. Toen echter de afluisterdienst een opname kon laten horen van Radio Bremen, waar men meldde dat er Duitse eenheden bij Moerdijk aansluiting hadden gemaakt met de luchtlandingstroepen (met name met de 'Bremer Division', de bijnaam voor de 22e (LL.) ID, die uit Bremen kwam), viel het kwartje aan de Lange Voorhout eindelijk ook. Ineens mocht de artillerie w l op de Moerdijkbruggen zelf vuren en werd de laatste bommenwerper opgedragen, als een soort wanhoopsdaad, om bij daglicht de verkeersbrug te bombarderen. Toen was het echter al veel te laat.

Rationeel gezien had men in de vroege ochtend van 13 mei moeten besluiten om de regering te vragen of de wapens gestrekt hadden mogen worden. Iets wat het kabinet zou hebben toegestaan, overwegende de instructie die Winkelman die dag van het vertrekkende kabinet kreeg om toch vooral de strijd te staken als er nodeloze offers werden verlangd. Militair viel er niets meer af te dwingen en men zou in het drukke westen slechts enorme offers van mens en maatschappij kunnen verwachten. De luchtverdediging verkeerde in acute munitienood, de luchtmacht was zo goed als uitgeschakeld, er waren geen reserves en geen bondgenoten en, nog belangrijker, de vijand stond al prominent binnen de vesting. De bondgenoten hadden Nederland laten zitten. Hoe begrijpelijk dat ook was ?? vanwege Nederland zijn eigen rigide, solistische opstelling in de periode voor de oorlog n de Hollandse strategie ?? had het ook alle aanleiding kunnen zijn om te stellen dat ook voor de bondgenootschappelijke zaak doorvechten nauwelijks meer relevant zou zijn. Zoals bekend is, heeft men ervoor gekozen om door te vechten. Het was in dit geval wederom Winkelman, die aan de basis van dit besluit stond en men zou hem dit besluit ?? net als veel andere van zijn vaak tamelijk onnavolgbare besluiten ?? kritisch kunnen voorhouden. Daar waar de bondgenootschappelijke zaak hem eerder vreemd was - hij zich er heel uitdrukkelijk vanaf keerde en tot een Alamo-strategie noopte - was diezelfde bondgenootschappelijke strijd voor hem ineens op 13 en 14 mei aanleiding om de Duitsers zo lang mogelijk te binden en een zinloze strijd voort te zetten. Inzichten t.a.v. de bondgenootschappelijke strijd die Winkelman enige maanden eerder had moeten ontwikkelen, zodat hij niet de kapitale fout had gemaakt om Brabant te ontruimen in plaats van daar belangrijk verzet te laten plegen door het Veldleger. Zijn inzichten over de verbonden strijd kwamen nu te laat en zouden nog een enorm offer gaan vergen van met name de stad Rotterdam.

Zeker is dat 12 mei in de middag een kantelpunt was, waar ook de Fransen definitief Nederland los gingen laten en een terugtrekkend gevecht zouden gaan voeren. Op 12 mei 1940 om 1600 uur werd het begin van het einde ingeluid. Een einde dat voor diezelfde Vesting-Holland vijf lange jaren zou duren.

[De bronnen vindt u hier]