6e Grensbataljon
Inleiding
Op het einde van de tweede oorlogsdag was het 6e Grensbataljon uiteen geslagen door de felle Duitse luchtaanvallen in de sector Tilburg ?? Bergen op Zoom en de directe aanvallen op de concentraties van het bataljon en de nabij gelegen Fransen van het detachement Michon.
Toen de Fransen hals over kop vertrokken uit de sector Moerdijk en een bedremmeld bataljon Nederlanders achterlieten, die zichzelf vertwijfeld afvroegen ??is dit nu de bondgenoot waarvan wij het moeten hebben ??, was voor 6.GB het moment aangebroken dat ook zij zich moesten hergroeperen. Delen van het bataljon waren getroffen door de Duitse luchtaanval. Hoewel er geen dodelijke slachtoffers vielen te betreuren, waren enkele onderdelen het verband met het bataljon kwijtgeraakt, sommige kleinere groepjes waren tot een panische vlucht gekomen. In een enkel geval was het een officier, die door de indrukken bevangen, knikkende knie n kregen. De commandant van de 2e Compagnie kende zo ??n moment, nadat de zware Duitse bommen korte tijd rond zijn commandopost landden. Het was dan ook deze compagnie, die toch al in het middelpunt van de Duitse aandacht had gestaan doordat zij nabij de Franse hoofdmacht lagen, die in wanorde raakte.
Voor de majoor Hendriksz was het zaak het verband terug te krijgen. Terugtrekken, de eenheden weer concentreren en trachten om de verloren gegane groepen terug in het verband te krijgen.
Posities der bataljonselementen
Het is dan zaak te beoordelen waar de hoofdmacht van 6.GB terecht kwam en waar de losgeraakte onderdelen terecht kwamen.
[123] Nadat de Duitse bommenwerpers rond 1900 uur (11 mei) uit de lucht verdwijnen tracht de gestrande bataljonscommandant weer verband in zijn bataljon te krijgen en slaagt erin om vanuit Zevenbergen met zijn 1e Compagnie, welke een sectie mist, contact te maken. De 2e en 3e Compagnie zijn dan nog volledig zoek. De kort voordien in Zevenbergen ingerichte commandopost werd verplaatst naar Zwartenberg. Daar krijgt men bericht, dat de weg over Terheijden geblokkeerd is, omdat de brug over het kanaal is opgeblazen.
[5, 123, 606] De nieuwe fraaie brug over het Mark-kanaal bij Terheijden, welke een voorname verbinding vormde tussen Breda en Moerdijk buiten de (in Duitse handen zijnde) rijksweg om, werd vernield gedurende de Duitse luchtaanval op de sector. Deze brug was de grootste en zwaarste in de sector. Voor een gelijkwaardige sterke overgang, die tanks kon dragen, diende men naar Oosterhout te verplaatsen. Een route die bijvoorbeeld het Franse aanvalsverband onder de Lieutenant Martin ook koos om terug te keren naar Franse troepen bij Breda. Michon stelde in zijn gevechtsverslag dat de brug over het Markkanaal door een Duitse bom werd vernield.
De vraag is echter of dat wel aan de orde is geweest. De Luftwaffe viel zeer omzichtig aan. Instructies waren om de infrastructuur zo min mogelijk te beschadigen en bruggen en overige kunstwerken juist te sparen. Terheijden was voor de Fransen echter een essenti le verbinding tussen Moerdijk en Breda, in die zin dus voor de parachutisten en hun bruggenhoofd een bedreiging. De kans bestaat dat daarom uitdrukkelijk toestemming of zelfs instructie is gegeven om de brug bij Terheijden te vernielen. Daarvan is geen bron bekend, maar dat is van Luftwaffe documenten in beginsel al een (onderzoeks)probleem. Het is niet aannemelijk dat de Luftwaffe de brug mocht aanvallen. De brug was voorbereid voor vernieling door de Nederlandse genie, zoals alle bruggen over Mark, Markkanaal en Wilhelminakanaal. Bij de bruggen waren overal enkele militairen, soms zelfs van lokale landstormkorpsen (Vaartuigendienst). De Fransen waren bevreesd dat deze weinig professioneel ogende Hollanders, die vrijwel altijd zonder officieren functioneerden, de bruggen prematuur zouden opblazen. Reden waarom majoor Michon al vroeg op de 11e mei had besloten dat bij Terheijden en bij Oosterhout Franse detachementen van 6.RC bij de bruggen werden gestationeerd ter vermijden van Hollandse vernieling van die bruggen zonder Franse toestemming. Een fenomeen waar de Fransen immers sinds de eerste oorlogsdag in Belgi en Nederland waren geconfronteerd, waren opgeblazen bruggen en versperde wegen. Deze prominente verbindingen over het Wilhelminakanaal en het Markkanaal, beide essentieel aan de oostzijde van het Duitse bruggenhoofd rond Moerdijk, mochten niet verloren gaan door te vroege vernieling. Het kan zijn dat de aanwezigheid van Franse militairen bij de brug te Terheijden aanleiding gaf aan een Duitse piloot om zijn bommen nabij de brug los te laten. Dat dit vliegtuig de oever miste en onverhoopt de brug raakte. De brug was van ladingen voorzien en de kans dat die ladingen door de detonatie zouden worden ge nitieerd was dus aanwezig. De kans is echter ook niet uit te sluiten dat de Fransen zelf de vernieling verrichtten in de vrees dat de Duitsers hen reeds op de hielen zaten ?? of dat de Hollandse bewakers van de brug dit deden. Hoe het ook zij, de brug ging onbedoeld ?? voor dat moment ?? de lucht in. Daarmee werd de kortste route tussen Breda en Moerdijk geblokkeerd.
[123] Onderwijl werd de majoor Hendriksz duidelijk dat zijn bataljon uiteengeslagen scheen en de Fransen teruggetrokken waren. De troepen die hij onder zich wist werden aan weerszijde van de brug over de Mark (bij Zwartenberg) opgesteld (1), waar de verbindingsweg Zevenbergen ?? Etten lag. De Mark was op deze locatie tamelijk breed, met ca. 35 m (thans nog iets breder), en daarom een serieuze hindernis om een defensie achter te bouwen, zoals de Fransen als uitgangspunt hadden van hun strategie ??Breda ??. Bovendien was hier bij Zwartenberg (buiten de spoorbrug bij het Kraaiennest, waar ook thans het spoor de Mark kruist onder het toenmalige station Lage Zwaluwe) de eerste brug west van het Duitse bruggenhoofd, daar waar die bij Terheijden de eerste oost was geweest. Door het verlies van de laatste, was de brug bij Zwartenberg zelfs de enige brug over de Mark in Nederlandse handen in de gehele directe omgeving van het Duitse bruggenhoofd. Een goed punt dus om als verdediging te kiezen als men wilde hergroeperen.
(1) Tegenwoordig is de weg Zevenbergen ?? Etten-Leur (N389) de doorgaande weg over de Mark. In 1940 was net de nieuwe vaste brug klaar die deze route al voorbereide. In 1939 was de uit 1884 stammende draaibrug iets oostelijker van de nieuw brug nog de verbinding over de Mark van de Zevenbergsche weg en de Boutweg. De nieuwe verbinding en de vooroorlogse komen zo ??n 600 m zuid van het dorpje samen. Op de oude stafkaarten ziet men de oude verbinding nog, maar op de schaarse stafkaarten van 1940 wordt de nieuwe verbinding al getekend.
[123] Uiteindelijk komen in de avond en gedurende de nacht de hoofmachten van de 1e en 2e Compagnie ter plaatse. Beide missen dan dus n sectie t.o.v. hun sterkte voorafgaande aan de Duitse luchtaanval. De 2e Compagnie mist tevens zijn commandant (de reserve kapitein Mol) en compagniestaf. De beide secties zware mitrailleurs en PAG weten eveneens Zwartenberg te bereiken en ook de bataljonstros wordt weer aangetrokken. De 3e Compagnie (onder de reserve 1e luitenant Janssen), waarbij de ??verloren ?? sectie van 1-6.GB zich had aangesloten, was nog in de oude stelling gebleven, niet wetende dat de rest van het bataljon hals over kop was verplaatst na de Duitse interventie vanuit de lucht. Het bataljon kende de locatie van zijn 3e Compagnie weliswaar maar zou ?? voor zover valt na te gaan ?? nauwelijks inspanningen plegen om weer met de compagnie in contact te komen. Deze compagnie zou echter trouw aan zijn laatste bevel in de positie blijven aan de linkerkant (oosten) van het Duitse bruggenhoofd, sector Blauwe Sluis ?? Lage en Hooge Zwaluwe. Er wordt nog bij hen teruggekeerd.
Zo blijkt de schade erg mee te vallen en de Franse aantekeningen dat het Nederlandse bataljon in panisch chaos verdween door het bombardement slechts een afspiegeling van de staf van de 2e Compagnie, die het veld in vluchtte tijdens de Duitse bommenregen op hun CP. De gemotoriseerde Fransen, die zelf ook alle kanten uit vluchtten toen de bommen eenmaal vielen, bereikten pas een halve dag later hun eigen verband weer.
[123] Diezelfde verdwenen Fransen was de majoor Hendriksz gaan zoeken in Etten, waar de weg vanuit Zwartenberg naartoe leidde. Tevens zocht de majoor naar een spoor van het Peelcommando, waaronder hij formeel viel, maar wat hij niet slaagde te bereiken. De laatste informatie die C-6.GB had gekregen was dat te Princenhage een nieuw hoofdkwartier van de Peeldivisie zou worden ingericht, maar dat plan was, zonder dat de majoor dit wist, door dezelfde Luftwaffe aanvallen als waar 6.GB door werd getroffen, gewijzigd. Aldus onwetend waar Franse of Hollandse bevelvoerders zaten, toog de majoor richting zuiden. Kort na het middernachtelijk uur (12 mei) reed hij omzichtig richting Etten om te zien of hij contact kon maken met de Peeldivisie of Franse bevelhebbers. Het is bijna een uur later als de majoor enige Franse officieren ontmoet nabij Etten, die hem doorverwijzen naar het westen van het stadje, waar hun generaal zou zetelen.
Verplaatsing naar Leur
G n ral de brigade Lucien Monniot (2) was de infanteriecommandant van 25.DIM, onder de g n ral de division ?? Jean Molini , de divisiecommandant, die zijn commandopost op grote afstand meende te kunnen combineren met het eerste legerkorps (1.CA), nabij Antwerpen in Belgi . Deze oorlogsnacht was ook het moment dat de daadwerkelijke hoofdmacht van het 38e Regiment d ??Infanterie Motoris e (onderdeel van 25.DIM) arriveerde in West-Brabant. Zij zouden zich nabij Breda-Princenhage concentreren. Aan Franse zijde was het nog een massaal ori nteren en manoeuvreren, doordat nieuw gearriveerde troepen taken van anderen overnamen. In die chaos van bevelvoering arriveerde de majoor Hendriksz op het inmiddels net ingerichte kwartier van de Franse generaal, die zelf ook pas kort tevoren te Etten was aangekomen.
(2) Lucien Emile Eug ne Monniot (1882-1953) was als colonel nog steeds actief officier toen de mobilisatie kwam. Hij werd toen in een oorlogsfunctie aangesteld als chef-staf V.Corps en bevorderd tot ??g n rale de brigade ??. In november 1939 werd hij infanteriecommandant van de 25e Division d ??Infanterie Motoris e. Hij zou op 4 juni 1940 gevangen worden genomen door de Duitsers en eind augustus 1941 worden vrijgelaten op erewoord. Hij werd na repatri ring gepensioneerd.
Deze Franse generaal was in de jaren dertig nog de leraar tactiek geweest van minister (luitenant-kolonel der GS) Dijxhoorn. Hij was toen als lieutenant-colonel plaatsvervangend hoofd van de ??cours de tactique g n rale et tat-major ?? aan de ??l ?? ?cole sup rieure de Guerre ??. Ofwel de opleiding tactiek aan de hogere krijgsschool in Frankrijk. Een opleiding die in het Nederlandse leger tot de allerbeste in zijn soort werd gerekend. Of de generaal de tactiek van het verleden of het heden predikte is een leerstuk op zich, maar hij behoorde in elk geval tot wat men in Frankrijk tot de betere generaals rekende. [614] Monniot wordt in Lerecouvreux ?? zijn ??l ??Armee Giraud en Hollande ?? abusievelijk als ??Monniaut ?? aangeduid, welke fout door het stafwerk [5] en daarvan afgeleide producten werd gekopieerd. De juiste naamspelling is echter Monniot.
Tijdens zijn tocht door Leur en Etten was de majoor opgevallen dat ??het kruispunt te Etten ?? zwaar was aangetast door bommen (3). [1521] Die waren op 10 mei en in de middag van 11 mei op Etten geworpen en hadden o.m. nabij de Markt, Moleneind en langs de grote weg aanzienlijke schade aangericht. E n enkele Duitse bommenwerper wierp op 10 mei, geheel zonder aantoonbare aanleiding (er was behoudens een luchtwachtpost geen militair in het dorp), een serie bommen vlakbij de kruising Markt/Moleneind. Het kostte niet minder dan 21 burgers het leven. [1521] Op 11 mei was door een mitrailleurstoot uit een vliegtuig nog een burger gedood. Vanaf 12 mei (tot aan de avond van de 14e) zouden er nog eens 20 omkomen (waarvan twee uit andere plaatsen). Met 40 ??eigen ?? burgerdoden en vele tientallen gewonden werd een zware tol betaald door de paar duizend inwoners van de dorpen Etten, Leur en Hoeven.
(3) Het toenmalige kruispunt te Etten was de kruising van de grote weg Roosendaal ?? Princenhage ?? Breda (west naar oost), het Moleneind (huidige Bisschopsmolenstraat) en Rijsbergschebaan zuidoostwaarts en de Markt en Hoevenseweg noordwaarts. Met name de grote herinrichting in de periode 2000-2004, waarbij de bestaande provinciale weg (thans A58) dwars door Etten werd omgelegd, heeft hierin ter plaatse grote verandering aangebracht. De authenticiteit van de toenmalige infrastructuur is grotendeels verloren gegaan. Etten en Leur (hoewel reeds n gemeente) waren toen bovendien nog twee sterk gescheiden kernen, waarbij Etten nadrukkelijk op de hoofdas van de toen meest prominente verbindingsweg in West-Brabant lag en Leur daar aanzienlijk boven. Het toenmalige dorp Etten werd daarom zwaar door de oorlogsomstandigheden getroffen.
[123] De tijdelijke commandopost van generaal Monniot was ingericht in het uiterste westen van het dorp op een paar honderd meter west van de Markt, nabij de Roosendaalse baan. De weg die voortdurend door de Luftwaffe in de gaten werd gehouden en niet meer zou ontkomen aan voortdurende Duitse aanvallen met boordwapens en bommen. Monniot zou na een prettige kennismaking, waarbij hij zelf fijntjes refereerde aan het feit dat hij de Hollandse minister van defensie nog tactieklessen had gegeven, zijn instructies duidelijk maken. Hij instrueerde Hendriksz om met zijn bataljon een stelling in te nemen bij het dorpje Leur, op de lijn Geerstraat ?? Leur, waarbij de kruisingen tussen Sander(banken) en het Lies Bosch door het bataljon zouden worden beveiligd. Het betrof dan meest westelijk de kruising(en) Geerstraat, Sander en Haansberg, de kruising Sander / Baai en kruising in het hart van Leur (tegenwoordig Lange Brugstraat t.h.v. Leurse dijk en het Van Bergenplein) en tenslotte de kruising bij het Lies Bosch (Leursebaan, Zanddreef en Huisdreef). Onduidelijk is of ook de kruising bij Vaareind (tegenwoordig Liesbosweg/Groenestraat/de Drie Dreven te Prinsenbeek) moest worden bezet, wat wel logisch zou zijn geweest, maar niet in verslagen is genoemd. Zodoende zou 6.GB met zijn secties de gehele noordelijke en noordoostelijke benadering van Etten en Leur beveiligen. Aan de Liesboschweh/Leursebaan, onder dekking van de bomen, zou 6.GB zijn treinen mogen plaatsen.
De Mark als defensie werd dus door 6.GB losgelaten. Het was de bedoeling dat hier weer Fransen (Groupe Beauchesne) voor in de plaats zouden komen, maar van een vloeiende overgang van de n naar de ander was geen sprake. De grote vraag is dus wie de strategische brug bij Zwartenberg zou bezetten. Het verslag van 6.GB geeft hiervan helaas geen beeld. Van 1-6.GB bleef slechts n sectie onder een sergeant in Zwartenberg achter om daar de brug te bewaken en ?? de brug was ter vernieling voorbereid ?? des benodigd op te blazen (4). Dit laatste zou al in de middag van 12 mei gebeuren waarna de sectie als bewaking van dit punt ter plaatse bleef. Deze opdracht zou de sterkte van het bataljon dus opnieuw met een sectiesterkte terugbrengen.
(4) In ??Er heerschte een ernstige oorlogstoestand ??, over Etten-Leur in (onder meer) de meidagen van 1940, wordt getuigenis gegeven van ernstige misdragingen van deze sectie tegen de lokale burgerij [1521, pg. 57]. Er zou geplunderd, geroofd en bedreigd zijn. Iets wat overigens bijzonder veel voorkwam in die anarchistische dagen en bepaaldelijk niet tot deze sectie beperkt bleef. In dit specifieke geval echter toevallig door de geschiedenis vastgelegd. Een kwestie ?? de vele misdragingen van Nederlandse en Franse soldaten ?? waar weinig aandacht voor is in de geschiedenisboeken. Typerend voor legers waar de discipline zeer laag was. Het Duitse leger, vaak tot in den treure beschreven bij ieder incident, bleek in veel gemeenten juist uiterst gedisciplineerd in zijn gedrag, ook als er geen officieren in de buurt waren. Het contrast dat zo moeilijk door de geschiedenis wordt verdragen, maar zo typerend is voor wat discipline en tucht in een leger oplevert.
[123] Majoor Hendriksz spoedde zich terug naar zijn bataljon bij Zwartenberg, minder dan 5 km van de hoofdweg door Leur. Hij maande zijn eenheden ?? inmiddels dus buiten de staf nog slechts ter sterkte van zo ??n vijf gewone secties infanterie plus de halve MC en PAG ?? om snel te verplaatsen naar de opgegeven lijn Geerstraat ?? Leur ?? Liesbos. De staf reed al vooruit. Het was rond 07.00 uur dat de posities grotendeels waren ingenomen. Enige uren later kwam alweer een tegenbevel van een Franse ordonnans. Franse troepen zouden de posities overnemen. Daarop werden de voertuigen uit het Liesbos aangetrokken, wat vervolgens aan de spiedende ogen der Luftwaffe niet onopgemerkt voorbij ging. Een vliegtuig dook neer en hoewel de mannen tijdig wegkwamen, vernielden de boordwapens enige wagens op de weg bij Leur. Een deel van de tros van 6.GB ging zo verloren, overigens zonder dat dit offers van 6.GB manschappen vroeg.
[123] Op het moment dat de majoor besloot om naar generaal Monniot zijn hoofdkwartier te gaan om daar nieuwe orders te halen, kwam de vermiste kapitein Mol ineens aan bij de staf van 6.GB. Deze gedroeg zich alsof er niets gebeurd was, hoewel hij zijn compagnie een volledige dag alleen had gelaten na zijn plotselinge vlucht tijdens het Duitse bombardement op Zevenbergschen Hoek een dag eerder (5). De kapitein, die in Princenhage was geweest, nam als informatie mee dat militairen der Peeldivisie, waarvan enkele individuen intussen ook ad hoc aan 6.GB waren toegevoegd, zich in Bergen op Zoom dienden te vervoegen om daar te worden geherorganiseerd. De majoor Hendriksz vertrok nadien naar wat hij dacht dat de commandopost van de generaal Monniot te Etten was, maar trof deze alweer verlaten aan. Daarop besloot de BC zelf om wederom een linie terug te gaan. Hij nam zijn troepen mee om een positie op de lijn Rucphen ?? Sprundel in te gaan nemen.
(5) Het is vrijwel zeker dat de panische vlucht van de kapitein Mol en zijn stafgroep, die onder ogen van de Franse voorhoede en zijn officieren plaatsvond, de Franse geschiedschrijving (o.m. Lerecouveux) inspireerde om van een panische vlucht van het Hollandse bataljon te spreken. Daarvan was in feite geen sprake geweest, maar de kapitein Mol had geen goed voorbeeld gegeven met name niet in het vervolg op zijn vlucht uit zijn kwartier in Zevenbergschen Hoek.
Het wegvluchten tijdens het bombardement zelf acht auteur dezes zeer begrijpelijk. Immers, de 250 kg bommen vielen direct om hem heen, wat een weerzinwekkend effect moet hebben gehad. Het was echter ook voordien al bij anderen opgevallen, ook al op 10 mei, dat de kapitein uiterst zenuwachtig was. Hij was kennelijk niet goed bestand tegen de oorlogswerkelijkheid. Iets wat iedereen kan overkomen, uiteraard, zodat een oordeel over de kapitein zijn gedrag op 11 mei alhier achterwege blijft. Kwalijker is echter dat de kapitein Mol desondanks in zijn krijgsverslag van 1 juli 1940 een beeld schept alsof hij nimmer was weggevlucht, maar heel ordelijk zijn commandopost had verplaatst, waarbij hij nadrukkelijk de suggestie wekt voortdurend, ook nog in de avond van 12 mei, contact te hebben gehouden met zijn BC. Dat is een duidelijke manipulatie van de werkelijkheid en exact van dat deel dat de kapitein, ook krijgstuchtelijk, voor de voeten kon worden geworpen. Hoewel men met even goede argumenten de vlucht uit zijn kwartier had kunnen verdedigen met de feiten dat zijn commandopost volledig was vernield, was hij kennelijk toch schuldbewust over (met name) het vervolg. Daarom had hij het kennelijk nodig gevonden zijn verslag te manipuleren f ? is daartoe door zijn BC aangezet. Dat hij met zijn verslag niemand zand in de ogen kon strooien, is achteraf wel duidelijk. Het is echter een sprekend voorbeeld van de onbetrouwbaarheid van het Nederlandse rapportagesysteem, dat alle kans bood om de papieren werkelijkheid rond gebeurtenissen te manipuleren.
De Franse slag: ordre-controrde-d sordre
[123] Zelf met zijn commandogroep vooruit rijdende merkt de majoor op hoe actief de Luftwaffe is en welke chaos er heerst onder Franse troepen en restanten van de Peeldivisie. De vernielingen zijn alom. Uiteindelijk komt Henriksz te Rucphen aan, waar hij onverhoopt bijna tegen de provisorische commandopost van de generaal Monniot aanrijdt. De generaal verontschuldigde zich direct dat hij geen bericht had achtergelaten ?? een veelgeziene reflex die de Franse officieren alom uitstekend leken te beheersen ?? en gaf de majoor een nieuwe opdracht. Hij diende op de lijn Hoeven ?? Leur een beveiligingslinie in te nemen en bovendien zorg te dragen voor het vernielen van de bruggen bij Zwartenberg, de spoorbrug over de Mark en ??de brug bij Salisdreef over het Markkanaal ??. Deze laatste was de brug bij Terheijden. De spoorbrug over de Mark kon die bij Zevenbergen zijn of die bij het Nieuwe Veer (thans de spoorbrug over A16 / Mark). De laatste is het meest voor de hand liggende. Deze had echter sinds 1938 een verkeersbroertje gekregen door de aanleg van de rijksweg 16. Die was bij de Fransen wellicht onbekend gebleven, omdat de brug pas op kaarten van 1939 en 1940 verschenen was. Dergelijke moderne kaarten bezaten veel Fransen niet.
Wanneer men deze opdracht op de stafkaart intekent, dan is duidelijk dat er het e.e.a. op deze opdracht valt aan tekenen. Het was niet erg praktisch, niet erg logisch. De Franse generaal leek de zaken met de Hollanders niet erg ??au s rieux ?? te nemen. Bovendien leek deze in de Franse strategie geen enkele fiducie meer te hebben en/of daarvan in het geheel niet op de hoogte te zijn. Zo was de Groupe Beauchesne (al op 11 mei) opgedragen een front langs de Mark op te bouwen en was al analoog daaraan aan het ontplooien. De bruggen waarover Monniot sprak lagen bovendien zeer ver uit elkaar en op een enorme afstand van de positie die hij Henrdiksz verzocht in te nemen. Hoeven ?? Leur was hemelsbreed 10,5 km van de brug bij Terheijden, die bovendien helemaal niet vanaf de westelijke zijde te benaderen was. De brug lag immers over het Markkanaal, dat men slechts kon bereiken door de Mark ten noorden van Breda over te steken. Dat de brug al meer dan een dag in het water lag, wat toch aan Franse zijde prominent was ondergaan, wist de generaal ook al niet. Net zo min als hij wist dat de brug te Zwartenberg al was opgeblazen.
Duidelijk blijkt uit de order van generaal Monniot, de infanteriecommandant van 25.DIM en bovendien de enige Franse generaal die in Nederland zijn commandopost had, dat de Franse ??situational awareness ?? ook al niet goed was. Dit werd, buiten de evidente chaos van oorlog, vooral veroorzaakt door hun eigen wijze van opereren langs de lijnen van ??ordre-contrordre-d sordre ?? (order, tegenorder, wanorde). Een klassieker uit het tekstboek van de Franse HKS, van wat men als bevelvoerders dus juist wenste te voorkomen. De Franse verbindingen waren weliswaar een stuk beter dan de Nederlandse, die in Brabant zelfs feitelijk non-existent waren, maar desalniettemin was er aan Franse zijde nauwelijks sprake van beheersing van de situatie. Daar waar men aan Nederlandse kant in de middag van 11 mei 1940 het failliet van het Peelleger had aanschouwd door tijdens een in opdracht gegeven verplaatsing, die nog lang niet was volbracht, een tegenorder te geven, daar zag men aan Franse kant voortdurend voortschrijdend inzicht met allerhande verwarrende instructies als gevolg daarvan. Het gebeurde tussen 11 en 13 mei 1940 aan n stuk door. Men was aan Franse kant vanaf 11 mei niet langer bezig zich defensief voor te bereiden en in te richten, maar nog slechts ad hoc manoeuvre op manoeuvre uit te voeren, die ervoor zorgden dat Franse troepen voortdurend opvielen door hun (vaak nodeloze) verplaatsingen en nimmer in een positie kwamen waar ze zich meer dan een halve dag lang konden inrichten. Bovendien zag geen lokale Franse bevelhebber de bomen meer door het bos.
Bij het Franse falen om een duidelijk dispositief in te nemen was beslist niet slechts sprake van reacties op Duits handelen en Duitse progressie, maar vooral ook zwak beleid bij het Franse 1e Legerkorps (1.CA) door g n ral de division Th odore Sciard (1881-1967). De wijze waarop met de beide lichte formaties Groupe Beauchesne en Lestoquoi werd geschoven ?? die daardoor voortdurend wijd verspreid en volkomen ineffectief waren ?? en het geschuif met de hoofdformaties van met name 25.DIM was zuiver te wijten aan de gevechtsstaf van het 1e Legerkorps en de divisiestaf van 25.DIM, welke laatste het bovendien verstandig had gevonden om helemaal tegen Antwerpen aan een hoofdkwartier in te richten en slechts zijn infanteriecommandant (Monniot) aan het front te stationeren. De gevolgen ervan waren navenant. Vanaf 12 mei verkeerde het Franse leger in Nederland in een chaos van rondtrekkende eigen eenheden, die doorkruist werden door Hollandse militairen die uit de Peelstreek westwaarts trokken, Hollandse burgers die ?? deels op instructie van de Fransen zelf ?? evacueerden naar het westen van Nederland en Belgi alsmede de toenemende druk van Duitse opmars en luchtmacht. Doordat er voortdurend eenheden werden verplaatst, ontstond geen situationele duidelijkheid, kon men geen ondercommandanten aanspreken op statussen van bepaalde sectoren en werd het evident chaotische informatieplaatje van een oorlogsmachine alleen maar vager.
Het voorgaande neemt niet weg dat het kwalijk te noemen is dat de enige Franse generaal op Brabantse bodem, die bovendien geacht werd de defensie van Breda en de Mark te leiden, in de avond van 12 mei niet bewust leek te zijn van de status van de bruggen over de Mark en het Markkanaal, geen enkele voorverdediging voor zich wist (dan wel de status daarvan niet kende) en aan een Hollandse majoor vroeg om met een half bataljon (vrijwel zonder zware wapens) een divisievak breedte te dekken. Dat was een onwaarschijnlijkheid van formaat. Als men bedenkt dat op datzelfde moment de Groupe Beauchesne nog bezig was de orders van de commandant van 1.CA uit te voeren om tussen Standaardbuiten en Terheijden een positie in te nemen (met van links naar rechts 12.GRDI, 27.GRDI en 2.GRDI), dan is duidelijk dat aan Franse kant de cross-unit afstemming ook niet of nauwelijks meer bestond of men geen enkel onderling vertrouwen had in de uitvoering ervan.
Onderwijl was de Groupe Beauchesne eindelijk zo ver dat men zich langs de Mark ontwikkelde om voor 25.DIM de bevolen voorverdediging te ontwikkelen. [614, 617] In de middag van 11 mei was de colonel De Beauchesne (6) daartoe al bevolen door generaal Sciard. De kolonel diende toen eerst zijn troepen te hergroeperen, wat in de sector Roosendaal geschiedde, en geleidelijk een nieuw front te ontwikkelen. De snelheid waarmee de Groupe van Franse naar Nederlandse bodem was verplaatst op 10 mei, verhield zich omgekeerd evenredig met de traagheid waarmee dit nieuwe bevel tot uitwerking kwam. 24 Uur nadat het was gegeven was het nog niet uitgevoerd en bovendien ging ook deze manoeuvre weer in fases, die voortdurende afstemming verlangden. Daartoe ontbraken de verbindingsmiddelen. Het duurde daarom enorm lang om de verbanden op de juiste plaats te krijgen en om vanuit die locaties hun informatie terug te sturen naar een verwerkend commando.
(6) Geoffroy Marie Othon du Bois de Beauchesne (1883-1957) was in 1936 colonel de cavalerie geworden en zou eind mei 1940 tot g n ral de brigade worden gepromoveerd. Hij zou per 1 juni voor enkele dagen het commando van de restanten van 1.DLM op zich nemen, dat voordien vrijwel genihiliseerd was bij de gevechten in Nederland, Belgi en vooral de sector Duinkerken. In juli 1945 werd hij de eerste Franse commandant van de Franse sector in Berlijn. Hij ging in maart 1946 met pensioen.
[614, 617] Uiteindelijk manoeuvreerde de Groupe Beauchesne zich in de avond van 12 mei in een positie waarbij 12.GRDI in de sector Oudenbosch ??Roosendaal lag, 27.GRDI tussen Standdaarbuiten en Etten en 2.GRDI in de sector Zevenbergen ?? Etten. Voordien verkende 2.GRDI met enige pantserwagens (van 6.RC) en motorhuzaren door tot vlak onder Lochtenburg, waar kort vijandelijk contact ontstond. Ook slaagde men erin opnieuw zonder problemen tot aan Terheijden door te verkennen. Toen het donker werd waren de positie zo dat de Groupe Beauchesne de noordflank van 25.DIM in redelijke mate dekken kon tegen eventueel zwakke Duitse pogingen om over de Mark te komen en de zachte flank van 25.DIM te bedreigen. In de vroege avonduren kreeg kolonel De Beauchesne, die te Rucphen zijn commandopost liet inrichten, echter alweer te horen dat de zaken zouden veranderen. 25.DIM zou zich gedurende de nacht van 12 op 13 mei geleidelijk aan van Breda gaan losmaken en over Bergen op Zoom teruggaan. De Groupe zou deze manoeuvre moeten dekken. Vanaf dat moment zou het nog slechts terugtrekken ...
Te Rucphen zouden de kolonel De Beauchesne en de generaal Monniot elkaar dus uitstekend van informatie kunnen voorzien, maar zover was het nog niet toen de majoor Hendriksz zijn merkwaardige opdracht kreeg. Gelukkig was het opblazen van bruggen al redelijk geslaagd. In de middag was die bij Zwartenberg al vernield, de dag voordien die bij Terheijden evenzo. Alleen de verkeersbrug (uit 1938) en spoor(draai)brug over de Mark boven Prinsenbeek (thans spoorbrug Nieuwveer in de A16) waren nog intact. Ze zouden in mei 1940 ook niet worden vernield. [123] De majoor Hendriksz zou zijn positie innemen met zijn troepen, maar van uitvoering van de ??vernielingstaken ?? is niets terug te vinden in zijn aantekeningen. Om 19.00 uur stelt hij vast in positie te zijn en Franse troepen versterken hem nadien. Het ging daarbij vermoedelijk om een eskadron van 2.GRDI, dat enige tijd in Hoeven zou verkeren. Het zou pret van korte duur zijn. Kort na middernacht (13 mei) zouden de Fransen alweer uit de sector verdwijnen. Opnieuw was een ??contrordre ?? de oorzaak.
[554] De Fransen zouden die 12e mei langs de Mark gedurende de avond en nacht nog diverse korte contacten met Duitse verkenners maken. De Duitsers verkenden door boven de Mark, waar hen door Fransen noch Hollanders een strobreed in de weg werd gelegd. De Duitse verkenners bij Zwartenberg hadden, zo zal hieronder duidelijk worden, een vernielde brug aangetroffen, maar tevens de Hollanders die aan de brug zaten met een paar salvo ??s al op de loop gekregen. De Mark konden ze echter niet over, maar een indrukwekkende tegenstander troffen ze ook niet aan. In de avond verkenden de Duitsers door richting westen. Actie werd echter uitgesteld tot de volgende dag.
De sectie van de luitenant Scheijgrond (sie 3-6.GB)
[123] De majoor Hendriksz had niet alleen alle contact verloren met zijn 3e Compagnie, maar tevens met de sectie van die compagnie die vooroorlogs al bij de 2e Compagnie was ingedeeld en op 10 mei naar Lochtenburg was gestuurd om aldaar de stelling aan de Rode Vaart in te nemen. Deze sectie werd aangevoerd door de reserve 1e luitenant R. Scheijgrond. De sectie had zich op 11 mei reeds voorafgaande aan de Luftwaffe aanval op de Franse concentratie bij Zevenbergschen Hoek laten verdringen uit de opstelling, omdat, zo stelde de luitenant, een Duitse actie om zijn positie in te nemen ertoe leidde dat de automatische wapens storingen gingen vertonen en men onder de druk nadien moest wijken. Desondanks zou de luitenant met zijn sectie in de buurt van de opstelling blijven. Hij nam de luchtaanval waar op Zevenbergen en Zevenbergschen Hoek en constateerde nadien dat met eigen troepen geen contact meer te verkrijgen was. Tot zover zijn wederwaardigheden op 11 mei.
[123] De sectie bij Lochtenberg was ook niet door een ordonnans van het bataljon bezocht en nergens was berichtgeving voor hen achtergelaten, zodat ook zij van het (in dit opzicht) matige beleid van hun bataljonscommandant slachtoffer werden. De luitenant Scheijgrond achtte het echter zaak positie te behouden en te trachten contact te maken met 6.GB of Franse bevelhebbers in de omgeving. Onderwijl kreeg men voortdurend contact met Hollandse militairen, vooral in de loop van de avond. Telkens bleken dit echter troepen uit de Peelstelling, die vergeefs een doortocht naar Moerdijk zochten, en geen eigen manschappen. Scheijgrond verzamelde de Peelsoldaten rond zijn sectie en zag zo, voordat het 12 mei was geworden, de omvang van 30 man uitgroeien tot het dubbele. Op de 12e mei bleef hij nieuwe groepjes militairen opnemen, maar maakte ondertussen middels uitgestuurde ordonnansen contact met onderdelen van 6.GB. E n van zijn ordonnansen maakte valselijk bericht van het feit dat in Beek (tegenwoordig Prinsenbeek) 6.GB was gezien. Een ander meldde dat dit in Etten het geval was, terwijl die ordonnans tevens meldde ?? wat juist was ?? dat bij Zwartenberg een sergeant met sectie zat met als opdracht de brug op te blazen bij vijandelijke nadering. Scheijgrond kon zich vrijelijk bewegen in het gehele zuidwesten van het voormalig Nederlandse bruggenhoofd Moerdijk en kon ook gewoon in Zevenbergschen Hoek verkennen op 12 mei. Daar trof hij opnieuw enige Nederlanders aan van de Peeldivisie, waarna zijn detachement, na tevens (na een kort ??blauw op blauw ?? schietincident) een groep onder de SMI Van Dongen van het eigen bataljon te hebben opgenomen, gegroeid was tot bijna 100 man. Hij besloot deze in drie secties op te delen en de SMI Van Dongen alsmede de sergeanten Van Esch en Verhulst sectiecommandanten te maken (7). Zelf nam de luitenant het algeheel commando op zich. Scheijgrond toonde hierbij overtuiging en daadkracht, zodat dit gelegenheidsverband enige waarde kreeg.
(7) E n van de klassieke fouten, die men in de toenmalige Nederlandse, Franse en Belgische veldlegers aantrof was dat troepenofficieren zich vaak apart van de manschappen verplaatsten. Dit was een overblijfsel van het klassedenken. Het was echter tevens de hoofdaanleiding voor het totaal ontredderd raken van het evacuerende Peelleger, dat zijn officieren vrijwel allen in luxe auto ??s en vrachtwagens zag vertrekken naar ??betere oorden ??, terwijl onderofficieren en manschappen zich te voet dienden te verplaatsen. Zo zouden duizenden manschappen zonder officieren door Brabant en Zeeland zwerven. Hier en daar zouden incidenteel aanwezige subalterne officieren of kranige onderofficieren een redelijk verband weten te bewaren, maar doorgaans waren verbanden zoek, was van discipline in het geheel geen sprake meer. Vele militairen wierpen wapens en uitrustingstukken weg. Zo kon het gebeuren dat veel verbanden, zoals ook hier een man of 60, zonder enige officier aankwamen. In dit geval lieten de meeste zich nog weer organiseren, maar veelal was (ook) daarvan geen sprake meer. Men had ieder geloof in kader en discipline verloren. En wie kan hen dit in alle eerlijkheid kwalijk nemen?
[123] Scheijgrond verplaatste later op de ochtend ?? de exacte tijd is niet meer bekend ?? zijn verband via Zwartenberg over de Mark en volgde de weg richting Leur. Kort na hun oversteek over de Zwartenbergse brug ging de laatste de lucht in, door toedoen van de sectie van 6.GB die daar nog steeds zat. Net bij kilometerpaal 10 aangekomen liet Scheijgrond halt houden en bracht het verband in dekking. Van daaruit stuurde hij ordonnansen naar Etten en Leur. Zij kwamen na enige tijd terug met de mededeling dat 6.GB daar niet was aangetroffen. Daarop besloot de luitenant dan met het geheel richting Prinsenbeek te gaan, over wat thans de Strijpenseweg is. Aldaar aangekomen trof hij wel Franse, maar geen Nederlandse militairen aan. Op zoek naar de plaatselijke Franse commandant, werd hij langs de Nieuweveerweg doorgezonden naar Pontveer (Zonzeelse of Nieuwe Veer), de locatie waar thans de A16 over de Mark kruist, waar oorspronkelijk een veerdienst was geweest, tot 1939. In mei 1940 lag er de in 1939 in gebruik genomen nieuwe verkeersbrug in de rijksweg. Een belangrijke vaste oeververbinding over de Mark, die op geen Franse stafkaart stond, maar op menig Nederlandse ook ontbrak. Ernaast lag de dubbelspoorse spoorbrug in de lijn Dordrecht-Breda. Bij het Nieuwe Veer trof Scheijgrond een Franse hoofdofficier aan (8).
(8) Deze zaak is nog in onderzoek. Het is (nog) onduidelijk welke hoofdofficier dit was. Scheijgrond spreekt over een Franse kolonel, maar vrijwel zeker ging het om de luitenant-kolonel Lestoquoi of de luitenant-kolonel d ??Arodes. Victor (Alphonse Ernest) Lestoquoi was commandant van 2.GRCA en (q.q.) het verkenningsverband van 2.GRCA en 5.GRDI dat tot taak had om achter het Markkanaal en het Wilhelminakanaal de voorverdediging voor 25.DIM te verzorgen. Luitenant-kolonel d ??Arodes was commandant van 5.GRDI en lag al op 11 mei in deze sector. Uit zijn midden was op 11 mei de Lieutenant Martin met zijn groep motorhuzaren gekomen om de generaal Mittelhauser over Moerdijk naar Den Haag te begeleiden. Zeker is dat het hier om een constructieve Franse hoofdofficier ging, die uitgebreid informatie uitwisselde met de Nederlandse luitenant. Opvallend, als we de vele Nederlandse verslagen moeten geloven waarin men verklaart hoe men werd genegeerd door Franse bevelvoerders.
[123] De Fransman was gastvrij en bevroeg Scheijgrond, die zich van een Franssprekende Nederlandse militair had doen vergezellen, over diens mensen en middelen alsmede zijn opdracht. De antwoorden die daarop gegeven zijn, zullen teleurstellend zijn geweest. Behoudens enkele lichte mitrailleurs en zo'n 100 man geweerschutters had Scheijgrond geen vuurkracht te bieden. Toch overtuigde de luitenant kennelijk qua houding, want de Fransman pakte kaarten en toonde de Nederlander de toen geldende Franse defensiestrategie voor de sector Breda n meldde dat de linie waarin achter de Mark werd opgesteld een tweede lijn was, met een met gemechaniseerde eenheden versterkte voorste lijn (linie Geertruidenberg ?? Tilburg ?? Turnhout door 1.DLM) als sterke voorverdediging. De hoofdweerstand was (ten noorden van Breda) de lijn achter de Mark en de spoorlijn Breda ?? Dordrecht.
[123] Luitenant Scheijgrond kreeg een taak in de Franse verdediging achter de Mark in afwachting van sterkere Franse middelen. Hij diende met zijn meest linker (westelijke) vleugel een Duitse oversteek rechts van Zwartenberg te verhinderen door bij het bosje op de rechter flank van het dorpje (thans, bij de duiker in de Zeedijk, kruising Haagsedijk) een gedekte positie in te nemen. Bij het Nieuwe Veer (thans dus de kruising Mark/A16), nabij de Franse commandopost dus, diende hij een sectie op te stellen. Deze beide formaties tussen Zwartenberg en bij het Nieuwe Veer dienden langs de Mark regelmatig te patrouilleren. Tenslotte ?? en dat was ver uit de richting ?? diende oost van Achterste Emmer (thans de wijk Heksenwiel in Breda-Noord) een sectie te worden gestationeerd ter beveiliging van het waterkundige kruispunt van het Markkanaal en de Mark bij Terheijden; aan de westzijde van de Mark dus. Dit betekende dat tussen de linkersectie nabij Zwartenberg en de rechtersectie links van Terheijden een afstand van 8 km reisafstand (6,7 km hemelsbreed) lag. Een uitdaging voor de bevelvoering, mede overwegende dat er geen officieren beschikbaar waren voor de bevelvoering der secties. De luitenant koos voor deze drie posities (respectievelijk) de door hemzelf samengestelde secties onder de SMI Van Dongen, de sergeant Verhulst en de sergeant Van Esch. Scheijgrond zelf kreeg van de Franse commandant een Franse zijspan motor (sidecar) met chauffeur ter beschikking om tussen zijn secties snel te kunnen verplaatsen. De hele middag en begin van de avond werkte de samenwerking voortreffelijk en reed de luitenant van zijn secties van de ene zijde naar de andere zijde. Toen het donker werd ?? rond 20.00 uur ?? keerde hij terug naar de Franse CP nabij het Nieuwe Veer. Daar kreeg hij van de lieutenant-adjutant van de Franse commandant meer uitleg over de militaire situatie, onder meer dat te Waalhaven Duitse troepen voortdurend uit de lucht versterking kregen. Nieuws voor de luitenant, die behoudens van de Duitse inname van Moerdijk, van de algemene oorlogstoestand niets afwist. Tevens kreeg hij informatie dat de Fransen landmijnen gebruikten om alom hun fronten te versterken. Een kwestie die voor Scheijgrond aanleiding was om aan zijn patrouilles mededelingen te doen ter alertheid hierop.
Het was op papier een schitterende Frans-Nederlandse samenwerking, zoals men die zelden aantrof in die dagen in Brabant en Zeeland. Het bleek dan ook spoedig te goed om waar te zijn. De Fransen zouden hals over kop vertrekken uit hun voorfrontje langs de Mark. Zou de luitenant Scheijgrond zich niet in hun midden hebben bevonden, dan was hij teruggekeerd op de Franse CP om deze leeg aan te treffen, vermoedelijk zonder enige nadere informatie voor hem achterlatende. Zoals Nederlandse bevelhebbers voortdurend zouden ondervinden tijdens de meidagen van 1940. Van werkelijk verbonden strijd was geen sprake. Men werkte samen zo lang de belangen convergeerden, maar bij de minste geringste afwijking, liet men mekaar direct en ??sans scrupules ?? weer los.
[614] De Groupe Lestoquoi kreeg in de avond van 12 mei namelijk een gewijzigde opdracht. En dat was om achter en onder Breda een tweedelijns defensie te leggen door Chaam (Breda ?? Chaam ?? Baarle Nassau). De Duitse penetratie ten noorden van Breda was aan Franse zijde bekend geworden en was (nog) eerder gekomen dan verwacht. Tegen Tilburg werd grote druk gevoeld. Het was voor de Fransen zaak geworden om zich goed georganiseerd terug te manoeuvreren naar een kleinere cirkel rond Antwerpen. Tilburg zou worden opgegeven, 1.DLM zou zich gecontroleerd richting Turnhout terug moeten trekken.
Deze herori ntatie gebeurde dus niet slechts onder druk van het gegeven dat de Duitsers zich bij Moerdijk reeds met de luchtlandingstroepen hadden verenigd, maar tevens de druk die de zuidvleugel van de 9e Panzerdivision samen met de voorhoedes van de SS Verf gungsdivision en 56.ID gaven op de sector onder het Wilhelminakanaal. Het was aanleiding voor een drie dagen durende reeks gevechten in de sector Tilburg ?? Veldhoven ?? Turnhout. In de omgeving van Hilvarenbeek ?? Diessen en Hooge Mierde kwam het daarbij tot in de Nederlandse literatuur nauwelijks beschreven zware gevechten tussen Franse cavalerie, ondersteund door lichte en middelzware tanks, en Duitse lichte eenheden. In dit nauwelijks ontsloten, bosrijke gebied, dat zich door de grens niet liet hinderen, verloren aan Franse zijde een paar dozijn kerels het leven. Enige lichte tanks AMR en Hotchkiss gingen verloren.
[123] De Fransen verlieten de sector, na het bevel tot herschikking richting Chaam-Baarle, hals over kop. Ze waren niet de enige. Bij Zwartenberg was de sectie van de SMI Van Dongen op eigen gezag ook al snel vertrokken toen ze zichtcontact en enig licht vuurcontact kregen met Duitse verkenners aan de overzijde van het water bij Zwartenberg. Ze zullen de kant van Leur opgevlucht zijn, want de luitenant Scheijgrond zou ze niet meer terugzien (9). Hij had met een soldaat te voet ?? de Fransen hadden de motor weer meegenomen en een deel van de tocht was per fiets niet te doen ?? de tocht richting linkersectie gemaakt. De luitenant had de sergeant Verhulst met een soldaat naar de rechtersectie nabij Terheijden gezonden. Die sectie zou echter ook niet terugkeren. Ze waren in de nacht van 12 op 13 mei onder de voet gelopen door de Duitsers. Terwijl de luitenant zelf naar Zwartenberg ging om SMI Van Dongen terug te halen droeg hij de sectie die hijzelf onder zijn hoede had op om onderwijl in een plaatselijke boerderij in het noorden van Prinsenbeek op zijn terugkeer te wachten. Na uren later teruggekeerd te zijn met de nare wetenschap dat de sectie Van Dongen zoek was, nam de luitenant de eigen sectie mee op verplaatsing. Vanuit de noordrand van toenmalig Beek verplaatste Scheijgrond zich naar Princenhage. Toen de sectie over de Meester Bierensweg liep begon ineens vlakbij een batterij Frans veldgeschut te vuren. Ze vuurden, zo bleek, op het Mastbosch. Dit bos onder Breda, zou door de Duitsers al worden bedreigd. Daarmee was voor Scheijgrond duidelijk dat de zaken er niet fraai voor stonden. Het was ondertussen 13 mei geworden ?
(9) SMI Van Dongen is ook door het bataljon nooit meer teruggezien. [123] Hij werd door zijn BC later nog aangeschreven om een krijgsverslag in te dienen, maar meldde terug ??niets te melden te hebben ??, wat door de majoor Hendriksz als ??weigering tot het geven van inlichtingen ?? werd gezien. Het is geen fraai beeld wat aldus ontstond van deze onderofficier.
Slotwoord
Het 6e Grensbataljon had zich na het echec van 11 mei rond Moerdijk, waarbij opmerkelijk Frans gedraal een Duitse Luftwaffe interventie had uitlokt, gehergroepeerd bij Zwartenberg. Daarbij bleek dat met ongeveer anderhalve compagnie het contact verloren gegaan was. Dat contact zou niet meer worden hersteld. Zodoende was (behoudens de sectie die al op 10 mei bij GBJ verkeerde en niet bij het bataljon terugkeerde) nog een sterkte over van de staf, anderhalve compagnie infanterie, twee secties zware mitrailleurs en twee secties PAG. Enkele Peelsoldaten werden toegevoegd, hetgeen er in de loop van de 12e mei alleen maar meer zou worden. In de nachtelijke uren (11 op 12 mei) maakte majoor Hendriksz in Etten contact met de Franse generaal Monniot, infanteriecommandant van 25.DIM. Deze gaf bevel om langs de lijn Geerstraat ?? Leur ?? Liesbosch een voorverdediging in te nemen. Op die zondagochtend rond 07.00 uur was dit afgerond.
In de ochtend werden de Franse plannen alweer gewijzigd, maar 6.GB werd daarvan niet op de hoogte gesteld. Toen Franse troepen het Liesbos in kwamen en de Nederlanders verzochten hun voertuigen elders te parkeren, besloot de majoor bij de generaal om opheldering te gaan vragen, maar trof die provisorische commandopost alweer leeg aan. Daarop werd besloten dan maar achter (zuid) van de Roosendaals weg een nieuwe linie in te gaan nemen, maar onderweg naar die nieuwe opstelling trof de BC alsnog de Franse generaal in Rucphen. Die verontschuldigde zich voor het misverstand en duidde 6.GB een linie in te nemen tussen Leur en Hoeven, iets westelijker dan men even voordien had gezeten. Franse troepen zouden spoedig inschuiven. In de avond van 12 mei kwam dit alles tot wasdom. Daadwerkelijk kwamen Franse militairen van de Groupe Beauchesne in de sector Oudenbosch ?? Hoeven ?? Leur in positie. Even leek alles te kloppen. Dat zou spoedig weer veranderen.
De sectie Scheijgrond van 6.GB, losgeraakt van het bataljon door een zelfstandige opdracht op 10 mei nabij Lochtenburg (Moerdijk), ondervond dezelfde Franse onrust aan den lijve. Zelf aangegroeid tot een groep van 100 man, door ca. 60 Peelgangers, was de formatie qua voetvolk aanzienlijk geworden. Scheijgrond vond geen aansluiting meer bij het eigen bataljon en kwam zo op 12 mei bij Zwartenberg over de Mark en via Prinsenbeek onder Frans commando. De formatie werd naar de Mark geleid, waar het bij het toenmalige pontveer (Nieuw Veer) boven Prinsenbeek met een Franse overste afstemde om tussen Zwartenberg en het veerpont tegenover de driesprong Mark / Markkanaal beveiligende posities in te nemen en voortdurend te patrouilleren. Dit ging goed tot aan de avond, toen de formatie Fransen, die van Groupe Lestoquoi was, zich naar een nieuwe lijn onder Breda moest verplaatsen. Hals over kop vertrokken de Fransen. Ze konden nog net meedelen waar ze heengingen. Daarop besloot ook Scheijgrond terug te trekken. Hij moest daartoe eerst zijn secties verzamelen, maar kon tot zijn leedwezen slechts vaststellen dat een sectie onder SMI Van Dongen bij Zwartenberg de benen had genomen en een andere sectie tegenover het Markkanaal ook zoek was. Die laatste zou gevangen genomen blijken te zijn. Daarop ging de sectie Scheijgrond terug naar Prinsenbeek, waar ze getuige waren van een Franse batterij die artillerievuur afgaf op de bossen ten zuiden van Breda, waar een Duitse penetratie zou hebben plaatsgevonden. Het was een weinig bemoedigende afsluiting van de derde oorlogsdag voor Scheijgrond en zijn laatste veertig man.
Zo besloot 6.GB de derde oorlogsdag. Men was de enige nog enigszins georganiseerde Nederlandse eenheid in het Franse operatiegebied, maar werd door de Fransen niet al te serieus genomen. Dat was enerzijds logisch, want de Nederlandse eenheden van de Peeldivisie maakten op de Fransen een belabberde indruk. De Fransen zelf oogden echter ook niet overal even overtuigend. In oude Parijse stadsbussen aangevoerd, een pluriform wagenpark, slordige unformen en ongedisciplineerd maakte de Franse hoofdmacht ook geen grootse indruk. Slechts de calaverie eenheden van de Groupe Beauchesne en Lestoquoi leken professionele eenheden. Onderling vertrouwen was er in het geheel niet. De Fransen slaagden er al niet in over eigen troepen een behoorlijke regie te voeren, laat staan dat ze effectief Hollandse verbanden aanstuurden. 6.GB zat midden in dat woelige echelon van zich heen en weer bewegende Franse eenheden, die hun eigen oorlogje leken te voeren, te midden van 'bondgenoten' die op hen niet de minste indruk van eigen bereidheid tot verdediging toonden. Kortom, het was een theater waar gebrek aan begrip en sympathie, over en weer, niet tot iets zinnigs k n leiden. Zeker niet tegenover de goed georganiseerde tegenstander die men zou moeten tegenhouden.
[De bronnen vindt u hier]