ORANJEPARK EN OMGEVING

Adjudant Koster weet van geen wijken. Achter de schuilkelder op het Oranje Vrijstaatplein verzamelt hij een groepje soldaten, bijeengeraapt van diverse onderdelen, en wijst hen naar voren te gaan en enkele huizen te bezetten om vuur te kunnen leggen op de spoorbaan. Enkele percelen aan de Transvaalstraat worden daarop binnengedrongen, maar nauwelijks is men tot vuren gereed of een verschrikkelijk tegenvuur slaat hen tegemoet. Toch gaan de jongens niet terug en wanneer even later Koster de Duitsers in de Van Houweningenstraat er hevig van langs geeft, met het gevolg dat de hoekhuizen in brand vliegen, is het weinige vertrouwen weergekeerd. Maar de Duitsers herstellen zich en leggen een gordijn van mitrailleurkogels over de spoordijk, waardoor het bijkans onmogelijk wordt een goede stelling te kiezen.

Op het plein is een van de soldaten getroffen en tijdens korte vuurpauzes is zijn kermen in de omtrek te horen. Ook in het hoekhuis Chr. de Wetstraat-Transvaalstraat, bij Biard, raakt een leeuw, terwijl hij binnenshuis de bovenverdieping wil bereiken, dodelijk gewond. De verliezen aan onze zijde nemen steeds meer toe en weldra haalt Koster zijn overgebleven metgezellen van deze onheilsplaats weg. De Duitsers breken door. Enkele jongens worden zelfs achterna gezeten tot in de La Reystraat, waar zij een schuilplaats trachten te vinden in de drukkerij, op de hoek van de Toulonselaan. De Duitsers merken dit en werpen enkele handgranaten door de ramen waarop ook dit pand in brand raakt. De soldaten zijn daar omgekomen. Volgens de omwonenden zetten de Duitsers meteen de straten af en stellen op de hoeken hun mitrailleurs op. Het is niet meer te houden. Enige tijd hiervoor verplaatste de Stafwacht van de Lichte Divisie zich van Dubbelsteijn naar Dordt, aangezien de Commandant van de Lichte Divisie zich op last van de Commandant Vesting Holland moest vervoegen op het Kantonnementsbureau. Tot overmaat van ramp werd de spoorwegovergang aan de Reeweg niet genomen doch reed men rechtdoor. Nabij de overweg aan de Krommedijk, nog in de Crayensteynstraat, kwam hevig enfilerend vuur, waardoor ernstige verliezen werden geleden. De commandant van de stafwacht, de reserve kapitein Becking zag zich de weg afgesneden en ging, met één Duitse gevangene, terug naar Dubbeldam.
Voor de broodbakkerij "De Coöperatie" ontstaat weer een vuurgevecht, waardoor een Duitser wordt neergeschoten. Inmiddels weten de anderen de D.M.I. en de bovenverdieping van de apotheek te bezetten. Hierdoor komt eveneens de Reeweg onder Duits vuur te liggen. Bij wijze van herkenning voor de Luftwaffe tekenen zij twee hakenkruizen op en naast de vluchtheuvel en tevens een voor de Eerste Reedwarsstraat. Alle aandacht is gevestigd op park Merwesteijn, want inmiddels is de Duitsers bekend dat zich daar de korps- of gevechtstrein van de Lichte Divisie moet bevinden (zie hiervoor verslag van de heer Kasteel). Toch blijft onze weerstand groot en huis na huis wordt verdedigd.

"Op de hoek van onze straat (Tweede Reedwarsstraat) vuren twee van onze soldaten in de richting, van de bakkerij. De Duitsers hebben zich op de meelzolders verschanst en beantwoorden het Nederlandse vuur. Mevrouw Sint, wonend recht tegenover de straat bevindt zich voor één van de bovenramen (het raam open) met het gevolg, dat dit wordt beschoten. Zij wordt dodelijk getroffen. Toch rijden er telkens Nederlandse motoren over de Reeweg in de richting Dubbeldam. Het verbaast ons, dat onze soldaten zich in dit vuurgeweld zo koelbloedig blijven gedragen en wij merken dat de Duitsers op afstand worden gehouden. Van paniek is op dit moment totaal niets te bespeuren (v. d. Leer).

"Sinds vanmorgen staat Park Merwesteijn vol legervoertuigen. Voornamelijk auto's en geschut. De begeleidende motorrijders worden voor ordonnans- en/of patrouillediensten weggezonden, maar keren telkens weer, echter in mindere getale. Schouderophalend en met ronkende motoren ontvangen zij nieuwe orders en vertrekken weer. In het Oranjepark zijn de, zoals we inmiddels aan de weet zijn gekomen, van Papendrecht overgestoken militairen ondergebracht in de Gemeentelijke H.B.S. en in en om de hiernaast gelegen villa's aan de zijde van de Vrieseweg. De overigen vinden onderdak in school Mühring. De legering neemt nogal wat tijd in beslag en spoedig blijkt ons, dat de troep hoogst vermoeid is en veel te lijden heeft gehad van de bombardementen op Alblasserdam.

Van enige vechtlust valt niets te bespeuren, integendeel, een drukkende sfeer ontstaat, die alom wordt verspreid en die het gevolg moet zijn van de heersende verraadpsychose. Misschien is dit wel terecht, want koestert men geen bedenkingen tegen het gedrag van sommige burgers dan rest nog een mate van wantrouwen jegens de legerleiding. Tevens weten de soldaten zich weerloos tegen de veelvuldige vliegeraanvallen en zijn in het geheel niet op de hoogte van de posities van de vijand. De verbindingen zijn immers hopeloos. De talloze binnenkomende meldingen van schietpartijen uit de huizen op de soldaten doen de argwaan steeds toenemen. Telkens worden er mannen voor loos alarm weggezonden en daardoor aan de verdediging onttrokken, wat de stemming er niet beter op maakt. De aanwezigheid van het grote aantal soldaten in onze omgeving gaf ons aanvankelijk een zeker gevoel van veiligheid, maar langzamerhand verdwijnt dit. Inmiddels is men overgegaan tot het bewaken van de toegangswegen en spoedig hierna wordt er geschoten. We besluiten de veiligheid van de kelder op te zoeken; je kunt immers niet weten. Bij het intreden van een stilte hoor ik de nadering van motorvoertuigen en ren de trap op naar de buitendeur. Zonder acht te slaan op het gevaar te zullen worden beschoten gooi ik deze open en zie op de Vrieseweg een Hollandse colonne legerauto's, die gaat in de richting van de Reeweg. Luidkeels roep ik de chauffeurs toe te stoppen : "Niet verdergaan..., aan die kant liggen de Duitsers...!!" Ik wijs naar links. Een van de mannen hoort mijn geschreeuw en stopt zijn wagen, komt uit de cabine om zich te oriënteren maar wordt ogenblikkelijk neergeschoten. De soldaten in de auto's en op de treeplanken verlaten deze en zoeken naarstig dekking, die bijkans niet voorhanden is. Enkele rennen het Oranjepark in maar worden even voorbij de politiepost eveneens neergeschoten. Tot mijn ontsteltenis bemerk ik, dat ze worden beschoten door hun eigen mensen, die zich ophouden in de H.B.S. en in dekking achter de hiervoor gelegen schuilkelder. Wat een verschrikkelijk tafereel; zien ze dat dan niet? Ook waar geen militairen zijn spatten er stukken uit de gevels. De paniek is volkomen en wanneer ik dit zo aanzie word ik zelf onder vuur genomen. Een kogel, vanuit het Oranjepark afgevuurd, slaat plots op de deurpost en vernielt de drukknop van de schel. Slechts een fractie van een seconde gaat deze over en als de weerlicht vlieg ik naar achteren, naar de kelder. Ik word daar ontvangen met de vraag: "Wie heeft er zojuist gebeld?" Ik hoor de wagens keren en het geluid verdwijnt in de richting vanwaar ze zijn gekomen.

Inmiddels hebben onze jongens een lichte mitrailleur in stelling gebracht naast de garage achter mijn huis. Het wapen wordt gericht met front Reeweg-Krommedijk. Slechts het slootje, naast onze woning, scheidt hen van het park, waarvan de begroeiing nauwelijks aanwezig is. Onze tuinen worden achtereenvolgens, zij het met enige terughoudendheid, op vijand doorzocht, echter zonder enig resultaat.
De spanning heeft ook deze jongens aangetast en bijna uitgeput liggen ze in afwachtende houding naast hun wapen. Ze hebben roodomrande ogen, die het felle zonlicht slecht kunnen verdragen. De inmiddels lege en stille kruispunten ketsen de zonnestralen tegen de gevels van de omliggende huizen en er is niets te zien, vriend noch vijand. Spelenderwijs tasten de mannen met het vizier de omtrek af op zoek naar de vijand die misschien hetzelfde doet. Toch werd er van deze zijde op de mannen geschoten, maar niets verraadt de aanwezigheid van de Duitsers. De onheilspellende stilte drukt zwaar op de soldaten en doet hen tot het uiterste gespannen zijn. De versterking heeft geen enkele doelmatige dekking voorhanden. Wie weet worden ze nauwkeurig gadegeslagen uit de tegenoverliggende panden. Ze doen niets anders dan afwachten en orders voor offensief optreden komen er niet. Er arriveert een patrouille door het park en knerpend gaan de kistjes over het kleine grind terwijl de schaduwvlekken van de nog jonge boombladeren over de vermoeide ruggen van de soldaten spelen. Als een zware last bungelen de karabijnen aan de brede draagriemen en bijna op de grond. Een van de soldaten van de mitrailleurpost komt naar me toe en zegt: "Wij willen echt niet vermoord worden. Er is hier overal verraad en wie van de mensen kunnen wij nog vertrouwen? Alles vergt onze aandacht en dat is op de duur niet vol te houden."

En dan komt er één in de keuken om een blaasje te nemen. Ik raad hem aan wanneer de Duitsers mochten verschijnen niet te vlug te schieten want daarmee wordt de opstelling verraden en alleen vuur af te geven wanneer de kans op treffers zeker honderd procent is. De man begrijpt me en zal er rekening mee houden. Hij weet drommels goed zeer kwetsbaar te zijn en dan verdwijnt hij weer in de tuin om met de jongens te overleggen. Het is misschien wat vreemd dat een burger zich met dergelijke zaken bemoeit, maar ze begrijpen mijn goede bedoelingen. Zoals gezegd, de loofdekking is nihil en het park aan deze zijde bijzonder kaal maar daarentegen wel overzichtelijk, waardoor de kruispunten goed kunnen worden geobserveerd. Het voordeel van het ruime zicht weegt echter niet op tegen het nadeel eerder te kunnen worden ontdekt en niet uit het oog mag worden verloren, dat de vuurkracht van de Duitsers groter en sneller is dan de onze. Over de geoefendheid van beide partijen spreken we niet eens. Van de overkant, dus vanuit de richting van de Reeweg, klinken zo nu en dan enige schoten. Wie zal er achter de vitrage van die huizen zitten? Wat een genot zou het zijn wanneer we de beschikking hadden over vliegtuigen. Die zouden de Duitsers wel weten te vinden, maar het is niet zo en alleen en uitsluitend moet de infanterie het klaren. Of ze daarin zal slagen is de grote vraag. De Luftwaffe daarentegen laat meerdere malen van zich spreken en keer op keer scheren de mitrailleurkogels over de Dordtse straten en jagen de jongens tegen de puien.

En dan gebeurt het. Een kleine groep Duitsers ziet op een moment kans, een weliswaar zeer brutale kans, temidden van onze soldaten de Reeweg over te steken! Dus toch. Slechts enkele van onze mannen zien dat en voor ze kunnen vuren liggen de heren al lang en breed in de voortuintjes van de huizen. Die moffen hebben blijkbaar de tijd aan zichzelf en storen zich nauwelijks aan de Hollandse verdediging. Dit is dus de tactiek van straatgevechten. Maar wat nu te doen? Hoe moeten wij schieten? Voortdurend is er legerverband met Dubbeldam en die gaat alsmaar over de Reeweg, die nu door het Duitse wapentuig wordt beheerst. Ik zie de parachutisten heel duidelijk de straat oversteken. Ze hebben zowel de beschikking over mitrailleurs als over granaatwerpers. Dat kan zo dadelijk leuk worden. De garagemitrailleur geeft een kort salvo af, maar in een oogwenk ontvangen wij tegenvuur. We merken dat de Duitsers ons beschieten ongeveer ter hoogte van de hoek Reeweg-Sumatraplein. De kogels slaan bij tientallen door het huis en vernielen m'n meubilair. Ook wordt er nu met de granaatwerpers geschoten. De projectielen ritselen door de prille takken en springen naast de legerwagens uit elkaar. Dan volgen de jongens de inslagen en zoeken betere beschutting. De gemene scherven eisen gelijk hun tol en spoedig vallen de eerste gewonden. Opvallend is het dat de mannen voornamelijk aan de voeten en benen gewond raken, maar merkwaardiger is het dat geen enkel voertuig wordt getroffen of vernield. Evenmin breekt er brand uit. De morele uitwerking is, zoals verwacht, groter dan de verliezen die worden geleden. De soldaten deinzen voor dit geweld, waartegen ze geen afweermiddelen hebben, op de omringende tuinen terug. Slechts de karabijnschoten dwingen de Duitsers in dekking te blijven, maar voor hoelang? Het is duidelijk, dat de verdediging hier op zijn laatste benen staat. Een korporaal komt mijn keuken binnenvallen, gooit zijn helm onder de tafel in de mand van de poes en ploft op een stoel.

Nauwelijks zit hij daar of een kogel verwondt schampschotsgewijs zijn hoofd. Deze kwam uit de richting van de Duitsers, doorboorde de tuindeur en het gesloten doorgeefluikje, dat toevallig ligt ter hoogte van 's mans hoofd. De treffer veroorzaakt een lange snee en het bloed gutst door zijn haren. De korporaal raakt in een flauwte, maar gelukkig weet ik hem te verbinden en bij te brengen. Het valt nogal mee blijkt achteraf maar nu is het zaak de man kwijt te raken, want wanneer de Duitsers hem hier vinden kan dat zeer nare gevolgen voor ons hebben. Zij het met grote inspanning slagen Bas en ik erin de gewonde, via de slootjes achter de huizen, af te voeren. Eenmaal achter de "bult" van het park gekomen zijn we veilig en kunnen rechtop lopen. De achterna gezonden kogels kunnen ons daar onmogelijk bereiken, maar wanneer we terug moeten lopen wij grote kans te zullen worden neergeschoten. Het schieten blijft hevig en het is voor ons ook niet meer te harden, zodat we besluiten het huis te verlaten. Met een aantal buren en familieleden gaan wij via de achterzijde op weg, waarbij menige hindernis moet worden genomen. Wij haasten ons gezamenlijk naar de school alwaar ik contact opneem met de bevelvoerende officier. Ik wijs hem op de mogelijkheid het handje vol Duitsers, want het zijn er echt niet meer, via een omtrekkende beweging in de Indische buurt onschadelijk te maken. Zoals ik al had verwacht stuit ik direct op verzet en ik merk, dat de goede man op is van de zenuwen. Hij neemt niet de moeite mijn idee in overweging te nemen en zegt zijn handen vol te hebben de Duitsers hier op afstand te houden. Toch blijf ik erbij, dat het zeer wel mogelijk is de Duitsers uit te schakelen, temeer daar hier troepen genoeg voorhanden zijn.
Op eigen verantwoording mogen wij de tocht naar de binnenstad voortzetten. De vlucht verloopt verder normaal, maar herhaaldelijk worden wij door patrouillerende militairen staande gehouden. De onderlinge verstandhouding laat naar mijn idee nogal te wensen over. In het Hof doe ik nogmaals een poging de toestand rond het park uiteen te zetten en daar zegt men mij toe "er iets aan te zullen doen". Of het vruchten zal afwerpen, weet ik niet."

Een andere ooggetuige verklaart:
"In de melkwinkel zitten de Duitsers. Sommigen liggen achter hun machinegeweren en wachten op nadere bevelen. Anderen kammen ondertussen de huizen uit en vragen naar de schuilplaatsen van de Hollanders. De gehele buurt, ten zuiden van de Reeweg, is al spoedig onder hun controle en overal posten zij soldaten, weer met mitrailleurs, op de hoeken en in de hoekhuizen van de straten. De Hollanders echter hebben zich verschanst aan de overkant van de Reeweg, voornamelijk in de tuintjes en de daarachter gelegen straten. Soms is het akelig stil en wordt er weinig geschoten. Het is de bekende stilte voor de storm. Plotseling hoor ik het geluid van een naderende motor. Ik zie hem en ogenblikkelijk wordt het vuur geopend. De bestuurder wordt getroffen en de motorfiets rijdt tegen de stoeprand ter hoogte van de slagerij. Het is een van ons en de bestuurder zakt van zijn voertuig onder de uitroep: "Jongens... wat doen jullie nu toch...!!!" Even later bezwijkt hij aan zijn verwondingen. Kort hierna dringen acht à tien Duitsers mijn huis binnen. Zij voeren vier Nederlandse soldaten niet zich mee, die zij in de werkplaats van mijn man gevangen zetten. Hun mitrailleur stellen zij in de gang op, gericht naar de Celebesstraat. Vandaar schijnt tegenstand te komen, want plots nemen zij deze straat onder vuur. In een oogwenk wordt onze woning veranderd in een vesting en de Duitsers slepen het meubilair naar voren. Een van de sierkussens benut een soldaat om zijn schouder te verlichten tegen de schokken van zijn wapen. Alles wordt overhoop gehaald en ik weet me geen raad. Mijn grootste angst is, dat de boel dadelijk in elkaar wordt geschoten. De soldaten zijn overigens zeer zwijgzaam en letten amper op ons. Rechts op de Reeweg staat een Nederlandse legerauto uit te branden: voor de rest is er geen sterveling te bekennen. Die ontzettende stilte, die elk moment kan veranderen in een meedogenloos geweld doet je hart verkrampen. Enige tijd later, het is ongeveer zes uur in de namiddag, verlaten de Duitsers ons huis en rennen de Reeweg over. Opnieuw kiezen zij positie in de winkel op de hoek van de Celebessstraat-Reeweg. Het is voor ons een zeer vreemde gewaarwording, dat we van nu af aan Duits zijn geworden, echter het volledige besef kan nog niet doordringen. De strijd ontbrandt nu in alle hevigheid ter hoogte van het Sumatraplein, maar ik kan er niets van zien."

Op de uitbouw van het 2e woonhuis aan de Reeweg, stellen de Duitsers een Spandaumitrailleur op en beschieten het park. Eveneens is dit het geval vanuit de bovenwoning Toulonselaan-Paul Krugerstraat. Een groepscommandant tekent op het behang de punten vanwaar het park het best kan worden bestreken. Op dit moment bevinden zich nog steeds Hollanders in een villa in het Oranjepark en ook ter hoogte van School Mühring.
Zoals al vermeld is de beweging van lI-2 R.W., onder majoor De Bie, ter hoogte van de Toulonselaan vastgelopen. "Bij verkenning naar het noord-oosten ontdekt hij in het park Merwesteijn de eerste compagnie van het eerste bataljon van het eerste Regiment Wielrijders onder bevel van de compagniescommandant, kapitein Hiemstra. De Bie vraagt de kapitein een tegenaanval in oostelijke richting uit te voeren om de Duitse weerstand achter de spoorbaan Dordt-Slïedrecht te doen omvatten. Dit is echter niet mogelijk, aangezien de Duitsers juist op dit moment een aanval op het park uitvoeren. Het gevecht aan de kruispunten, nabij het Sumatraplein, is inmiddels in volle gang. In het park is aanwezig de Korpstrein van 1-2 R.W. + de stelling van één sectie van 3-11-K.R.A. (geschut van 7-veld). Even tevoren is de bataljonsadjudant van 1-2 R.W., de reserve 1ste luitenant Góppinger, naar de keukentrein gegaan, ook in het park aanwezig, om in de voeding te kunnen voorzien. Nabij de villa ontdekt hij een zware mitrailleur, waarvan de schutter is gesneuveld. Bliksemsnel neemt hij de bediening over en slaagt erin de aanvallers op een afstand te houden. In de tuinen aan de Groenedijk en Oranjelaan liggen de mannen van ll-1 R.W. + één sectie zware mitrailleurs her en der verspreid. Aan deze zijde slagen de Duitsers er nog niet in het park binnen te dringen."

KRIJGSHANDELINGEN
INHOUDSOPGAVE
OP DE VLUCHT