SINGEL EN OMGEVING

"Piepie" (vriend van auteur) ziet vanuit de woonkamer enkele groepjes Hollandse soldaten, beneden voor de deur, op en neer lopen. Dan eens verdwijnen ze op de Blekersdijk en dan komen ze weer tevoorschijn aan de Singelkant. Ze maken, zo te zien, niet veel haast. Het zullen wel patrouilles zijn, denkt hij. Het geweer hebben zij in de arm of voor de borst en ze letten voortdurend op de daken van de huizen.
Elke keer waarschuwen zij voor de ramen weg te gaan, maar wat doe je als je je nieuwsgierigheid niet kan bedwingen. Enfin, ik blijf toch kijken en zie een stelletje broodetende soldaten beneden, voor de bakkerij. Ze zitten zomaar tegen de door de zon verwarmde pui, af en toe omhoog kijkend naar de steeds overvliegende vliegtuigen. De geweren staan tegen de muur of liggen op de knie. Deze beelden maken ons toch wat geruster. Het doet ons denken aan de vierdaagse, maar wanneer het schieten weer oplaait verheffen ze zich en grijpen hun wapens. Ik zie er een met zijn mond propvol, de helm achteloos in de nek en de loop van het geweer naar de grond wijzend, om de hoek van de kerk gluren. Daar verderop, achter de spoorlijn, is het niet pluis. Bij de hof staan er enkelen te smoezen en verdwijnen dan in de schaduw van de poort.
Schuin voor me, aan de overkant van het kruispunt, tussen het nog jonge groen van de tuin van Van Dijk, ontdek ik een soldaat achter een lichte mitrailleur. De man houdt nauwlettend de Nic. Maessingel in de gaten. Het is nog vroeg in de middag en tegen tweeën op deze Eerste Pinksterdag. Opeens rennen de soldaten weg en ik merk, helaas te laat, dat een Duits jachtvliegtuig recht op ons aanstuift. De mitrailleurkogels versplinteren ons raam en van schrik deins ik achteruit. Totaal verlamd laat ik me onder tafel vallen, maar voel dat ik al ben geraakt. Het bloed stroomt door mijn hemd en ik voel me flauw worden. Mijn zusje geeft een krijs en dan merk ik dat ook zij is getroffen. Haar hoofd is geraakt maar, zoals gelukkig blijkt, niet ernstig. Het vliegtuig is al lang en breed weg en ik zie, dat de gordijnen naar binnen wapperen. Even is er paniek bij ons, ik raak mijn tellen kwijt en wanneer ik weer bij mijn positieven kom is mijn broer al weg om hulp te halen. Dit is een zeer hachelijke onderneming en wij staan opnieuw doodsangsten uit wanneer hij maar niet komt opdagen. Onze wonden zijn er toch niet best aan toe en wij beiden verliezen veel bloed. Mijn moeder probeert alles te doen wat mogelijk is de pijn te verzachten. Eerst, wanneer de strijd hier in volle gang is, ruim vier uur na zijn vertrek, komt mijn broer weer. Een arts is niet voorhanden en daarom heeft hij een burgerverpleger meegekregen. Opnieuw worden de wonden verbonden, maar nu met vakkennis. Tegen de avond krijg ik koorts. Met gloeiogen lig ik naar het plafond te kijken, terwijl er buiten nog hard wordt gevochten. We moeten weg, krijgen wij te horen. Veel te gevaarlijk hier. De Duitsers zijn doorgebroken, hoor ik. Er is veel gestommel in huis en ik merk, voor ik het goed besef, dat we op de keien staan, op weg naar de kruidenier van de volgende hoek. Ineens zijn we veilig binnen bij Holtmark, op de hoek Blekersdijk Adr. van Bleijenburgstraat, en ik val in een onrustige slaap."

DUBBELDAMSEWEG
INHOUDSOPGAVE
KRIJGSHANDELINGEN