HENK KASTEEL VERTELT

"Ik krijg een boekje, waarin ik moet vermelden de plaats en indien aanwezig het signalement van de gewonden. Het tijdsbesef heb ik geheel verloren tijdens deze angstige dagen; het is ook echter niet van belang. Evenmin weet ik me te herinneren waar ik eet en rust. Alsmaar ben ik op pad en zie verschrikkelijke dingen. Dat went echter spoedig; er is nu geen tijd hieraan te denken. Vlakbij het viaduct van de verkeersbrug, op de Weeskinderendijk, tegenover de houthandel Berger, word ik zwaar beschoten. Tijdens het zoeken naar enige dekking merk ik, dat de auto in brand wordt geschoten. Niettemin zie ik even later kans uit het vuren weg te komen. Na veel omzwervingen bereik ik liet hospitaal en krijg weer een andere wagen, een Ford deze keer. Er gaat een "hospik" met me mee om de meest ernstige gewonden directe hulp te verlenen. De jongeman is jood. Hij draagt over zijn witte jas een koppel met pistool. Hiermede zal hij zo dadelijk grote last krijgen. Op weg naar Amstelwijck worden wij ontzettend beschoten. Wij zien geen kans de wagen tijdig te verlaten en weten ook niet uit welke richtingen het vuur komt. De kogels vliegen door de portieren en een ervan verwondt het hoofd van de soldaat. Hij heeft wonderbaarlijk veel geluk. De kogel scheert een gedeelte van de hoofdhuid weg en daar blijft het bij. Ik verbind, zo goed en kwaad het mogelijk is de soldaat en in een oogwenk verschijnen er parachutisten om de auto. Zij bevelen ons naar een commandopost te rijden bij de Moerdijk. De hospitaalsoldaat krijgt daar aangekomen, er verschrikkelijk van langs om reden dat hij een pistool bij zich heeft. Uit de papieren, die ze eisen van de soldaat merken zij, dat hij jood is en dat doet de maat overlopen. Zijn verwonding wordt, alsof het niets is, genegeerd en de Duitsers beginnen hem te slaan.

Even later krijg ik toch toestemming, met de hospitaalsoldaat, terug te rijden naar Dordt, echter zijn pistool wordt in beslag genomen. Ik heb hem afgezet en later niet weer gezien. Ik ga weer gewonden ophalen en trek me niets meer aan van het schieten. Nauwelijks besef ik dat het allemaal waar is wat er om me heen gebeurt. Ik geraak in een soort roes, het is toch geen droom? Voor het Merwesteijnpark zie ik een ernstig gewonde Nederlandse militair; ik heb er inmiddels vele gezien maar wat ik nu voor me krijg is mij steeds bijgebleven. Op het eerste gezicht valt het letsel nogal mee hoewel de man stil op de grond ligt. Maar bij nadere onderzoeking merk ik, dat de gehele hersenpan door een schot is vernield. Ik krijg braakneigingen, maar behoud toch mijn positieven. Het besef van de ernst flitst op een moment door me heen. Ik ben amper 16 jaar! Vanaf dit moment krijg ik meer respect voor mijn eigen leven. Op de Krommedijk, nabij de Chr. de Wettstraat, wordt er weer op mijn auto geschoten, voor de zoveelste keer. Er liggen hier doden en gewonden, van beide partijen. De straat is eveneens bezaaid met weggeworpen uitrustingsstukken, glasscherven en afgerukte boomtakken. Luguber stil is het om me heen. Ongeveer vijfentwintig Duitsers lopen plotseling de straat over; zij ontdekken mij en vragen de richting naar het park. Ik gebaar maar wat, ik kan ze immers niet verstaan. Deze Duitsers zijn geen valschermjagers. Dat kan ik duidelijk zien aan hun helmen en verdere uitrusting. Zij zijn echter wel tot de tanden bewapend. Ze gaan van me weg en steken het schoolplein over in de richting van de Eigenhaard en de La Reijstraat. Vlak langs de huizen schuiven zij voorwaarts en op de hoeken nemen zij gevechtspositie in. Nu breekt de hel weer los. Op een gegeven ogenblik zie ik kans hier vandaan te komen en bereik de auto. Overal vertonen zich treffers; de zijkanten zijn doorzeefd maar toch krijg ik hem aan het draaien. Ik keer de wagen en zie kans weer in de binnenstad te komen. Ik kan maar niet begrijpen, dat ik niets mankeer."

DE TOULONSELAAN
INHOUDSOPGAVE
GENERAAL STUDENT