GENERAAL STUDENT

Generaal Kurt Student maakt zich op deze mooie vroege morgen ernstige zorgen over de hachelijke situatie waarin zich zijn valschermjagers schijnen te bevinden. Steeds meer verontrustende berichten komen bij hem binnen en spoedige versterking is geen luxe. Gisteren nog verkeerde hij in een zeer pijnlijke toestand toen in Alblasserdam de Lichte Divisie plotseling aan de Noord verscheen. Met de toch al niet te grote reserve heeft hij nog juist weten te voorkomen, dat de rivier werd overschreden. Er is in Duitsland bij de voorbereiding een grove fout begaan door niet te vermelden, dat over de Noord een verkeersbrug aanwezig is. Uiteindelijk heeft het vliegerbombardement voor hem redding gebracht en blijkt hem nu, dat de Divisie naar Dordrecht is uitgeweken. Het gevaar om op ons eiland zodadelijk door de Hollanders te worden afgesneden en erger nog een te verwachten aanval, met de hulp van de Kiltroepen, op het vliegveld Waalhaven doen hem onverwijld besluiten versterking aan te vragen. Vanuit zijn commandopost te Rijsoord stelt hij zich telefonisch in verbinding met Generalleutnant Graf von Sponeck, commandant van de 22e Infanteriedivisie. Zonder dralen worden hem de navolgende eenheden toegewezen:

Het 3e bataljon van het 1ste Regiment Valschermjagers (III/F.S.J.R.I)
Het 1e en 2e bataljon van het 16e Regiment Infanterie Het 3e bataljon (min de 7e compagnie) van het 72ste Infanterie Regiment
De 1ste compagnie Pioniers van het 22ste Artillerie Regiment
De 5e en 6e Batterij van de IVe Abt. van het 22ste Artillerie Regiment.
Deze strijdmacht wordt echter niet in zijn geheel naar Dordt verplaatst. Vooralsnog is het dringend gewenst het 2e bataljon (min de 6e compagnie) van het 2e Regiment Valschermjagers (II-6: FSJR 2), dat aan de oevers van de Oude Maas aan de Zwijndrechtse kant en verderop tot aan Heerjansdam-Barendrecht, is gelegerd, af te lossen. Hiervoor worden aangewezen het 1e bataljon van het 16e Regiment Infanterie. Aangezien de parachutisten van II/F.S.J.R.2 meer gevechtskracht kunnen ontwikkelen dan I/I.R.16 en liet tamelijk rustig hebben gehad gedurende de twee voorafgaande dagen, wordt dit bataljon naar Dordt gezonden. Het 2e bataljon van het 16e Regiment Infanterie wordt min de 5e en 6e compagnie (laatste worden aan de Noord geplaatst) naar Dordt gezonden met tevens i II-7/I.R.72 + 1; Pi.22 = de 5e en 6e Batt. A.R. IV Abt. (22). III/F.S.J.R.1 is reeds in de ochtend in onze stad aangekomen terwijl genoemde hoofdmacht nu gebruik gaat maken van een honderdtal gerekwireerde auto's, waaronder bussen van de RTM. De verplegingsonderdelen gaan te voet. Om 13.10 uur passeert de colonne de Zwijndrechtse brug en vervolgt haar weg via Zuidendijk-Patersweg-Nieuwe Weg en Achterweg. Op Krispijn zijn al enkele wagens ontladen maar het grootste deel wordt afgezet nabij de Algemene Begraafplaats. Tijdens de rit hebben de Duitsers geen verliezen geleden. "Het vuur van de Hollanders op de Maasbrug lag te hoog", zo zegt een Duitse officier. Student gaat de aanval zelf leiden en dirigeert zijn troepen als volgt:

Van Krispijn Zuid (Patersweg) wijk zuiveren en oprukken tot zonodig binnenstad (5 Batt. A.R. 22 IV + - l.R. 72).
1e compagnie van 1.R. 16 + 1/Pi. 22 de Zwijndrechtse brug veilig stellen met onmiddellijke omgeving. Een kleine eenheid uit de 1e compagnie Pioniers 22 wordt met springmiddelen weggezonden naar de spoorbruggen over Wantij en Merwede (Sliedrechtse brug) om deze te vernielen en hiermede een eventuele terugtocht van de Hollanders te beletten. De 6e Batt. A. R. 22 Abt. IV wordt bevolen aan weerszijden van de spoordijk Dordt-Lage Zwaluwe op te rukken en tot nader order halt te houden aan de spoorwegvork. Tevens beveiliging van omliggende straten en wegen met medewerking van 11/I.R. 16 en een compagnie Pantserafweergeschut. Twee stukken berggeschut 15 (Skoda) 7 ½ cm met munitiewagens worden in de "vork" opgesteld en vervolgens het in stelling brengen van granaatwerpers (mortieren) (o.a. achter schuilkelder Anjelierstraat).

"Het is angstig stil", aldus de heer A. v.d. Linden, die het hoekhuis Tulpstraat-Anjelierstraat bewoont. "Wij gebruiken ons middagmaal en het is even over tweeën. Wanneer ik tijdens het tafelen even naar buiten kijk zie ik vol schrik, dat een grote groep Duitsers bijkans geluidloos langs de spoorbaan naar voren gaat. De soldaten bewegen zich met de spoorrails mee en vermijden zorgvuldig elk geluid. Het zijn, zo te zien, gewone infanteristen en persé geen parachutisten. Dit is duidelijk te zien aan hun kleding en helmen terwijl de bewapening ook anders is. Zij dragen gewone geweren en machinegeweren maar zijn tevens voorzien van mortieren.
Schuin tegenover ons, in de grasstrook langs de spoorsloot, is een schuilkelder en de dekking van deze kelder benutten de Duitsers om op verhaal te komen. Na verloop van enkele ogenblikken stellen ze hier mortieren op maar er wordt niet gelijk gevuurd. Steeds meer soldaten verschijnen er nu. Zij kiezen gevechtsposities langs de Van Houweningenstraat en zelfs verderop, achter de spoordijk evenwijdig aan de Transvaalstraat. De spanning stijgt ten top en het is doodstil. Ik weet, dat aan de overkant van de spoorlijn de Hollanders zich ter verdediging in de huizen hebben vastgezet en kort tevoren heb ik zelf nog gezien, dat ze mitrailleurs in stelling brachten. Het is koud half drie wanneer ik een Duitse groepscommandant zijn hand zie opsteken ten teken dat het gevecht kan gaan beginnen. Direct hierna wordt er een mortiergranaat afgevuurd. Opnieuw gaat de hand omhoog en de handeling herhaalt zich. De inslagen liggen aan de overkant van de spoorbaan en al gauw staan de hoekpanden van de Chr. de Wetstraat in brand. De tegenstand van de Hollanders is verbluffend. Het ene mitrailleursalvo na het andere slaat de Duitsers tegemoet. Eén van hen wordt aangeschoten en stort neer. Spoedig hierna moeten de hoekhuizen aan de Van Houweningenstraat het ontgelden en worden door Hollands vuur in brand geschoten. De Duitsers lijden tamelijk veel verliezen en dat merk ik doordat telkens Duitse ziekendragers naar voren gaan om even later, vergezeld van andere soldaten, terug te keren. Kort hierna halen de Duitsers de bewoners uit hun huizen. Wij moeten ook mee en begeven ons met vele anderen naar de poort van de straat. Wanneer wij daar arriveren worden wij ogenblikkelijk door wachtposten teruggewezen! Met ongeveer vijfentwintig andere buurtbewoners krijgen wij tenslotte in enkele huizen van de Anjelierstraat onderdak. Het schieten duurt nog onverminderd voort en liet blijkt snel dat de Duitsers er niet in slagen de Hollandse verdediging open te breken."

Nagenoeg op hetzelfde moment waarop de heer Van der Linden de Duitsers ziet naderen ontdekt de heer Bogaerts hen eveneens, maar dan in de Crayensteynstraat. Hij zegt onder meer:
"Ze kammen de straten en brandgangen uit op zoek naar onze jongens. Enkele ogenblikken hiervoor zag ik ze nog de spoorbomen dichtdraaien, kennelijk met de bedoeling de Duitsers zo lang mogelijk te kunnen ophouden. Deze steken nu in gebukte houding snel de straat over, waden tot hun middel door de sloot en zoeken gevechtsposities achter de spoordijk. Een volgende groep sleept kleine wagentjes mee. Hieruit wordt de munitie geladen. In de grasstrook, links van de overweg, stellen zij een mitrailleur op en graven zich vervolgens in. Op dit moment ontvangen zij vuur van de Hollanders, die zich teweer stellen vanuit de Balien Ambonstraat en eveneens uit enkele panden aan de overkant van het spoor. De Duitsers drukken zich plat als schollen tegen de grond. Zo nu en dan gaat een hoofd omhoog om gelijk hierna weer in dekking te gaan. Wanneer ons vuur wat afneemt benutten de Duitsers dit direct en geven enkele heftige vuurstoten af, zo te zien, voornamelijk in de richting van de Balistraat. Ze wagen het echter niet op te staan en door te stoten."

Aan onze kant, in de Balistraat, proberen onze soldaten steeds opnieuw naar voren te gaan maar worden telkens tengevolge van het tegenslaande mitrailleurvuur teruggewezen. Zij proberen de Duitsers te beletten een opstelling recht voor de straat in te nemen. Het valt echt niet mee een juist gericht vuur af te geven doordat de zon pal in het gezicht staat, terwijl de Duitsers hierin niet worden belemmerd. Deze hebben daarentegen een uitmuntende dekking gevonden achter de lange spoorbaan. Aan weerskanten van de straat, tegen de gevels, bieden ze verbeten tegenstand en beschieten, over elkaars hoofd, het dreigende gevaar achter de dijk. De meeste huisdeuren staan open, zodat ze eventueel snel naar binnen kunnen wanneer het buiten niet meer is uit te houden. Het lastige enfilerend vuur van de Duitsers ligt pal tegen de huizenrij en spoedig wordt het noodzakelijk de straat te ontruimen. Bij enkele bewoners zijn al soldaten binnen en deze beraden zich wat verder te doen. Het merendeel van de bezetting is inmiddels teruggegaan op de Reeweg en de Riouwstraat en vandaar wordt de tegenstand hervat. Tengevolge van de nu groter geworden afstand met de Duitsers is de werkzaamheid van het vuur verminderd en de kans op een doorbraak mogelijk. Tussen de huizen door zien de soldaten inderdaad zo nu en dan een oversteek van een Duitse infanterist ter hoogte van de Transvaalstraat. Met het gevaar voor ogen te zullen worden ingesloten bezetten de mannen op de Reeweg de T-kruisingen en zetten zich vast in de achtergelegen straten. De vastberadenheid en het voortdurende vuurcontact met de Duitsers beletten de jongens hier, zoals elders het geval is, in paniek te geraken. Ze verliezen echt wel wat hoop, maar van onnodig teruggaan is geen sprake. Echter beseffen ze wel terdege, dat de Duitsers niet langer tegengehouden kunnen worden maar doen alles om hen zoveel mogelijk last te bezorgen.
"Plotseling horen wij een auto", zo vertelt mevrouw Van der Giessen, "welke, komende van de Reeweg, de Balistraat indraait. Enkele soldaten, die zich nabij de hoek ophouden, roepen de chauffeur toe niet verder te rijden. Stoppen... jongens... stoppen... verderop liggen Duitsers...!! Maar de wagen, waarop zich een vijftal soldaten achter de bestuurderscabine in schiethouding hebben opgesteld, rijdt verder... Hebben ze het niet begrepen? Het is een open particuliere vrachtauto en ze biedt geen enkele doelmatige dekking. Waar moet dat naar toe?"

"Ter hoogte van mijn winkel (De Haan) gebeurt het dan. De wagen rijdt in Duits mitrailleurvuur en er is geen redden aan. Enkele jongens springen vlug van de laadbak, maar worden al tijdens hun sprong door talloze kogels getroffen. Het ene salvo na het andere slaat in en om de wagen. Een van de soldaten steekt zijn handen omhoog en rent in de richting van de overweg. Zijn overgave heeft niet geholpen en enkele dagen hierna heb ik dezelfde man, ik herkende hem direct, nabij de afrastering langs de sloot dood aangetroffen. Een andere aangeschoten soldaat weet de brandgang, achter ons huis. te bereiken. Ik zie, dat hij bloedt aan het hoofd en been en dan zakt hij op de grond. Een derde, zeer ernstig getroffen, soldaat ligt tegen de stoeprand en ik hoor hem duidelijk om hulp roepen. Die komt echter niet, hoe ongeloofwaardig dit ook klinkt. Van Nederlandse noch van Duitse zijde staat men de man bij! Dit kunnen wij niet voor mogelijk houden en de afschuw vervult ons. Wij mogen de jongen niet helpen, want enkele mensen hebben het geprobeerd maar het Duitse vuur verhindert het. Zelfs een Hollandse rodekruiswagen, die de straat doorrijdt, mag van een Duitse groepscommandant niet stoppen!! Dit is verschrikkelijk. Dit heeft niets meer met menselijkheid te maken. Wij verbijten ons en walgen van de moffen. Zelfs de volgende dag, de Tweede Pinksterdag, leeft hij nog en ik zie, dat hij zich telkens probeert om te draaien. Is dit een voorbeeld voor ons? Een afschrikking? Wel zie ik, dat er Duitse gewonden worden opgehaald. Waarom kan dat dan wel?"

De heer De Haan voegt er nog aan toe:
"Dwars door de spiegelruiten van mijn etalage wordt het windscherm van de auto doorzeefd, terwijl de voorste militairen worden gedood. De bestuurder is weggezakt en zijn buurman hangt half uit de cabine. Een andere heeft de brandgang bereikt, maar is er zeer ernstig aan toe. Het lukt me even later achterom gaand de soldaat te helpen en verbind hem met een laken. Veel hoop is er echter niet maar hij weet nog te zeggen, dat hij uit Rotterdam komt. Het oplaaien van de strijd noodzaakt me naar huis terug te kruipen waarmee ik de soldaten helaas aan hun lot moet overlaten. Nog steeds is er geen andere hulp. Mevrouw Van der Giessen ziet op een moment dat de soldaat van de brandgang zich naar buiten sleept om zijn makker aan de stoeprand bij te staan. Ze ziet zo waar, dat hij hem uit zijn veldfles te drinken geeft. Het is een aanklacht en tevens een voorbeeld voor ons allen. De verlaten straat en dit tafereel is niet meer te vergeten.
De winkelinventaris is inmiddels grotendeels stukgeschoten en kort hierna steken de Duitsers de spoorlijn over en trappen mijn deur in. Het tumult weet van geen wijken en de Duitsers gedragen zich bijzonder bruut. "Wo gibt's Hollander??" schreeuwen zij aldoor.

Aldus vervolgt de heer De Haan: "We zijn nauwelijks ons bestaan bewust en weten de Duitsers niet te antwoorden. Deze herhalen nogmaals hun vraag en wijzen ons op de mogelijkheid van "erschiessen". De angst slaat om ons hart en we weten niet wat te doen. Alle gedachten flitsen door het hoofd en dan mompelen wij maar wat in de hoop de knapen weg te krijgen. Spoedig hierna moeten wij ons huis uit. De bevelen zijn kort maar niet mis te verstaan. De soldaten schuiven in de winkel een tafel naar het raam en plaatsen daarop een mitrailleur. De blikken munitie worden aangegeven. Met wat bijeengeraapte spullen ijlen wij naar buiten en voor wij het weten zijn wij bij de buren, benedendijks, aangeland.
Ook daar heerst, zoals te begrijpen, grote verwarring. Overal in de omtrek slaan de Duitsers met hun wapen op de deuren en roepen de mensen naar voren te komen. Ze herhalen vele malen hun dreiging, maar daar blijft het dan gelukkig ook bij. Wij worden hier niet als vuurdekking gebruikt. De strijd verplaatst zich achter ons zoals aan het schieten is te horen. Uitgeput van de doorgestane emoties zijn we niet in staat ons tot de werkelijkheid te brengen. We zijn immers bijzonder kwetsbaar."

Generaal Student is inmiddels op de Achterweg aangekomen. Hij vergezelt een stoottroep, die via de Mauritsstraat en het D.F.C.-terrein het Bos van de Roo binnentrekt. Daarbij wordt hevig mitrailleurvuur ontvangen, dat afgegeven wordt bezuiden het Bonepad. Granaatwerpers komen naar voren terwijl pantsergeschut wordt opgesteld aan de Markettenweg. De gebruikelijke veiligheidsmaatregelen worden genomen en de aanvallers dringen het Bos binnen. Links wordt een patrouille uitgezonden en de rest neemt stelling ter hoogte van de Veelading en even verderop langs de slootkant. De markering is boven alle verwachtingen, het kan niet beter. Een brede spoordijk met een uitmuntende dekkingsmogelijkheid, het zonnetje in de rug en steeds de aanvoer van meer versterking, die praktisch zonder te worden opgemerkt naar voren kan worden gedirigeerd. Het gehele emplacement kan worden overzien. Spoedig worden er plannen gemaakt hier overheen te gaan. Er zijn obstakels genoeg, die goede mogelijkheden bieden de Hollanders met de lichte wapens te beschieten. Maar deze Hollanders zijn niet achterlijk en dat blijkt gauw genoeg wanneer een hevig vuur wordt ontvangen, dat wordt afgegeven uit het merendeel van de huizen aan de Burg. de Raadtsingel. De afstand tussen de strijdenden bedraagt ten hoogste een 80 meter. Ook in de locomotievenloods zitten de Hollanders en even later wordt die bestookt door het 3,5 cm geschut aan de Markettenweg. Tijdens dit tumult, vergezeld van het afvuren van mortiergranaten, stormt een Hauptmann met een kleine eenheid, waarschijnlijk om indruk te maken op de generaal, op eigen houtje over de rails en bereikt, zonder noemenswaardige verliezen te lijden, een treinstel ten oosten van de locomotievenloods. Zijn soldaten verschansen zich hierin, terwijl degenen, die nog "buiten" zijn, handgranaten werpen in en naar de loods. Op minder dan een vijftig meter worden ze nu door twee lichte mitrailleurs bestookt, die opgesteld zijn in de erkers van de R.K.-pastorie. Het is nu tien over half vier en de achterliggende Duitsers nemen dit pand onder een hevig vuur, waardoor er brand uitbreekt. Echter, de spoorrijtuigen raken in een dusdanig Nederlands vuur dat ook hierin brand ontstaat. Aan beide zijden trekt men zich terug uit deze brandhaarden, waardoor aan Nederlandse zijde een opening in de verdediging ontstaat. De Duitsers weten zich snel te herstellen en breken door ter hoogte van het kerkplein. Dit is een van de allereerste doorbraken van onze stoplijn.

"Uit de richting Algemene Begraafplaats verschijnen Duitse infanteristen. Ze bewegen zich behoedzaam en zeer onopvallend naar het spoor", aldus een ooggetuige. "De omliggende straten worden doorzocht op Hollandse militairen en over de stoep wordt een licht stuk geschut met munitiekar naar voren gereden. De Duitsers stoppen bij de kolenhandel en Versteeg. Aan de overkant slaan ze deuren in en roepen de bewoners naar buiten. Kleine groepen soldaten bezetten de kruispunten en verschansen zich in de woningen. Alles wijst op een spoedige aanval over de lijn. Bij de sigarenwinkel rennen burgers de straat op, die door de Duitsers worden tegengehouden. Ik moet mijn nieuwsgierigheid een beetje in toom houden en trek me in de woning terug. Nauwelijks doe ik dat of de hel breekt los. Ik kan duidelijk het Hollandse vuur van het Duitse vuur onderscheiden. Steeds meer soldaten gaan nu naar voren en wanneer het geschut gaat vuren springen al mijn ruiten. Ik voel me niks lekker; het is een leven als een oordeel. Toch moet ik even naar buiten kijken en zie de Duitsers doodstil achter hun wapens liggen. Af en toe wenken ze elkaar en worden de posities veranderd. Zoveel tegenweer hebben ze kennelijk niet verwacht en dan wordt het leeg op de weg. Het meeste vuur wordt uitgebracht links over het emplacement. Dat kan ik goed zien aangezien omdat de eerste branden uitbreken. Tot mijn schrik ontdek ik ook, dat de panden tegenover Versteeg in brand staan (na de overgave zijn naast de stoffelijke resten van enkele burgers het half verbrande lijk gevonden van een Duitse soldaat, die zijn wapen nog in de handen hield). Bij een vuurpauze dringen enige soldaten mijn winkel binnen en vergrijpen zich aan mijn waar."

HENK KASTEEL VERTELT
INHOUDSOPGAVE
ADJUDANT KOSTER