EERSTE PINKSTERDAG, 12 MEI

Luitenant Plasschaert weer aan het woord:
"Na een verkenning bezetten wij wederom het inmiddels uitgebrande Havenkantoor aan de Draai en tevens onze oude posten op de Victoria. Ik ontvang het bericht, dat de Lichte Divisie afgelopen nacht is aangekomen ter versterking. Hoog in de lucht cirkelen Duitse vliegtuigen. Waarschijnlijk worden dus weer parachutisten neergelaten maar dit kunnen wij niet waarnemen. Geruchten doen de ronde als zou de Zwijndrechtse brug in onze handen zijn wat mij onmogelijk voorkomt en ook inderdaad niet waar is. Het wachthuis en de brug zijn bezet door de Duitsers en op de Zwijndrechtse oever zien wij veel activiteit. Van de Draai af ontdekken wij, met behulp van een verrekijker, een vijandelijk mitrailleurnest, opgesteld op het terrein van de Gebroeders Los. Door toepassing van een soort jagerstactiek lukt het ons de Duitsers te misleiden en even daarna hun vuur tot zwijgen te brengen. Wij geven korte vuurstoten af of een enkel karabijnschot en alleen dan als het doel volkomen duidelijk is. Ik heb mijn mannen verboden op de vliegtuigen te schieten tenzij deze op een hoogte van 100 meter of minder recht op ons aanvliegen. Op de Victoria hebben wij de eerste etage ingericht als verkenningspost. Dit blijkt beter te voldoen dan op het dak. Telkens wordt uit een ander punt van de zaal met korte stoten vuur afgegeven. Op de Weeskinderendijk woedt een felle brand, waarschijnlijk tengevolge van onze eigen artilleriebeschieting. Hazewindus toont ook hier zijn geestdrift en is onvermoeid in de weer. Voor elk gevaarlijk baantje is hij te vinden. Voordat hij bij mijn groep kwam heeft hij zich verdienstelijk gemaakt niet patronenvervoer naar de Depots op Krispijn waarvan zijn auto duidelijk de sporen vertoont. Ook later gedraagt hij zich, zoals nog zal blijken, zeer dapper.

Om ongeveer 14.00 uur kom ik in contact met de 1ste luitenant Davidson van de Mitrailleurcompagnie van II-I-R.W. Hij verzoekt me niet te vuren op de troepen, die dadelijk van het station af langs de spoorlijn oprukken, aangezien dit de Wielrijders zijn, die onder bevel van majoor De Bie een poging zullen doen langs deze weg de brug te bereiken. De bedoeling is dat de Pontonniers hen steunen en mijn groep zal, samen met de Wielrijders wanneer deze bij de spoorbrug zijn aangekomen, een poging wagen langs de trappen op de verkeersbrug te komen. Ik waarschuw echter voor het gedeelte tussen de Dok- en spoorbrug, alwaar nog steeds ongeveer een veertigtal parachutisten zich volledig hebben ingegraven en de spoordijk met hun mitrailleurs onder vuur houden. Dit is even tevoren nog bevestigd door een burger, die ik heb opgevangen. Deze vertelt mij over de Dokbrug te zijn gekomen, met zijn auto. De Duitsers hebben hem ongemoeid gelaten, maar zijn auto is in brand geschoten.
Na verloop van ongeveer een half uur komt het mitrailleurvuur steeds dichterbij. Duidelijk is het hoge blaffen van de Duitse mitrailleurs van het vuur der Nederlanders te onderscheiden. Tot op heden is er geen spoor van de Wielrijders waar te nemen. Een patrouille, die ik door de Lage Bakstraat ter verkenning heb uitgezonden, bericht me, dat minstens een honderdtal fietsen overal langs de spoordijk verspreid liggen en dat de Wielrijders zelf niet te zien zijn.
Dit moest, zonder een artilleriebeschieting op het sterke Duitse steunpunt van tevoren, mislukken. Weldra doen de Duitsers een tegenaanval, waardoor de post op het kruispunt aan de Draai onhoudbaar wordt.

Ik rijd, met een inmiddels gevorderde Ford-twoseater, de PAG-vuurmond terug tot aan de verchroominrichting van de Fa. Mierlobensteyn. Vanuit het Magazijn Achterhakkers worden de spoordijk en de Draai met de lichte mitrailleurs onder vuur genomen. Eensklaps word ik gewaar, dat de posten aan de Lage Bakstraat en die van de hoek Sluisweg beiden zijn teruggenomen, hoewel ze toch in behoorlijk versterkte loopgraven stelling hebben. Hierdoor ben ik in de rug volkomen ongedekt en waarschijnlijk geïsoleerd, Ondanks mijn zwakke bezetting van achttien man verdeeld over vier à vijf lichte mitrailleurs met één stuk PAG en de noodzakelijke barricadeploeg, ben ik genoodzaakt de rugdekking tevens zelf te vormen. Hiertoe stel ik twee mitrailleurschutters op in het pand van de verchroominrichting en voorts lukt het ons, zij het echter met grote moeite, de pantserafweervuurmond in de vestibule op te stellen zodat wij eventueel op de Hoogt vuur kunnen afgeven. Deze dekking is nihil maar de tijd ontbreekt om deze doeltreffender te maken. Een rugaanval vanuit de richting van de Singel kunnen wij nu met kans op succes bestrijden. Munitie hebben wij in voldoende mate. De zijde van het Magazijn, grenzend aan de Twintighuizen, is inmiddels duchtig versterkt met zware balken en zandzakken, zodat wij vanuit de ramen de hoek bij het Wilgenbosch goed kunnen bestrijken. Na verloop van enkele uren worden de posten aan de Lage Bakstraat, de Hoge Bakstraat en de Sluisweg wederom bezet. De nacht verloopt vrij rustig en om de beurt genieten wij een of twee uur slaap."

HET HAVENKANTOOR
INHOUDSOPGAVE
DE TOULONSELAAN