IN WEIZIGT

"Op 11 mei - zo vervolgt luitenant Beernink - ontmoet ik in Weizigt de eerste luitenant L. I. Leijten (sectiecommandant van de stationsbewaking van de 3e sectie Spoorwegtroepen), vergezeld van een klein detachement waarbij zich later voegen: de meergenoemde majoor Den Boer en de kapiteins Crok en Siegmund (resp. compagniescommandanten van het 2e- en 1 ste Depot). Eerstgenoemde heeft klaarblijkelijk het commando; dit komt mij althans zo voor aangezien majoor Den Boer van hem orders in ontvangst moet nemen.

Op eigen initiatief kies ik hierna stelling en richt deze, zo goed en kwaad als het gaat, in. Hierbij moet ik steeds rekening houden met een mogelijke aanval in de rug. De stemming in Weizigt is verre van normaal. In de loop van de dag bereiken mij verschillende keren geruchtmakende berichten uit de mond van kapitein Crok als zou de vijand ons in de rug willen aanvallen. Hoe de man hieraan komt is me volkomen een raadsel. De uitgezonden patrouilles komen telkens terug met de mededeling dat er niets van waar is. De sfeer blijft echter nerveus en van enige doelmatige samenwerking is geen sprake. Om het vuren op eigen troepen zoveel mogelijk te beperken geef ik opdracht aan een groepje soldaten, bewapend met de karabijn en onder leiding van een sergeant, voortdurend het achtergelegen bos te verkennen. Na de schermutselingen van gisterochtend worden er geen Duitsers aangetroffen. De berichtgeving blijft slecht en hierbij komt nog, dat kapitein Crok weigert mij berichten door te geven, die voor mij toch bijzonder belangrijk kunnen zijn.

Op dit moment is het me onmogelijk dit te melden aan mijn compagniescommandant. Ik erger me aan het gebrek van vertrouwen en weet, dat dit een nadelige invloed op de rest van de manschappen zal hebben. Bij het controleren van onze munitievoorraad acht ik het nodig deze aan te vullen en wijs enkele soldaten aan deze op te halen in de, door mijn sectie inmiddels ontruimde, school in de Betje Wolffstraat. Kapitein Crok verbiedt dat, zonder meer. Op mijn vraag wat de reden hiervan is en ook bij mijn opmerking, dat volgens bericht van een onlangs uitgezonden patrouille geen Duitsers zijn waargenomen, blijft hij weigeren. Als argument voert hij aan, dat de Duitsers voornemens zijn Krispijn te bombarderen. Waar de man dit vandaan haalt is me eveneens een groot raadsel. Zijn opmerking is volgens mij niet te waarderen. Er is immers veel meer aan gelegen de beschikking te hebben over voldoende munitie dan dat ik me laat weerhouden deze op te halen op grond van een te verwachten vliegerbombardement. Aangezien door de Kantonnementscommandant mij is opgedragen Weizigt te bezetten, verzoek ik de kapitein nogmaals en nu in de kwaliteit van de feitelijke commandant van dit huis, de toch zeer belangrijke berichten, waarvan hij zo nauwkeurig, met tevens de plannen van de Duitsers, op de hoogte schijnt, mij door te geven met eveneens de bron van herkomst. Ik bied hem zelfs aan deze op te halen, als het persé niet anders kan.

Hierop deelt hij me mede "niet van zins te zijn aan alle 375 man, die in het landhuis kwartier hebben, meldingen door te geven". Deze woorden schrijf ik toe als zijnde de eerste symptomen van een angstpsychose. De gezagsverhouding is aldus verre van aangenaam en het is spijtig te vermelden, dat de hoogst nerveuze gedragingen van deze officier hier aanleiding toe zijn. Dit komt namelijk weer tot uiting wanneer een zeer vermoeide matroos zich bij hem komt melden met de mededeling, dat hij in het bezit is van een duidelijke plattegrond van de stad met tevens daarop aangegeven de Duitse en onze posities in de onmiddellijke omgeving van de brug. De beste man heeft deze gegevens met groot levensgevaar weten te verzamelen en is blij dit ter kennis te brengen van de kapitein. Kapitein Crok antwoordt de matroos op driftige toon, dat hij op moet donderen, daar hij nu voor dergelijke flauwe kul geen tijd heeft!" Even later maakt de kapitein aanstalten zich te gaan scheren!

Ik vang de matroos, die nogal terneergeslagen is tengevolge van de zeer brute en weinig tactvolle manier van optreden van de kapitein, op en vraag hem inzage van zijn plattegrond. Hieruit blijkt, dat het gebouw van de "Eerste Nederlandsche" door onze mannen is bezet, de omliggende straten zijn gebarricadeerd met versterking aan de Singel, de E.M.F. de Victoria in onze handen zijn en het Wilgenbosch is afgesloten.
Hiervan is me niets medegedeeld!! Er wordt gekankerd over het gebrek aan inlichtingen, die toch zo bijzonder belangrijk zijn. (opmerking auteur: Het ontvangen rechter flankvuur van gisteren bij de opmars naar de spoorbrug, werd afgegeven door de mannen van het Detachement Plasschaert, vanuit de bovenzaal van de "Victoria". De bewegingen van Beernink waren niet tijdig bekend met het noodlottige gevolg, dat eigen mensen werden beschoten. De goed gemaskeerde mitrailleuropstelling, die Beernink gedurende enkele uren heeft geobserveerd en beschoten, vanaf de Weeskinderendijk, was dezelfde als zo-even genoemd. Plasschaert wist toen weer niets van de volgende aanval! Dergelijke misverstanden waren schering en inslag.)

Ik verzeker de matroos, wiens naam ik niet ken, dat zijn bevindingen uitermate belangrijk zijn en ben hem daarvoor erg dankbaar. Gelukkig slaag ik erin het vertrouwen van de man te winnen en spoor hem aan zoveel mogelijk inlichtingen te verzamelen.
In de loop van de dag bied ik kapitein Crok vele malen aan met mijn Torpedisten. versterkt met zijn Pontonniers, nogmaals een aanval te doen op de spoorbrug, aangezien ik kans zie deze met een goed georganiseerde aanval in bezit te nemen. Het voorterrein is veilig gesteld en aangezien ik in de gunstige omstandigheid verkeer Dordtenaar te zijn en naar mijn mening ter plaatse bekend, is goede kans van slagen niet denkbeeldig. De wil is er en de geest onder de mannen is nog goed te noemen. Tot driemaal toe weigert Crok en deelt me mee eerst op orders hiervoor te moeten wachten. De vierde en laatste keer stuurt hij zijn manschappen (150) in plaats van naar voren te gaan naar achteren, om het Bos te zuiveren. Hij zegt me dat de Duitsers op komst zijn! Mijn plan wordt hiermee opnieuw terzijde geschoven en de tijd verstrijkt. In het Bos worden wederom geen Duitsers aangetroffen, hoe men ook zoekt.

Het wordt me steeds meer duidelijk, dat we er zo niet komen. Telkens proberen de Duitsers nu uit te breken en ik word gedwongen er in hoofdzaak voor te zorgen, dat de stellingen goed beveiligd zijn. In plaats van offensief te worden moeten wij ons ter defensie inrichten. De Duitse aanvallen kunnen echter allemaal worden bedwongen maar de aanval is de beste verdediging en dat geldt voor ons in het bijzonder. Een ongelukkige aanval van de Duitsers biedt, op een gegeven moment, veel kans van slagen doch vanwege een tekort aan manschappen kan ik niet doorgaan, De dieseltrein, die de Duitsers inmiddels hebben bezet, is bijna weer door mijn Torpedisten heroverd.
Wanneer de avond komt, keert de rust, op hier en daar een enkel schot na, weer. Van slapen gaan is echter geen sprake en vermoeidheid gaat ons parten spelen."

DE AANVAL OP AMSTELWIJCK...
INHOUDSOPGAVE
VERRAADPSYCHOSE