10 MEI OP KRISPIJN

Een van de allereerste gewonden is onze burgemeester J. Bleeker. Na een telefoontje van de tuinman Hendrik Klootwijk die op Krispijn woont en de parachutisten vlak voor zijn neus ziet dalen, bestelt de burgemeester een taxi bij Van Eden. Als voorzitter van het Rode Kruis, afdeling Dordrecht, moet hij weten wat er aan de hand is. Aangezien het op Krispijn niet pluis is laat hij de chauffeur weten daarheen te rijden. "Enige meters voor het einde van de tunnelweg", zo vertelt hij, "zien we een burger met een fiets tegen de tunnelwand gedrukt staan. Dit feit stemt mij wel tot enig nadenken doch beslist willende weten wat er nu eigenlijk gaande is, besluit ik me nog een keer op de hoogte te stellen en vraag de chauffeur opnieuw verder te rijden. Wanneer wij uit de tunnel komen zie ik op de verkeersheuvel een gewonde man liggen. Ik geef order daar te stoppen en hem in de auto te nemen en terug te rijden.

Terwijl wij rond de verkeersheuvel rijden wordt plotseling de auto onder vuur genomen en vliegen de kogels door de voorruit. Onder het zwenken wordt de zijkant beschoten en als wij willen stoppen vliegen de kogels door de achterruit. Ik voel plotseling enkele hevige klappen op mijn rechterschouder en in mijn nek. Ik zink een ogenblink weg doch kan mij daaroverheen zetten. De chauffeur maak ik daarna duidelijk, dat ik ben aangeschoten en wij terug moeten gaan maar eerst nog een poging moeten aanwenden de gewonde mee te nemen. Dit mislukt echter aangezien het vuren op ons wordt voortgezet. Van Eden aarzelt dan niet meer, geeft gas en rijdt snel de tunnel in. Hij wil me eerst naar de Geneeskundige Dienst brengen. Daar wordt het noodzakelijk geacht, dat ik direct word vervoerd naar het Gemeente Ziekenhuis. Maar ik besluit eerst bij me thuis langs te gaan om mijn vrouw gerust te stellen en om tevens te voorkomen, dat zij later overdreven berichten over mij zou krijgen."

In de Polder achter het Bonepad bewegen zich eveneens de valschermjagers. Voor hun onbekende kleding, welke veel gelijkenis vertoont met een motoroverall en dito helm worden door ons meteen frisse namen verzonnen. "Ze hebben zich vermomd als boeren en geestelijken!"
Dit is lariekoek natuurlijk. Stel, dat ze zich wel verkleed hadden, hoe is dan onderlinge herkenning mogelijk? Ieder weldenkend mens verwijst dergelijke uitlatingen naar het rijk der fabelen. Enfin, de parachutisten ontdoen zich van de witte chutekoorden, vergaren de wapencontainers en ijlen naar de slootkant aan de Krispijnseweg.

De Duitse kapitein Walter Gericke zegt er het zijne van:
"Eén van ons is in een tamelijk brede sloot geland en wil naar de kant komen. Het gelukt hem echter niet, hij heeft zijn linker arm verrekt. Eén van de kameraden gooit met tegenwoordigheid van geest zijn parachute toe en trekt hem daarmee op het droge. Maar nauwelijks zijn wij allemaal los van de chutes of we worden verwelkomd door tamelijk zwaar geweer- en mitrailleurvuur. Nu bieden de slootkanten een goede dekking. Min of meer bezorgd kruipen wij voorwaarts. Ieder kent zijn opdracht op zijn duimpje. In het vaderland is immers alles van tevoren uitvoerig besproken en geoefend. De stoottroepen verzamelen zich en gaan met handgranaten en machinepistolen naar de weg om positie te kiezen. Dan horen wij plotseling motorgeronk. Het komt uit de richting van een verkeerstunnel. Snel wordt een machinegeweer naast de weg in stelling gebracht en wij wachten het moment waarop de wagen het gunstigst in het schootsveld komt af. Dan verschijnt ze. De wagen draait naar een rechtse weg maar wordt dan onder vuur genomen. Enkele manschappen springen eraf en zoeken naarstig dekking maar de machinegeweren slingeren onbarmhartig hun dodelijke salvo's naar hen toe."

En inderdaad wordt er van onze zijde versterking gezonden in de vorm van een halve sectie Pontonniers, per vrachtwagen vervoerd. De commandant is de eerste luitenant van de Genie, ir. J. Over, bijgestaan door vier sergeants. Betreffende deze actie vertelt de heer W.J. van Ham, toen dienstplichtig soldaat, het volgende:
"Na het tumult van de vliegtuigen, we dachten eerst aan een massale aanval op Engeland, willen wij de strozak weer opzoeken, wanneer een Duits jachtvliegtuig rakelings over de huizen en evenwijdig aan de rivier voorbij scheert. Ik "lig" op de zolder van de Benthien en het uitzicht is onbelemmerd. Weer rennen wij naar het dakvenster en in de richting van Rotterdam zien wij een sterke rookontwikkeling. Het gehamer van mitrailleurs is niet van de lucht. Snel kleden we ons aan en wij zijn er nog niet mee klaar wanneer de deur opengegooid wordt en een jonge vaandrig (J.J. Wieringa, 3e DepotCie Pont.) ons toeroept: "Vlug jongens, kleedt je aan: er zitten Duitsers in Krispijn. We zullen ze er even uitrammelen!!"
Onder het afhollen van de steile trap zet ik m'n helm alvast op en gooi m'n karabijn over de schouder. Op de binnenplaats lopen onderofficieren en soldaten van de andere lichtingen druk heen en weer. Een open vrachtwagen staat klaar en de bedoeling is dat wij daarop klimmen. Vanuit de laadbak zie ik de rekruten van de jongste lichting achter de ramen van de kamers op beide verdiepingen ons gadeslaan. Misschien willen ze wel mee maar dat is vanwege hun enkele dagen militaire dienst niet toegestaan en moeten de kamer houden. Eén van de koks loopt ondertussen langs de auto en reikt ons boterhammen aan. Terwijl wij een hap nemen zet de wagen zich in beweging, rijdt de binnenplaats af naar de kazerne ernaast. Ik hoor een tweede luit die ik nooit eerder gezien heb en nu naast de chauffeur zit tegen iemand zeggen: "Wij hebben vlug karabijnmunitie nodig. Kan het kruithok open?". Ik hoor vervolgens, dat de sleutel niet is te vinden en de onderofficier, die belast is met het depot is zoek. Onze luitenant wil de deur dan maar forceren doch de andere protesteert. "Dat is toch tegen de regels: de boel kan toch niet vernield worden!!" Na kostbaar tijdverlies moet de deur er per slot toch aan geloven en na veel gekeutel komen dan eindelijk de begeerde witte kistjes voor de dag. Wij laden de wapens en stoppen onze tassen en zakken vol patronen.
De luitenant geeft opdracht naar een ander magazijn midden in de stad te rijden om daar lichte mitrailleurs te verkrijgen. Wij gaan langs de Grote Kerk de Wijnstraat in en even voor het stadhuis slaan wij rechtsaf, passeren de Voorstraat en rijden richting Visstraat.

Onderweg zien wij veel mensen, die ons nakijken. Op het Bagijnhof breken burgers de straat op. In snelle vaart jagen wij langs hen heen. Over de Johan de Wittbrug draaien wij direct rechtsaf een straat in waar aan de rechterkant een lange loods staat welke wij door een poort inrijden. Met een ruk stoppen we op het terrein erachter. De luit heeft de wagen inmiddels verlaten en is op onderzoek naar de lichte mitrailleurs.
"We hebben er niet meer - alles is al uitgegeven", luidt het antwoord van de magazijnmeester. "Dan maar zonder", zegt de luit en stapt weer in. De auto keert en rijdt de straat verder uit. Aan het eind hiervan gaan wij linksaf in de richting van de tunnel. Alvorens wij deze willen inrijden worden wij door een half geklede soldaat aangehouden. Deze zegt de luit: "Ga Krispijn niet in, het wemelt er van de moffen!" De luitenant echter geeft de chauffeur opdracht: "Vol gas en naar de brug."

Wij trekken op en rijden zeer hard de tunnel in en nauwelijks zijn we eruit of we worden hevig door mitrailleurs beschoten. Het lijkt wel of wij met handen vol grint worden bekogeld en we maken ons zo klein mogelijk. De chauffeur probeert de auto een rechtsgelegen straat in te rijden maar de banden zullen al lek geschoten zijn en op de hoek van de Marnixstraat kantelen wij en voor ik het besef sta ik helemaal ongedeerd op de begane grond. Niemand van ons heeft letsel opgelopen! De luitenant roept: "We zijn er doorheen!! Nu naar de brug en loop de straat in naar de spoorbaan!!" Aan de linkerzijde van deze straat zijn de huizen half afgebouwd; langs en door de huizen trekken wij op naar het bevolen uitgangspunt. Aan het einde van de straat zie ik de luit een keienweg (Vlietweg) naar het spoor oversteken. Plotseling valt hij dodelijk getroffen neer (Luit. J. Over). Het lijkt wel of wij van alle kanten worden beschoten en het geluid van de kogels klinkt angstaanjagend. Aan de overzijde van de keienweg zie ik nog een keer iemand vallen. Het is Joop (Develing). Vlug zoek ik beschutting achter een hoopje grint, het helpt niet veel, de kiezels spatten aan alle kanten om me heen.

Een sergeant van de officiersopleiding komt snel aangelopen en dekt zich naast me. Hij richt een karabijn naar de burg. Hoewel ik geen vijand kan ontdekken volg ik zijn voorbeeld en richt mijn wapen ook in die richting. Ik word zenuwachtig en een onbehaaglijke gevoel van machteloosheid overvalt me. De sergeant springt op en loopt in gebukte houding de keienweg op en ik loop er achteraan. Net sta ik na een hernieuwde dekking weer op of een van onze manschappen komt naar me toe en roept: "Ze hebben me geraakt!!" Ik zie een rode kop haar en herken in hem Jaap Bruins. "Ga liggen..." roep ik hem toe. "dadelijk raken ze je weer...!!" Hij verdwijnt tussen de nieuwbouw achter me (Jaap heeft een buik- en schouderschot opgelopen). In de vaardighouding vervolg ik mijn weg over de gladde keien. Plotseling verschijnt er achter een stapel stenen op nog geen drie meter van me vandaan een schrikaanjagende gestalte. Even verstijf ik maar dat is funest. Het is een parachutist, hij reageert snel, trekt af en een hevige schok gaat door mijn lichaam. De straat komt op me af. Hij schreeuwt in het vervloekte Duits: "Moet je maar overgeven... Eigen schuld...!!" Meteen verdwijnt hij. Ik kan niet meer opstaan en als ik me even beweeg vlamt een hevige pijn in mijn heup. Ik moet hier vandaan; telkens slaan er kogels vlak bij me in. Heel voorzichtig kruip ik weg en bereik ten slotte een stapel planken alwaar ik wat beschutting heb. Ik slaag erin mijn helm af te doen en ga met mijn hoofd op m'n gasmasker liggen. Ik voel, dat mijn broek nat wordt. Met uiterste voorzichtigheid tast ik mijn heup af maar wanneer ik mijn hand terugtrek is hij rood van het bloed. Waarom moet dit nu mij overkomen? Ik ben hulpeloos geworden en verdrietig. Zal ik teveel bloed verliezen? En als de moffen me vinden sparen ze me niet. Ze maken me af als een hond. Dat doen ze vast. Het angstzweet breekt me uit. Waarom komt er geen hulp? Ik draai mijn hoofd wat opzij en zie tussen de onvoltooide huizen een kleine honderd meter blauwgrijze rook omhoog kolken. Nu worden mijn makkers uitgerookt of is het brand? Ik moet heel kalm blijven en niet denken, dat is het beste.

Nu wordt er aan de overkant geschoten en ik voel me misselijk worden. Ontspan je toch, denk ik bij mezelf, zo dadelijk zullen ze me toch vinden. Het zand naast mijn hoofd is warm van de zon maar toch krijg ik het koud en begin te rillen. Het ene uur naar het andere, althans naar mijn gevoel, verstrijkt en vanuit de verte hoor ik het knetteren van schoten. Ik krijg een verschrikkelijke dorst; hoe lang moet dit nu nog duren. Ik weet met mezelf geen raad. Gelukkig wordt het schieten minder en verplaatst zich achter de huizen van de stad. Dan opeens hoor ik een stellingplank kraken en ik hoor iemand in mijn richting komen. Ik draai opnieuw mijn hoofd en zie een jonge vrouw en ik herken ze als Mej. Van Wel. Dit is wel het toppunt; ze is een goede kennis van me en komt me te hulp. Wij hebben samen bij dezelfde baas gewerkt. Ze knielt naast me neer en is zeer verbaasd wanneer ik haar naam noem. Ik smeek om drinken maar dat durft ze niet te geven uit angst voor haar onbekendheid met mijn verwonding. "Is het erg?", vraag ik. Ze geeft geen antwoord. Alleen mijn lippen maakt ze nat en gulzig werk ik het weinige vocht naar binnen. Terwijl ze zo met me bezig is wordt er vlakbij opnieuw zwaar geschoten en ik raad haar aan een veilig heenkomen te zoeken. Zo dadelijk kan zij eveneens worden aangeschoten. Ze vindt het ook riskant hier te blijven en belooft meer hulp te halen. Vlug verdwijnt ze in de richting van de straat.

Na ongeveer een half uur komt ze met twee heren en een Duitse hospik terug. Deze laatste snijdt mijn broek open en bekijkt de wond. Hij pakt me geheel alleen op en draagt me door de stellingen van de huizen naar de kant van de straat. Nu begint alles voor mijn ogen te draaien en slechts even zink ik weg maar dan is plots de werkelijkheid weer terug. Ik word op een kindermatrasje gelegd en ze spannen een laken tegen de felle zonneschijn net boven mijn hoofd. De Duitser geeft me dan iets te drinken. Het is sterke drank en het kalmeert me een beetje. Een poos later arriveert er een grote overdekte vrachtwagen welke voorzien is van het rodekruisembleem. Alles gaat nu vlug in zijn werk. Mensen van het Rode Kruis tillen me voorzichtig op een brancard en schuiven mij in de donkere ruimte van de auto. Hier ben ik lang niet de enige zoals ik merk en meerdere gewonden liggen met mij in het duister. Onderscheiden echter kan ik hen niet. De rit van de auto is een ware lijdensweg. Elke put en hobbel van de Dordtse straten is prijs. Ik hoop maar dat wij er vlug zijn; even op de tanden bijten. Ik ben nu in goede handen. Plotseling schrikken wij hevig. Wij passeren een mitrailleur die juist begint te vuren als we langsrijden. We zijn veilig in de binnenstad."

De koene daad van de luitenant en zijn mannen heeft de parachutisten niet kunnen beletten de verbinding met de bezetting op de bruggen tot stand te brengen. Daarvoor was het te laat. Meer kans van slagen zou er geweest zijn indien de actie in groter verband was opgezet. De kruithuisaffaire heeft er evenmin goed aan gedaan, terwijl de tegenstander en diens geoefendheid in hoge mate zijn onderschat. De onvoldoende bewapening onzerzijds kan ook niet worden verwaarloosd. Dit zal in de rest van het verhaal overduidelijk blijken.
"Vanaf dit moment is de weg voor de Duitsers naar de bruggen vrij en zal hun beweeglijkheid ons dadelijk nog parten gaan spelen. Het verdient nog aanbeveling te vermelden, dat niet al onze jongens in Duitse handen zijn gevallen. Drie sergeanten en zes soldaten hebben zich overgegeven terwijl de rest zich schuil heeft kunnen houden tussen de nieuwbouw. Later op de dag toen de parachutisten zich gingen bezighouden met een dichtbij-verdediging in de naaste omgeving van de brug hebben de overgeblevenen kans gezien ongedeerd de binnenstad te bereiken."

De parachutisten kammen meteen de huizen uit aan de waterzijde van de 's Gravendeelsedijk. De bewoners krijgen voor het merendeel de gelegenheid te verdwijnen. Echter aan de Weeskinderendijk wordt het anders. De mannen worden verzameld en naar de school met de Bijbel gebracht en daar onder bewaking gesteld. De vrouwen en kinderen dienen in huis te blijven en op strategische punten nemen de parachutisten hun intrek in de woningen en richten deze ter verdediging in. Zoals gezegd, op slag van zessen dringen de Duitsers zich hier tussen de burgers en zetten de straten af. Ter herkenning voor hun luchtwapen spreiden zij hun hakenkruisvlaggen uit op straat terwijl de pioniers schuttersputten gaan graven. Op de hoek van de Oude Rijksstraatweg, nabij de bakker, werpen zij een barricade op. Op het gebouw van de Ozon wordt een machinegeweer tegen luchtdoelen in stelling gebracht en tegen het talud van de brugoprit worden mortieren geplaatst. Achter de spoordijk, aan de andere kant, liggen geweer- en lichte mitrailleurschutters en houden het Wilgenbosch, Parallelweg en Rozenhof onder schot. Een van de parachutisten ontdekt in een van de huizen aan de Weeskinderendijk een prachtige herdershond. Hij neemt het dier mee naar buiten om het af te maken. Echter op heftig aandringen van de eigenares blijft het beest gespaard onder voorwaarde, dat het gedurende de strijd binnenshuis aan de lijn wordt gehouden. In het begin wordt er niet erg geschoten. De Duitsers krijgen hierdoor de gelegenheid zich sterk vast te zetten. Intussen worden er steeds meer burgers en ook Nederlandse soldaten naar de Bijbelschool gebracht.
Ten noorden van dit punt zijn de parachutisten slaags geraakt met de Hollanders. Er wordt flink geschoten en het is duidelijk dat de Duitsers versterking willen.

Walter Gericke zegt: "Er komt een versterkt vuur uit de stad. Nu gaat het erom de stelling tegen de zich concentrerende Hollandse troepen vast te houden. Opeens een gebrom in de lucht. Engelse vliegtuigen; de concardes, die erop geschilderd zijn, zijn nu heel duidelijk te onderscheiden. Maar dan komen er ook Me 109 aangevlogen. Bliksemsnel gaat nu alles tewerk. Er volgt een luchtgevecht. Het loeit, bromt en hamert... De parachutisten grijpen naar hun kijker om dit unieke schouwspel te volgen. De vliegtuigen slingeren elkaar witte strepen lichtspoormunitie toe. Zo verloopt de strijd in de Dordtse lucht maar onze aandacht moet zich op de gronddoelen gevestigd houden. Er staat nu al een hele colonne van gerekwireerde voertuigen op de weg. Zij moeten levensmiddelen en munitie gaan halen. Onze koeriers zorgen voor het contact met de afzonderlijke gevechtsposten. Dit is echter geen eenvoudige opgave. Herhaaldelijk moeten zij daarbij door vijandelijk gebied rijden. Weer is er een van hen onderweg. Wanneer hij een door de Hollanders achtergelaten driewielautootje, met munitie en proviand, aan de kant van de weg ontdekt wil hij deze buit niet laten liggen. Met de hulp van drie andere parachutisten wordt de zaak vlug overgeladen. Plotseling komt er uit verschillende richtingen vuur. Drie gaan vliegensvlug plat op de bodem van het wagentje liggen terwijl de koerier naar de chauffeursplaats kruipt. Een goedgericht schot versplintert het windscherm; een wegspringende glassplinter treft zijn neus. De grond wordt hier toch te heet. Nu echter de tanden op elkaar en als een bezetene rijdt hij, om uit deze onbehaaglijke vuurzone te geraken, naar veiliger oorden. De Hollandse kogels fluiten hen na. Zij brengen het er wonderbaarlijk heelhuids af. Weer verschijnen er vliegtuigen maar nu zijn het de onze. In duikvlucht komen zij naar beneden en verdwijnen spoedig weer naar andere strijdtonelen. Geleidelijk wordt de levensmiddelenvoorziening een groot probleem. In de huizen, waar de parachutisten zijn ondergebracht, is bijna alles okay. Een bakkerspatroon doet wat hij kan maar spoedig ook is zijn voorraad uitgeput. Enige honderden gevangenen moeten eveneens worden verzorgd en goede raad is duur. Daar ginds, in het goederenstation, staat een trein met levensmiddelen. Een stoottroep wordt gevormd en dan stormen de mannen het onder Hollands vuur liggende depot binnen. De fijnste delicatessen vallen in hun handen..."

De heer Bax, bewoner van de Weeskinderendijk, vertelt:
"Voor het naar bed gaan, gisteravond, enkele uren na de beschieting van een vliegtuig door de bezetting van de luchtdoelmitrailleurs naast de verkeersbrug, trok ik, zoals gewoonlijk, de overgordijnen tot op een kier dicht. Het is nog schemerdonker en na de afworp van de parachutisten en het overvliegen van zeer veel vliegtuigen, ga ik de huiskamer binnen.
Tegen half zes zie ik enkele gestalten vlug mijn raam voorbijgaan. Wanneer ik tussen de gordijnen door naar de straat kijk ontdek ik plotseling nabij de hoek van de brandgang een drietal tot de tanden toe bewapende mij onbekende soldaten. Ze wachten af en van de richting van de rivier klinkt geweer- en mitrailleurvuur. De soldaten drukken zich in geknielde houding tegen de huizen. Hun geweren houden ze met beide handen vast omklemd, gereed om te schieten. De soldaten nemen de omtrek nauwkeurig op en bij elk geruis schrikken ze op en verstillen in hun bewegingen. Op alles zijn ze bedacht en na een korte wenk van hun leider vervolgen zij in versnelde pas hun weg en gaan in de richting van het viaduct. Daar verzamelen zij zich op een kaal stuk grond, dat omgeven is door wat schamel struikgewas, vlak naast het Papegat. Kort hierna verwijderen zich hun mitrailleurploegen en deze zoeken stelling op de meest strategische punten van de omtrek. In de spoordijk en rond de Dokhaven worden schuttersputten gegraven terwijl de huizen in de knik van de Weeskinderendijk worden ingenomen.

Op het Goederendepot van de Nederlandsche Spoorwegen en het pand tussen de beide bruggen worden uitkijkposten geplaatst. Eveneens is er op de verkeersbrug, nagenoeg ter hoogte van onze straat, een mitrailleur in stelling gebracht. Het aantal parachutisten op de begane grond is intussen tot zestig man aangegroeid en beweegt zich vrijelijk in de buurt, alsof het zo behoort. Ammunitie wordt aangesleept en op de straatkeien alvast klaargelegd en de bewuste brandgang is opnieuw ingenomen en nu versterkt met een mitrailleur; de loop wijst in de richting van de "kaakjesfabriek". Het zwaartepunt van de Duitse verdediging ligt rondom houthandel Berger en de Ozon. Wij merken dit doordat het leeuwendeel van de Duitsers naar die omgeving wordt gedirigeerd. De moed zinkt ons al gauw in de schoenen wanneer wij dat allemaal zo aanzien en arme jongens die ze aan moeten vallen. We schrikken alleen al bij het zien van de zeer moderne wapens en daar moeten onze mannen tegen vechten. Een vergelijk is nauwelijks mogelijk en we vrezen het ergste. Ondanks onze bange verwachtingen hopen we toch nog op een spoedig ontzet en dat zijn we toch wel waard? Van achter de spoordijk horen wij een heftig geweervuur afgewisseld met roffels van de mitrailleurs. Er schijnt nu toch wel iets gedaan te worden en onze harten gaan sneller kloppen. Zie je nu wel, het heeft wel even geduurd maar komen doen ze toch. De Duitsers gaan in dekking en dat doet ons goed. Vanuit de bovenverdieping van de EMF worden ze onophoudelijk met mitrailleurvuur bestookt en wee de Duitser die zich bloot geeft.
Goed zo, kom aan jongens.

Rechts van de Dokbrug gaat er iets branden, ik kan niet zien wat het is. De parachutisten bijten nog steeds in onze grond maar bij een vuurpauze spreiden ze zich en ik zie, dat achter de spoordijk hun makkers in linie gevechtspositie kiezen. De wachtposten in onze straat storen zich nauwelijks aan het Hollandse vuur. Een jachtvliegtuig scheert rakelings over de bruggen maar er wordt niet zoals gisteravond op geschoten. Plotseling verschijnt er een Duitse patrouille Op burgerfietsen en neemt poolshoogte. De meeste aandacht heeft de overkant van het spoor. Na het wisselen van voor ons onverstaanbare woorden vertrekken ze in de richting van het viaduct. Steeds meer wordt ons duidelijk in welk een gevaarlijke situatie wij ons bevinden."

De Krispijnseweg ligt verlaten. De omwonenden met de soldaten hebben, nauwelijks gekleed, met stomme verbazing de landing gadegeslagen. Een schouwspel om nooit te vergeten maar spoedig wordt men geconfronteerd met de harde werkelijkheid. De parachutisten dulden kennelijk geen pottenkijkers en openen het vuur. Als gevolg hiervan trekt het publiek zich ras in de achtergelegen straten terug. Daar ontstaan eindeloze discussies en de één weet het nog beter te vertellen dan de ander. Wanneer de moed is weergekeerd wagen enkele nieuwsgierigen een blik over het landingsterrein maar worden prompt beschoten. Het is toch wel bittere ernst, beseffen wij en zelfs de soldaten zoeken hun kwartieren op om zich te gaan bewapenen. De intussen aangekomen 1e luitenant J. v. d. Houwen maant zijn mannen van de Eerste Depot Compagnie Pontonniers tot grotere spoed en laat de zeer schaarse munitie uitdelen; per man twintig patronen. Korporaal J. Y. Grollé bemachtigt een toevallig aanwezige taxi en rijdt hiermee naar de school in de Jacob Marisstraat om meer munitie te halen. Bij zijn terugkomst meldt hij zich bij luit. Van der Houwen, die inmiddels een plan bedacht heeft de parachutisten aan te vallen. Deze hebben ondertussen posities gekozen langs de gehele slootkant van de Krispijnseweg en hun mitrailleurs opgesteld tegenover de dwarsstraten (zie schets blz. 10). De luitenant trekt met ongeveer twintig manschappen op naar de weg maar wordt hierbij zeer gehinderd door automatisch vuur. Hij wijst zijn mensen, onder de leiding van een sergeant, terug naar de achter de Krispijnseweg gelegen straten en bezweert hen de Duitsers te verhinderen door te breken. Zelf verlaat hij het strijdtoneel en gaat op weg naar de "lange loods" ('s Landswerf) om nog meer munitie te bemachtigen.

Daar aangekomen, treft hij een drukte van belang en sergeant magazijnbeheerder 1e klas, J. F. Smit, bijgestaan door wat burgerpersoneel, doet onder hoogspanning zijn uiterste best om snel te helpen. Geweren, mitrailleurs (slechts enkele exemplaren M 20), wapenonderdelen, patroontrommels, gereedschappen en niet te vergeten een grote hoeveelheid 6.5 mm munitie vinden hun weg naar onze jongens. Van der Houwen heeft weinig tijd en breekt uit eigen beweging met zijn klewang een kist munitie open en bereikt kort hierna zijn manschappen op Krispijn. Hij wordt blij ontvangen, want de voorraad is nagenoeg uitgeput.
"Wij trekken in een boog op", zo zegt hij, "in de richting van het Heijeplein." Schuin tegenover ons, achter de schuilkelder op het schoolplein, ontdekken we parachutisten. Vuuraanraking is al gemaakt en plotseling steken enkele mannen de weg over en het gelukt hun twee Duitsers krijgsgevangen te maken maar dan slaat snelvuur ons vanachter de slootkant tegemoet en vlug gaan we in dekking (een soldaat wordt in de kaak geschoten - opmerking auteur). Wij zien, vanachter het muurtje om de school, een Duits machinegeweer in stelling, recht tegenover de Bosboom Toussaintstraat. Ze beschiet de Torenschool. Dan ontvangen wij vuur uit de huizen van dr. Droogendijk en Hertstein, naast en pal achter de Julianakerk. Zeemiliciën, die vanuit de Bosboom Toussaintstraat tegenover de wijnhandel, de mitrailleurpost bestookt, stort dodelijk gewond neer. Onze soldaten worden verbeten en grijpen de parachutisten op stoutmoedige wijze aan. Ons verlies zal hun betaald worden gezet! `

Ons karabijnvuur wordt intensiever en dan sneuvelt de Duitse mitrailleurschutter terwijl zijn helpers onder langs de slootkant in noordelijke richting de wijk nemen. Ik ren de straat over naar het hoekpand Krispijnseweg-Bosboom Toussaintstraat en en passant schiet ik mijn pistool leeg op het lichaam van de parachutist waarvan ik door de zittende houding niet overtuigd ben van diens sneuvelen. Het lijk schokt bij elke treffer, doch valt niet terzijde. Even voorbij het hoekpand worden wij door zeer zorgvuldig gericht vuur opnieuw bestookt en ik tracht uit te zoeken van welk punt dit komt. Het blijkt me spoedig, dat de verderop liggende parachutisten, vanachter de slootkant naast het plankier naar het Bonepad en op dit pad zelf, ons beschieten.
Terwijl Van der Houwen en zijn mannen de Duitsers naar het bos drijven weet achter hen adjudant Koster, "de Leeuw van Dordt" onder zwaar mitrailleurvuur en geheel alleen (zijn makkers durven niet) een gewonde korporaal in veiligheid te brengen en direct hierna, weer op eigen initiatief, een rechtstreekse aanval te doen op de eerder genoemde huizen naast de Julianakerk en de zich daarin bevindende parachutisten, acht in getal, te overweldigen en gevangen te nemen. Deze worden afgevoerd naar de school aan de Betje Wolffstraat.

De heer Sebes heeft het inmiddels Spaans benauwd gekregen. De Duitsers zitten in zijn café en zijn bezig op de bovenverdieping een mitrailleur in stelling te brengen. De afgeworpen voorraden, die uit containers op twee wielen worden ontladen zijn velerlei; uit elkaar genomen machinegeweren, karabijnen, stalen munitiekisten en medicamenten. Buiten klinkt telkens een commando van een "hoge" naar diens ondergeschikten achter de slootkant. "Ik zie hem nog staan", zo zegt de heer Sebes, "en dan opeens slaat hij, naast de lantaarnpaal, tegen de vlakte."

Het sneuvelen van deze Hauptmann door een welgericht schot van Grollé wordt de parachutisten fataal. Ze besluiten zich defensief in te richten en zien af van een doorstoot naar de Zwijndrechtse bruggen. Op zo’n tegenstand is niet gerekend; hun onrust neemt zienderogen toe. Oberfeldwebel Gotze, de waarnemend commandant, ziet nog een mogelijkheid door een brutale overval op de binnenstad. Hier is toch niet meer uit te komen en de parachutisten worden naar het bos gedirigeerd.
Korporaal Grollé moest eens weten wat voor een ramp hij zojuist bij zijn tegenstander heeft veroorzaakt. Nu volgt hij met zijn kornuiten behoedzaam zijn luitenant, die besluit, via de achterliggende straten, de huizen te bereiken recht tegenover het Bonepad. De Duitsers merken totaal niets van deze omtrekkende beweging en spoedig worden, gaande door de tuintjes en brandgangen aan de Hooftstraat de panden bereikt. De bewoners worden in alle stilte weggeloodst terwijl de jongens binnendringen en stelling kiezen achter de gesloten slaapkamerramen op de bovenverdieping en beneden achter welgevulde zakken met aardappelen in de groentewinkel. Ze bevinden zich op een afstand van minder dan dertig meter van de vijand. Duidelijk zien ze de Duitsers, bij het brugje, achter hun machinegeweren liggen. Zeven man tegen een tienvoudig sterkere tegenstander, die zeer modern en tot de tanden toe bewapend is. Het is alleen jammer, dat een auto van Van Gend & Loos halverwege het huis staat geparkeerd. Het beneemt hiermee min of meer het schootsveld. Luitenant Van der Houwen geeft zijn mannen de doelen aan en drukt hun op het hart alleen te vuren wanneer het bevel hiervoor zal worden gegeven.

Dan is het zover. Dwars door de vitrage slaan de Hollandse kogels op de totaal verraste parachutisten in. Even weten deze zich te herstellen en schieten terug, maar lang duurt dit niet. De machinegeweerschutters worden buiten gevecht gesteld terwijl de overgeblevenen in paniek voor het merendeel naar het bos uitwijken. Anderen gaan in dekking in het weiland. Het Duitse vuur vernielt het plafond en een bed vliegt in brand, dat echter direct kan worden geblust. Van der Houwen roept plots: "Er achteraan!!" en als de weerlicht rennen de jongens naar buiten. Achttien parachutisten wachten al met opgeheven armen achter de slootkant; vele ernstig gewonden liggen naast hun wapens. "Aangezien wij de Duitsers het bos hebben zien invluchten" , zo zegt Van der Houwen, "verzamel ik een tiental manschappen en begeven ons naar het brugje, een eind verderop naast Weizigt, trappen een poort open en gaan in linie het struikgewas uitkammen."

Grollé is ook van de partij en met hem sergeant Harnmeijer, de korporaals Opmeer. Siem Heiden, Veenstra en Stevens en de soldaat Meulstee. Inmiddels is dr. Heroma met een Duitse "Sanitäter" bezig de vele gewonden te helpen. Deze Duitser zegt tegen Grollé, dat er nog vele "kameraden" verderop in het bos zitten. Met de grootst mogelijke voorzichtigheid gaan onze jongens voorwaarts. Siem Heiden links, langs liet spoor, ongeveer in het midden sergeant Harnmeijer met de anderen en langs de sloot aan de Bonepadzijde Grollé. Luitenant Van der Houwen is teruggegaan om het afvoeren van de gevangenen te regelen. "Wij hebben danig last van onze mensen in het station", zegt Grollé, "zonder ophouden beschieten ze ons." Adjudant Koster maakt een omtrekkende beweging en weet met enkele van zijn mannen de Mauritsstraat te bereiken. Vanaf het dak van het slachthuis beschiet hij een groepje parachutisten op het voetbalterrein en jaagt deze in de richting van de mannen van de 2e luitenant Ruige (sectiecommandant van 14 C.Pn) die daarop ruim dertig krijgsgevangenen maakt. De parachutisten worden opgebracht naar de school in de Betje Wolffstraat.

Vanaf het "Paviljoen" worden wij eveneens bestookt en dan hoort Grollé plotsklaps de "muil" van Siem opengaan. "Waar die vent de asem vandaan haalt begrijp ik niet maar in zeer klare en vooral niet mis te verstane taal brult hij over het emplacement of men zo vriendelijk wil zijn het vuren te staken. De woorden "Hollanders" en "eigen mensen" golven over de rails. Gelukkig wordt één en ander begrepen; het schieten vermindert en even hierna wordt het stil. Ik lig met mijn lichte mitrailleur middenin een mestvaalt, vlak achter een prieel met een daarbij behorend poortje. Opeens komt er een schim naar voren; het blijkt een parachutist en wel een officier. Ik vang hem gelijk op en de man geeft te kennen zich met zijn troep te willen overgeven. Maar dat moet dan wel gebeuren in het bijzijn van een Nederlands officier. We zijn perplex.

Toevallig komt luitenant Van der Houwen aangerend en wendt zich tot de Duitser. Hij vertelt hem, dat hij geen kans heeft en geheel omsingeld is. De Duitse commandant roept zijn mannen naar voren te komen. Schuw als geslagen honden verschijnen deze uit het voorjaarsgroen en zonder slag of stoot worden de wapens overgegeven terwijl de handgranaten in de sloot worden geworpen. Het houdt niet op. Al meer dan veertig gevangenen hebben we gemaakt en om onze zwakte te kunnen verbergen meten wij ons een houding aan. De officier vraagt luitenant Van der Houwen naar de rest van de Hollandse troepen en eveneens waar de Engelsen blijven. "Koos" draait zich er mooi uit: hij verzint een verhaaltje en wij merken dat de parachutisten zeer teleurgesteld zijn (Grollé). Gedwee als lammetjes marcheren de parachutisten door de Hooftstraat naar de school in de Betje Wolffstraat, aangestaard door de hevig geschrokken burgerij. De pret is uit.

Met de gevangenen, die we elders hebben gemaakt, zoals uit de Polder en het DFC-terrein, is het aantal aangegroeid tot over de zeventig. Het Duitse dodental heeft de vijftig gepasseerd en slechts enkelen hebben zich bij hun "kameraden" bij de bruggen kunnen aansluiten. De buitgemaakte wapens komen ons uitstekend van pas, want wat wij bezitten is niet veel bijzonders.

De mannen van de sectie Spoorwegtroepen, die vlak naast Weizigt de parachutisten hebben bestookt zijn in grote haast op het emplacement en het Stationsgebouw en zelfs tot aan St. Anna teruggeweken.
Twee onderofficieren, waaronder sergeant Maas en zestien manschappen van de sectie, bezetten de tunnel en sluiten hiermee de toegang tot de stad af. Om ongeveer half zeven wordt deze sectie door Mussert versterkt met dertig Torpedisten van de Depot Compagnie Torpedisten onder aanvoering van de 1e luitenant H. F. Smith en vier onderofficieren.

"Rond negenen vraagt men mij met een vrachtwagen van de firma De Jong, bij wie ik in dienst ben, naar de Betje Wolffstraat te rijden. De bedoeling hiervan is Duitse gevangenen op te halen en naar de kazerne te rijden. De parachutisten staan bij mijn aankomst al op straat aangetreden. Er straalt nu bepaald geen vreugde van hun gezichten", aldus de heer Ph. van Dalen. Enkele uren geleden nog waren deze knapen, zonder enige twijfel, er vast van overtuigd in hun opzet te zullen slagen. Vol vertrouwen in de Führer en zijn eindoverwinning stortten ze zich uit de Junkers naar onze frisse weilanden. Maar hoe is het hun vergaan.

U weet het inmiddels. Onder bedreiging van de karabijnen van twee zeemiliciens moeten ze instappen. Voor dit vrachtje krijg ik er een twintigtal en de matrozen gaan schrijlings op de laadklep zitten en richten hun wapens in de donkere ruimte. Naast me valt een politieagent op de bestuurdersbank en manipuleert onhandig met een enorme revolver. De rit is kort en snel. Binnen de kortst mogelijke tijd arriveren wij aan de poorten van de Benthienkazerne. Tijdens het uitladen worden er op enkele gevangenen nog diverse verborgen wapens gevonden. Ik hoop van harte, dat ze bij de rest nauwkeuriger te werk zullen gaan. Je kunt immers nooit weten. De meeste parachutisten zijn in de vaste overtuiging, dat ze binnen enkele dagen toch door hun makkers zullen worden bevrijd en met deze illusie voor ogen zijn ze in hun optreden tegen onze mannen vrij brutaal. Zij stellen de hoogste eisen aan hun behandeling, die overigens geheel correct is, maar kunnen het niet nalaten bij voortduring te wijzen op de bepalingen ingevolge de conventie van Genève. Gelukkig gaan onze soldaten niet in op hun uitlatingen en spoedig worden de celdeuren gesloten. Als de weerlicht rijd ik weer terug naar Krispijn. Het aantal gevangenen is al aangegroeid wat de stemming onder onze soldaten zeer ten goede komt. Nog diverse malen moet ik "op en neer" maar dan gebeurt het, dat ik niet meer aan de rivierkant kan komen vanwege Duits vuur op de kazernes. Vanaf de Zwijndrechtse oever wordt een zeer hinderlijk vuur onderhouden op het gehele kazernecomplex. Onze jongens schieten vanaf de legervaartuigen, die met de pontonbrug met de wal zijn verbonden, terug, terwijl op de Oude Maas enkele pontonniersbootjes de Duitsers beletten het water over te steken. Ik draai met mijn vrachtje de Binnen Walevest op en stop bij de poort van de Oude Kazerne. Het Vlak met het Blauwpoortsplein zijn inmiddels in staat van verdediging gebracht en enkele zware mitrailleurs staan opgesteld achter barricades. Ook is er een pontonvaartuig dwars over het Vlak gezet. In een koortsachtig tempo worden de laatste parachutisten overgebracht en het lijkt me, dat het met het uur moeilijker wordt Krispijn te bereiken. Voortdurend worden er Duitse versterkingen aangevoerd en dan volgt het moment, dat ik nergens meer door kan en mag."

DE AANVAL
INHOUDSOPGAVE
VERRAAD