INLEIDING

De krijgsverrichtingen in Dordt, van 10 tot 14 mei 1940, zijn één van de belangrijkste geweest in de strijd om ons land.
Zij geven ons tevens een beeld van handelen en denken van ons Nederlanders in een oorlogstoestand die totaal vreemd was. Ondanks de dreiging van naderend gevaar bleven wij halsstarrig volharden in onwetendheid. Het was onze aard niet grote offers te brengen voor een landsverdediging. Al in de jaren '38 en '39 hebben deskundigen de regering herhaaldelijk gewezen op de noodzaak van een goede en doeltreffende bewapening. Dit was broodnodig gezien de verontrustende ontwikkelingen in het opkomende Hitler-Duitsland. De raadgevingen werden weggezwaaid onder het mom van "bezuiniging". Bij enkele grote en vitale bedrijven is men toen overgegaan tot het stichten van een fonds om uit die middelen te kunnen voorzien in de aanschaf van modern luchtafweergeschut. Zelfs individuele giften van gegoede burgers kwamen binnen voor de aanschaf van de noodzakelijke wapens. Wij kregen luchtafweergeschut van licht kaliber en hebben er tijdens de Duitse aanval geducht gebruik van gemaakt.
Vanwege onze gebrekkige inzichten waren wij dus niet op een dreigende oorlog voorbereid. De verdedigingswerken waren nog lang niet klaar en waar dat wel het geval was waren deze zeer onvoldoende en vaak ondeskundig aangelegd. De enige gunstige uitzondering hierop was het fort Kornwerderzand aan de Afsluitdijk. Deze vesting heeft, zoals gebleken is, aan alle toenmalige eisen van een moderne oorlogvoering voldaan. Aan een mogelijke aanval van valschermtroepen werd nagenoeg geen aandacht besteed. De overvallen op de vliegvelden in Noorwegen, kort tevoren, hadden blijkbaar niet voldoende indruk op ons gemaakt.
De algemene gedachte was dat bij een mogelijk conflict uit het oosten er genoeg tijd restte bruggen en andere belangrijke werken op tijd te doen springen. Maar hoe anders is het gegaan. De sleutelpositie van ons eiland, door de aanwezigheid van de bruggen, werd nauwelijks gezien en op het moment dat dit ons duidelijk begon te worden was het al te laat.

Vele verhalen, van wie dan ook, die graag de ronde deden (en nog doen) alsof de springladingen zouden zijn vervangen door zand, de patronen onbruikbaar (eveneens met zand gevuld) en de parachutisten als boeren of Nederlandse soldaten verkleed, kunnen alle naar het rijk der fabelen worden verwezen. Zeker, er is verraad gepleegd, maar is er een oorlog zonder dat denkbaar? Er werden dan ook veel defensiegegevens, lang voor de oorlog uitbrak, aan de Duitsers doorgegeven. Overigens waren er voor de buitenlandse bezoekers weinig of geen beletselen de verdedigingswerken te bekijken (en te fotograferen). De Duitse verkenningsvliegtuigen hebben eveneens tal van gegevens weten te verzamelen. Ons eiland had daarbij hun bijzondere belangstelling. Herhaaldelijk werden door de posten van de diverse luchtbeschermingsdiensten, zoals op de Grote Kerk en de Gemeentelijk H.B.S., 's avonds en 's nachts lichtfakkels waargenomen, speciaal ter hoogte van de bruggen. Willemsdorp en de Moerdijk hadden echter de meeste belangstelling van de "vreemde vliegtuigen". Bij de overgave is ons gebleken, dat de parachutisten in het bezit waren van uitzonderlijk goede en nauwkeurige kaarten van de stad en omgeving. Dit was overigens geen wonder want men had in Duitsland, ter voorbereiding van de overval, een zee van tijd gehad. Al in 1939 hadden de Duitsers, zeer in het geheim wel te verstaan, parachutistenopleidingskampen ingericht, waar de beste soldaten onder hun gelederen werden ingewijd in de verrassingstactiek van de moderne oorlogvoering.

Zelfs in Duitsland was het bestaan van het luchtlandingkorps uitdrukkelijk verzwegen. De naam "Vliegerdivisie" was het camouflagewoord voor de valschermjagerdivisie, waaronder ook is begrepen de luchtlandingstroepen (Niet te verwarren met de parachutisten: de luchtlandingstroepen werden namelijk door transportvliegtuigen aan de grond gezet).
Generaal Kurt Student was de commandant van het parachutisten- en luchtlandingkorps, de zogenaamde 7e Vliegerdivisie. Van de Luftwaffe was het "Fliegerkorps zur besondern Verwendung", waarover het bevel werd gevoerd door de General der Flieger Putzier, bestemd voor de aanval op ons land.

De valschermjagers die in onze stad en Zwijndrecht zijn geland, behoorden tot het 1e Regiment Fallschirmjäger (F.J.R. 1). Hun taak bestond uit het veroveren van de bruggen, wat ze is gelukt, en vervolgens moest zij de nodige versterkingen afwachten van de luchtlandingstroepen die geland waren op het vliegveld Waalhaven. De 9e Pantserdivisie, die van de eerste dag af onze grens was gepasseerd, had tot taak zo vlug mogelijk door te stoten om met de parachutisten in contact te komen. Zodra deze verbinding tot stand kwam werden de valschermjagers door de Duitse bevelvoering teruggenomen om eventueel ergens anders opnieuw te kunnen worden ingezet.
De bewapening en uitrusting van de parachutisten waren verreweg superieur aan de onze. Elk van hen, met uitzondering van de mortier- en mitrailleurgroepen, was bewapend met een halfautomatische karabijn, steelhandgranaten, veldkijker en pistool. Sommige eenheden waren tevens voorzien van een pantserbuks. De groepscommandanten waren bewapend met een machinepistool (pistoolmitrailleur). Onze soldaten stonden hiertegen over met de niet-automatische legerkarabijn en geweer, de lichte mitrailleur w.o. de Lewis en Vickers, en de zware mitrailleur, de Schwarzlose. Laatstgenoemd wapen was zeer onhandelbaar en voor offensief optreden totaal ongeschikt. Om het in stelling te brengen waren minstens drie soldaten nodig: één moest de affuit verplaatsen, de schutter droeg het wapen terwijl de helper ervoor moest zorgen dat de patroonband in de mitrailleur bleef.

Met opzet vermeld ik de bewapening van beide partijen zodat een indruk kan worden verkregen met welke middelen men tegenover elkaar stond. Dit dwingt mijns inziens een groot respect af voor onze militairen, die tegen zulk een hypermodern uitgeruste vijand strijd moesten leveren. De Duitsers, die geheel op hun taak waren voorbereid, ontzagen zich niet ongeoorloofde strijdlisten toe te passen. Zij dreven gevangen genomen soldaten en burgers als vuurdekking voor zich uit, waardoor onze mannen genoodzaakt werden het vuren te staken. Dergelijk gedragingen ontmoedigden ons en vaak hoorde men dan het verweer, dat tegen een dergelijke tegenstander niet was te vechten.

Onze burgers hadden ook een stem in het kapittel. De soldaten hechtten dikwijls geloof aan hun beweringen en uiteenzettingen en die waren dan ook meestal bezijden de werkelijkheid. Er is ongelooflijk veel tijd en kracht verloren gegaan door onjuiste berichtgeving. Wij bedoelden het wel goed maar veroorzaakten toch grote onrust en maakten het daardoor onze mensen niet gemakkelijker. Het vertrouwen in de eigen landsverdediging ontbrak nou eenmaal en dat zou niet nodig geweest zijn indien wij op tijd onze bezuinigingsfout hadden ingezien.

Het Kantonnement Dordrecht
Op het moment dat de oorlog uitbrak waren de volgende eenheden in Dordt gelegerd:

Staf:
De Depôtcommandant en tevens Kantonnementscommandant was de luitenant-kolonel J.A. Mussert. Zijn adjudant was de kapitein G. v.d. Mark. Nog 10 toegevoegde officieren onder wie 4 non-combattanten met 43 onderofficieren en 29 korporaals en manschappen.

1e Depotcompagnie Pontonniers:
Dit depot was gelegerd in de Openbare Lagere school in de Betje Wolffstraat. De sterkte bedroeg: 3 officieren, 24 onderofficieren, 393 korporaals en manschappen (echter veel minder aanwezig op 10 mei 1940) .

2e Depotcompagnie Pontonniers:
Gelegerd in het Gebouw van der Ger. Gemeente aan de Jacob Marisstraat. De sterkte bedroeg: 2 officieren, 15 onderofficieren, 202 korporaals en manschappen (wegens diverse verloven op 10 mei eveneens niet voltallig).

3e Depotcompagnie Pontonniers (Subsistentencompagnie):
Sterkte : 2 officieren, 44 onderofficieren onder wie 3 cadetvaandrigs en 20 leerlingen van de opleiding tot reserve-officier, 218 korporaals en manschappen onder wie intendancetroepen, chauffeurs, ziekendragers, koks, schipperspersoneel, enz. Legering: Benthienkazerne (geen volledige sterkte op 10 mei).

Depotcompagnie Torpedisten:
Deze was gelegerd in de Openbare Lagere School aan de Hofstraat. Sterkte: 3 officieren, 29 onderofficieren, 171 korporaals en manschappen. Hierbij moeten nog 104 recruten worden geteld, die op 6 mei 1940 in werkelijke militaire dienst waren getreden. De totale sterkte op 10 mei van het Depot bedroeg 1094 man.

Buiten het Kantonnement waren hier nog gelegerd:
De 3e Sectie van de Wegcompagnie van het Bataljon Spoorwegtroepen, gelegerd in de villa "Weizigt" met 6 lichte mitrailleurs, revolvers en pistolen, ledergoed, enkele vrachtauto's en motoren, benzine, olie enz.
Het munitiemagazijn in de Oude Kazerne aan de Buiten Walevest bevatte ruim 75.000 geweer- en mitrailleurpatronen.
De "Johan de Wit" aan de Staart vervaardigde 4,7 cm pantsergranaten en in de fabriek waren voor het eerst proefschieten aanwezig 2 stukken P.A.G. (pantserafweergeschut), eveneens van hetzelfde kaliber.

Het Kantonnementsziekenverblijf was het militaire hospitaal in de Vriesestraat.
Een permanente wachtpost in het station. De sterkte was: 4 onderofficieren en 56 korporaals en manschappen. Deze sectie had tot taak de bewaking van het spooremplacement en de spoorbrug.

De 14e Compagnie Pioniers, uit de groep Kil; deze was gelegerd in de school aan de Admiraal de Ruijterweg nabij de hoek Zuidendijk. Sterkte: 4 officieren, met de compagniescommandant ir. W. Mantel en drie secties van ongeveer 35 man per sectie.

Het Magazijn's Landswerf aan de Corn. De Wittstraat bevatte op 10 mei: ruim 1.000 geweren en karabijnen.

VOORWOORD
INHOUDSOPGAVE
LICHTE DIVISIE