Regimenten Wielrijders

Voorwoord

In dit beknopte overzicht wordt een beeld gegeven van de onderdeelgeschiedenis van de regimenten wielrijders en de (bekende) bezetting der hoogste kaderfuncties. Tevens wordt een gecomprimeerde samenvatting gegeven van de inzet van de regimenten en hun onderdelen.

Stam, traditie en oorsprong

De infanterie regimenten in het Nederlandse leger kwamen allen voort uit de eerste acht stamregimenten en de beide benoemde regimenten Grenadiers en Jagers. De beide regimenten wielrijders hadden slechts een zijdelings aan de stamregimenten gelieerde ontstaansgeschiedenis.

Het was 1894 toen een instructie werd uitgegeven tot de vorming van een Korps Wielrijders. Men bedenkt daarbij dat de fiets als handzaam vervoermiddel toen nog jong was en het fietsen als vaardigheid niet van kinds af aan was ingebakken. Zodoende werd ervoor gekozen om uit vier regimenten [4.RI, 7.RI en de beide benoemde regimenten] een paar dozijn manschappen op te leiden voor vervoer per fiets. Deze wielrijders kregen binnen hun regimenten taken als ordonnans, maar tevens als verkenners. Spoedig werden wielrijderpatrouilles bij alle twaalf stamregimenten ingevoerd. Kort voor de eerste wereldoorlog werden uit de wielrijderspatrouilles bij de regimenten vier zelfstandige compagnie n wielrijders opgericht.

Tijdens WOI werden er allerhande wijzigingen doorgevoerd in de uitrusting en het materieel en werden wielrijders en motorrijders vermengd om zodoende slagkrachtige zelfstandige eenheden te bouwen. Zo kregen de vier compagnie n wielrijders elk een eigen met motoren uitgeruste zware mitrailleursectie. In 1922 werden de vier zelfstandige compagnie n samengevoegd tot het Bataljon Wielrijders. Het werd toen voor het eerst als een slagkrachtige snelle infanterie eenheid geafficheerd en ondergebracht in de Isabellakazerne in Den Bosch. Kort nadien was er een nieuwe belangrijke wijziging.

In 1924 werd het plan ontvouwd een Regiment Wielrijders te bouwen dat uit vier bataljons zou moeten bestaan en dat een wezenlijk onderdeel zou worden van de Lichte Brigade. Deze Lichte Brigade was het product van de moderne tijd. Een snel verplaatsbare tactische eenheid, waarin de wielrijders uitstekend pasten. Zodoende kregen de wielrijders te maken met een veel uitgebreidere tactische inzet, motorisatie en zelfs kreeg men enige tijd gepantserde auto ??s [Morris, omgebouwde vrachtwagens] in haar midden.

Nadat er in de jaren dertig ontzettend veel werd geschoven met de wielrijders (o.a. van en naar de cavalerie), kwam er eind jaren dertig enige rust in de gelederen. Ondertussen werd men wel voorzien van moderne wapens zoals de moderne antitank vuurmond PAG B hler ?? waarvan men rijkelijk werd voorzien ?? en de mortieren van 8. Bovendien werd het contingent zware mitrailleurs uitgebreid.

In maart 1939 vond een volgende belangrijke gebeurtenis plaats. Het Regiment Wielrijders werd gesplitst in twee regimenten, het 1e Regiment Wielrijders en het 2e Regiment Wielrijders. De beide regimenten zouden organiek bestaan uit drie zelfstandige bataljons, maar in maart 1939 waren er nog slechts twee bataljons per regiment. Het 3e Bataljon bij beide was in opleiding. Tijdens de mobilisatie kwam het depot van de Wielrijders in Gouda terecht.
Zelfs tijdens de mobilisatie bleef de Wielrijders de verandering niet bespaard. De al midden jaren dertig ingezette modernisering en uitbreiding van de Lichte Brigade leidde tot de vorming van de Lichte Divisie. Daarin werden twee regimenten Huzaren Motorrijders en twee regimenten Wielrijders verenigd als gevechtseenheden. Deze werden ondersteund door zes batterijen rijdende artillerie en twee eskadrons pantserwagens. De motorisatie van het ondersteunend geheel zou pas enkele dagen voor de Duitse inval worden voltooid.

Tamelijk curieus was dat de Lichte Brigade kort voor de Duitse inval tot de Lichte Divisie was omgedoopt, maar de OLZ Winkelman de divisie als voorname en krachtige manoeuvre eenheid spoedig ophief. Hij achtte het noodzakelijk de beide eskadrons pantserwagens en een regiment motorhuzaren alsmede de batterijen 6-veld van de divisie af te nemen. Hij deed dat in de gedachte dat hij de Lichte Divisie hoe dan ook op de eerste dag na een Duitse inval zou terugnemen binnen de Vesting Holland. De beide eskadrons pantserwagens en het regiment huzaren motorrijders had Winkelman ingezet als beveiliging voor vliegvelden en Den Haag. Daarmee had de Lichte Divisie haar kracht als manoeuvre eenheid goeddeels verloren. Het enige onderscheid dat zij toen nog kende ten opzichte van een reguliere divisie was dat zij geheel mobiel was en haar eenheden vanaf bataljonsniveau een hogere zelfstandigheid kenden (wegens de integratie van ondersteuningswapens binnen de bataljons). Qua vuur- en mankracht was de Lichte Divisie echter ?? met uitzondering van het aantal beschikbare PAG en mortieren ?? duidelijk de mindere van een reguliere divisie.

Een ander bezwaar dat kleefde aan de Lichte Divisie was dat de gevechtseenheden op 10 mei 1940 nog niet op sterkte waren. De beide in maart 1939 nog ontbrekende 3e Bataljons had men in mei 1940 nog steeds niet voldoende weten samen te stellen. Daardoor waren deze 3e Bataljons niet op organieke sterkte, samengesteld uit grotendeels onvoldoende geoefende rekruten en voorzien van te weinig en onvoldoende opgeleid kader.

Een organiek bataljon Wielrijders bestond uit drie tirailleurcompagnie n, een gemotoriseerde zware mitrailleur compagnie (12 M.08 mitrailleurs), een gemotoriseerde compagnie PAG (4 stukken) en een gemotoriseerde sectie mortieren (2 stukken). Vlak voor de Duitse inval was bovendien aanvang gemaakt met de organieke voorziene afdeling ATOS boten, die elk bataljon diende te krijgen. Deze bestond uit zes van dergelijke boten inclusief vrachtwagens en bemanning. Een ATOS boot was een houten vaartuig van ca. 6 m lengte, waarin een groep wielrijders kon worden vervoerd. Ze werden meegevoerd op speciale vrachtwagens en hadden een eigen bemanning van drie man per boot. Op 10 mei 1940 waren er echter nog maar twee van deze afdelingen per Regiment beschikbaar.

De tirailleurcompagnie bestond organiek uit drie secties van ca. 50 man. Naast de commandogroep had een sectie vier groepen van 11 man, waarvan twee mitrailleurgroepen, een springstoffengroep en een drijfzakkengroep. De springstoffengroep had geen lichte mitrailleur, maar had enige sappeurs terwijl de drijfzakkengroep ook geen lichte mitrailleur had maar vier opblaasbare drijfzakken. Deze laatste middelen waren geschikt om alle middelen van de sectie over een waterpartij te brengen. Zodoende was een sectie reeds een eenheid die zelfstandig kon opereren in een geografisch complexe omgeving.

Naast de sterk autonome bataljonsorganisatie waren er binnen de Lichte Divisie tactische ondersteuningseenheden, zoals de zelfstandige compagnie n pontonniers en pioniers. Bovendien uiteraard de beide gemotoriseerde afdelingen 7-veld [elk bestaande uit acht vuurmonden], de treinen en een extra operationele gevechtsstaf, zodat de divisie in twee operationele eenheden kon worden gesplitst als daartoe aanleiding zou zijn.

Door het ontbreken van met name de beide eskadrons moderne pantserwagens had de divisie veel van haar offensieve slagkracht ingeleverd. Het inleveren van het regiment huzaren motorrijders en de twee batterijen gemotoriseerd 6-veld was minder van belang.

De Regimenten Wielrijders ?? die de kern vormden van de Lichte Divisie anno 10 mei 1940 ?? zouden na de oorlog niet worden heropgericht. De fiets als tactisch vervoermiddel zou zelfs spoedig geheel uit de defensieorganisatie verdwijnen. Pikant detail is dat anno 2008 de fiets wederom bij de Landmacht werd ingevoerd bij de inzet in Afghanistan. En die inzet zou precies zien op de eerste tactisch beoogde inzet van de Wielrijders eind 19e eeuw: verkenningspatrouilles. De cirkel lijkt zodoende onverwacht weer rond te zijn gekomen.

Onderdelen behorende tot de regimenten

Bij en gedurende de mobilisatie bestond het regiment uit de volgende onderdelen (locatie en namen commandanten op 9 mei 1940, getal tussen haken geeft het aantal wapens per eenheid weer):

1e Regiment Wielrijders

Onderdeel Commandant Belangrijkste inzetgebied mei 1940
Regimentscommandant R.O. van Gennep, res lt-kol Alblasserwaard
Regimentsstaf (adj.) P.H. Lach de Bere, kapt Alblasserwaard
C.I-1.RW C.F. Overhoff, res maj Alblasserdam Zuid
1-I-1.RW W.J.M. Jacobs, res kapt Alblasserdam Zuid
2-I-1.RW G.R.D. Crommelin, res kapt Alblasserdam Zuid
3-I-1.RW R. Haarsma, res kapt Alblasserdam Zuid
MC-I-1.RW J. de Booijs, res kapt Alblasserdam Zuid
Cie PAG I-1.RW J. Couzy, res kapt Alblasserdam Zuid
Sie Mr I-1.RW Onb. Alblasserdam Zuid
C.II-1.RW N.C. Kloppenburg, maj Dordrecht e.o.
1-II-1.RW J. Koolhaas, res kapt Dordrecht e.o.
2-II-1.RW B.J. van Velthuijzen, res kapt Alblasserdam / Kinderdijk
3-II-1.RW M.J. Wildeboer, res kapt Dordrecht e.o.
MC-II-1.RW C.M.R. Davidson, res 1e lt Dordrecht e.o.
Cie PAG II-1.RW R. Boer, kapt Dordrecht e.o.
Sie Mr II-1.RW J.H. Heidenrijk, res 2e lt Dordrecht e.o.
C.III-1.RW H.A.M. Latour, ritm Alblasserdam / Kinderdijk
1-III-1.RW P.T. Tjabbes, res kapt Alblasserdam / Kinderdijk
2-III-1.RW

R.F.M. vd Berg, res kapt (ziek)

P.H. Sluiter, res 1e lt (plv)

Alblasserdam / Kinderdijk
3-III-1.RW H. Hardijzer, kapt Alblasserdam / Kinderdijk
MC-III-1.RW J.T.H. Burgers, res 1e lt Alblasserdam / Kinderdijk
Cie PAG III-1.RW B.P.F. van Driel, kapt Alblasserdam / Kinderdijk
Sie Mr III-1.RW S.A.H. van de Geijn, res vdg Alblasserdam / Kinderdijk


2e Regiment Wielrijders

Onderdeel Commandant Belangrijkste inzetgebied mei 1940
Regimentscommandant H. Mijsberg, lt-kol Dordrecht e.o.
Regimentstaf (adj.) A.J.G. Boutmy, kapt Dordrecht e.o.
C.I-2.RW J. Eggens, res maj Dordrecht e.o.
1-I-2.RW T.IJ. Hiemstra, res kapt
2-I-2.RW H.J.J. Govers, res kapt
3-I-2.RW I. IJssenagger, res kapt
MC-I-2.RW A.J.C. Bom, res kapt
Cie PAG I-2.RW H. Oltmans, res 1e lt
Sie Mr I-2.RW N.J. Boonstra, SMI
C.II-2.RW J. de Bie, maj Dordrecht e.o.
1-II-2.RW J.G.J. Zwarts, res kapt
2-II-2.RW J.P. Albach, res kapt
3-II-2.RW H.J. Belleman, res kapt
MC-II-2.RW L. Groffen, kapt
Cie PAG II-2.RW J.G. Buddingh de Voogt, res 1e lt
Sie Mr II-2.RW G.H. Hentzepeper, res 1e lt
C.III-2.RW Jhr. W.A. van den Bosch, res maj cav Dordrecht e.o.
1-III-2.RW H. Wijers, res kapt
2-III-2.RW A.C. Fortgens, res kapt
3-III-2.RW H.J. Stas, res ritm
MC-III-2.RW G.H. Holtvluwer, res 1e lt
Cie PAG III-2.RW A. de Rooij, res kapt
Sie Mr III-2.RW H.W. Mulder, res vdg


Bijzonderheden:

De bijzonderheden die ten aanzien van de samenstelling van de bataljons c.q. regimenten Wielrijders golden zijn al besproken in het voorgaande hoofdstuk.

Belangrijk is te melden dat ook Wielrijders van het Depot Wielrijders uit Gouda operationeel werden ingezet tijdens de meidagen. Een andere belangrijke zaak is dat het veelal verwarren van cavalerie wielrijders met het Regiment Wielrijders onjuist is. Hoewel voor beide gold dat zij zich in essentie per fiets verplaatsten, waren de Wielrijders militairen welke voortkwamen en behoorden tot de infanterie. Desalniettemin was er sprake van een vrij rijkelijke uitwisseling tussen de beide onderdelen.

Korte geschiedenis tijdens de meidagen

De geschiedenis van de Wielrijders wordt hier besproken, niet van de overige onderdelen van de Lichte Divisie.

1.RW en 2.RW behoorden beide nog tot het verband dat men kort voor de meidagen als de Lichte Divisie was gaan aanduiden. Zij lagen als zodanig in Noord-Brabant alwaar de Lichte Divisie de schijn ophield de zuidgrens tussen Weert en Tilburg te gaan verdedigen, zoals zij door de voormalige OLZ Reijnders zou zijn gebruikt. OLZ Winkelman had andere plannen, welke inhielden dat de Divisie gedurende de eerste oorlogsnacht terug zou worden genomen op de Vesting Holland, waar zij tot strategische reserve zou worden. Door de Duitse overval in de ochtend van 10 mei 1940, waarbij zij in staat bleken de Peel-Raamstelling al direct met een per spoor vervoerd bataljon te hebben doorbroken, werd al in de vroege ochtend van 10 mei bevel gegeven de Lichte Divisie reeds tijdens de eerste oorlogsdag naar de Vesting Holland over te brengen. Voor de Wielrijders betekende dit opbreken en verplaatsen, hoewel enkele compagnie n in de voorverdediging langs de Maas betrokken waren en zodoende een grote uitdaging zouden vinden om heraansluiting te vinden. Dit zou uiteindelijk toch lukken.

Op 10 mei in de middag kwam de voorhoede van de Lichte Divisie reeds in de omgeving van Gorinchem over de rivier waar bevel werd ontvangen door te trekken naar de Alblasserwaard. 1.RW was met twee bataljons al in de middag geslaagd om de omgeving Gorinchem te bereiken, met het 3e Bataljon voorop. Het Regiment kreeg spoedig te horen dat ze door moest trekken naar het westen, richting Alblasserdam. Alleen het 2e Bataljon lag nog aanmerkelijk op schema achter. Bij 2.RW was alleen het 3e Bataljon erin geslaagd de Waal al te bereiken voor het avonduur, spoedig gevolgd door het 2e Bataljon. Het 1e Bataljon en de staf waren echter nog aanzienlijk achter op schema.

III-2.RW bereikte al in de avond van 10 mei de omgeving van Alblasserdam. Het werd echter niet ingezet om de door de Duitsers met een lichte bezetting geblokkeerde brug bij die plaats te hernemen. Nadat duidelijk was dat een inmiddels ontvangen aanvalsplan om gedurende de nacht de Noord over te steken en vervolgens dwars over IJsselmonde trekkende Waalhaven te bereiken voor 0200 uur [11 mei], was door de Divisiecommandant niet realistisch geacht. Omdat de DC opdracht had gekregen een bataljon aan Dordrecht te leveren, besloot hij dat III-2.RW daarvoor in aanmerking zou komen en stuurde het bataljon daarom diezelfde avond naar Papendrecht om zich aldaar over te laten zetten naar Dordrecht. Zo geschiedde. De rest van de voorste Wielrijder verbanden nam posities in aan de rivier de Noord gedurende de nacht. Enkele eenheden kwamen met vertraging in de Alblasserwaard aan en konden zich daarom ook pas in de loop van de ochtend van 11 mei langs en achter de Noord ontwikkelen.

Een aanvalsplan dat was ontwikkeld om over de Noord te geraken, faalde. Hoewel succesvol twee kleine groepen over de rivier werden gezet, slaagde de Wielrijders er niet in belangrijke krachten aan de westzijde van de Noord samen te brengen en waren pogingen de brug stormenderwijs te hernemen evenzo vruchtenloos. De Duitsers hadden zich gedurende de nacht versterkt, hoewel hun aanwezigheid nog steeds weinig indrukwekkend was. Duits vuur en vooral Duitse luchtaanvallen op de sector langs de Noord, sloegen Nederlandse hoop op succes in de grond. De DC besloot na enige lichte verliezen te concluderen dat een oversteek van de rivier niet tot de realistische mogelijkheden behoorde en kreeg zodoende van de C-VH een alternatieve opdracht. Deze hield kort en goed gezegd in om onder achterlating van een vasthoudende verdediging met de hoofdmacht naar het Eiland van Dordrecht over te steken, aldaar de Duitse parachutisten in het hart van het Eiland op te ruimen, de Kil over te steken en vervolgens de Oude Maas bij Barendrecht over te gaan om zodoende op het Eiland IJsselmonde te geraken. In de avond van 11 mei werd de vasthoudende groep ?? bestaande uit 1.RW [min II-1.RW] ?? achtergelaten en met 2.RW overgestoken naar het Eiland van Dordrecht. Gedurende de nacht en ochtend kreeg dit zijn beslag. Later zou ook II-1.RW nog naar Dordrecht vertrekken.

III-2.RW had reeds op 11 mei in en om Dordrecht enige strijd gevoerd. De MC van het bataljon had een sectie verloren bij de Dordtse brug, nadat deze sectie tamelijk overmoedig het Duitse bruggenhoofd was binnengereden en overvallen. Twee van de drie tirailleurcompagnie n waren zijdelings betrokken geraakt bij de actie van het infanteriebataljon II-28.RI onder de majoor Ravelli, die eveneens overvallen waren door de parachutisten en nadien rond de Zeehaven waren teruggetrokken. Daarheen werden ook twee compagnie n Wielrijders gedirigeerd, welke pardoes op eigen troepen in de Zeehaven begonnen te schieten. Nadat dit misverstand was opgelost, werd men slachtoffer van een onoirbare Duitse krijgslist waarbij het kader van II-28.RI gevangen werd genomen, inclusief enkele officieren van de Wielrijders. Hoewel II-28.RI rond dit incident zware verliezen leed, waren de Wielrijders in staat net op tijd terug te trekken.

De Wielrijders die in de nacht van 11 op 12 mei aankwamen in Dordrecht werden geconcentreerd aan de oostzijde van de stad. Ze zouden de volgende dag een offensief dwars door het hart van het Eiland moeten ontwikkelen, waarbij zij de vijand zouden moeten opruimen, een sterk bruggenhoofd aan de Kil moesten bouwen en bij Wieldrecht deze waterpartij moesten oversteken. Deze operatie liep geheel in het honderd, doordat de Duitsers aan hun kant een offensief zouden inzetten dat precies was gericht op de opmarsroute van de Wielrijdersbataljons. De Duitsers hadden een taakgerichte eenheid gevormd [Gruppe de Boer] ter sterkte van een bataljon luchtlandingstroepen, versterkt met een batterij berggeschut en een peloton antitank geschut, dat het zuidoosten van Dordrecht diende te omvatten en vervolgens samen met parachutisten ten zuiden en zuidwesten van de stad, de stadsverdediging diende op te rollen. Twee bataljons Wielrijders kwamen met deze Duitsers in aanraking, terwijl twee andere bataljons wel uit de stad geraakten en in het afwachtingsgebied rond de eerste doellijn op de aankomst van de twee andere bataljons bleven wachten.

Het ontmoetingsgevecht in het zuidoosten van Dordrecht leidde tot de hevigste gevechten tussen de Duitsers en Nederlanders die tot dan toe hadden gewoed in en rond de stad. De gehele sector tussen station en het oosten van de stad was frontzone geworden, waar vanaf de middag van 11 mei felle straatgevechten werden gevoerd. De Duitsers kwamen niets vooruit, maar ook de Nederlanders wonnen geen terrein. In de avond werden de bataljons Wielrijders teruggeroepen naar de binnenstad en de wijk ten oosten van de stad. Men wilde hergroeperen en het de volgende dag opnieuw proberen.

Op de 13e mei was de situatie ernstig geworden. Inmiddels was de hoofdmacht van de 9e Panzerdivision aangekomen onder Moerdijk en rond 0400 uur reden de eerste Duitse tanks de Moerdijk verkeersbrug over het Eiland op. Daarvan was geen kennis bij de Lichte Divisie. Men verwachtte Franse tanks. Er was voor 13 mei een ambitieus plan opgezet. Omdat men een aanvalsgroep wist te vormen onder de stad welke uit de hoofdmacht van 2.RW (min II-2.RW) en een restant overige troepen [III-14.RA, 3-I-28.RI] bestond ondersteund door een afdeling KRA en enige andere divisie eenheden, was het plan ontworpen langs twee assen westwaarts offensief op te treden, om de Duitse corridor te doorbreken. Een aanvalsformatie zou langs de Zuidendijk westwaarts trekken, de andere aanvalsformatie zou langs de Zeedijk hetzelfde doen. Doel was om tussen Wieldrecht en Tweede Tol een wig in de Duitse corridor te drijven. Vanuit Groep Kil zou een compagnie worden overgezet om Wieldrecht te helpen innemen. Toen echter in de vroege ochtend de aanvalsformatie werd aangenomen, kwamen ineens langs de Zeedijk circa 20 Duitse tanks richting oosten gereden. De niet in slagformatie gebrachte kopgroep van de Wielrijders werd geheel verrast door deze onverwachte vijand en toen enige stukken PAG en 7-veld provisorisch verzet boden, waarbij de voorste tanks werden geraakt, werd de Luftwaffe ingeroepen. Duikbommenwerpers doken neer op de gereedstaande eenheden van de Wielrijders, die daarop lokaal totaal desintegreerden. Toen na deze luchtaanval de tanks weer begonnen te rollen, werden grote delen van de meest zuidelijke formaties van de Wielrijders gevangen genomen. Anderen maakten benen en zodoende kwam een aanzienlijk contingent Wielrijders uiteindelijk na een haastige terugtocht terecht bij de brug naar Sliedrecht, welke de meeste militairen overstaken, hun materieel achterlatende. Slechts weinige slaagden erin Dordrecht weer te bereiken. De grote tegenaanval van de Lichte Divisie was een deceptie geworden.

In de binnenstad van Dordrecht ontstond in de loop van de 13e mei een belegsituatie. De Duitse tanks stootten via Dubbeldam door in de binnenstad, waar zij vanuit het stationsgebied langs de naar het centrum leidende wegen noordwaarts trachten over de grachten in de binnenstad te komen. De bruggen over de stadsgracht waren allen versperd en verdedigd, maar uiteindelijk slaagde een tweetal tanks bij de Vriesebrug de binnenstad binnen te komen. Daarbij werden eerst een stuk PAG en een stuk 7-veld uitgeschakeld. Een vaandrig van de Wielrijders redde de zaak door op de Bagijnhof twee Duitse tanks uit te schakelen, waarop de Duitsers het welletjes vonden. De tanks werden uit Dordrecht teruggetrokken en naar Rotterdam verplaatst. De Lichte Divisie besefte echter dat haar strijd gestreden was en het Eiland van Dordrecht ge vacueerd moest worden. In de avond en nacht van 13 mei verlieten de Wielrijders met de overige Nederlandse troepen het Eiland van Dordrecht, en werd een nieuw provisorisch front gebouwd langs de Merwede. Buiten enige schermutselingen langs de rivier met Duitse voorposten, was de strijd gestreden. De Wielrijders, met name 2.RW, hadden zware verliezen geleden.

Het Depot Wielrijders uit Gouda had acht depotcompagnie n, welke bedoeld waren voor de Regimenten Wielrijders (waaronder overigens ook enige tientallen huzaren). Onder hen ook een compagnie die geheel uit de lichting 1924 bestond, welke eerder tijdens de mobilisatie was gedeactiveerd, maar kort voor de Duitse inval wederom was opgeroepen. Deze laatste compagnie en een rekrutencompagnie werden ingezet om tegen de luchtlandingen rond Den Haag te gaan optreden. Nog voor het middaguur van de 10e mei bereikte men Bleiswijk alwaar men bevel kreeg op te treden tegen Duitsers rond Bergschenhoek en Berkel. Het detachement werd later nog versterkt met een 60-tal manschappen van het depot, bestaande uit huzaren en rekruten. Deze depottroepen raakten op enkele locaties in gevecht met Duitse luchtlandingstroepen, die zij niet alleen verliezen toebrachten maar waarvan ook een vijftigtal gevangen werd genomen. Gedurende de latere dagen wisten enkele detachementen van deze depottroepen nog enkele gevangenen te maken, maar kwam het behoudens enige schermutselingen niet meer tot gevechten. Het Depot verloor zelf twee gesneuvelden tijdens deze gevechten.

Slachtoffers

De Wielrijders hadden een totaal verlies aan gesneuvelden van 66 man. 1.RW had 16 gesneuvelden, 2.RW had 48 gesneuvelden en het Depot in Gouda 2 gesneuvelden.

De meeste slachtoffers vielen in en bij Dordrecht. Dat waren 7 man bij 1.RW en 40 man bij 2.RW. De overige slachtoffers vielen bij de terugtocht vanuit Brabant of in de Alblasserwaard. De beide slachtoffers bij het Depot vielen bij Delft respectievelijk Bleiswijk.

Drie man van 1.RW ontvingen postuum een onderscheiding. Tweemaal het Bronzen Kruis [acties in Dordrecht], eenmaal de Bronzen Leeuw [actie bij Alblasserdam].

Bij 2.RW werd eenmaal een postume dapperheidsonderscheiding uitgereikt, een Bronzen Kruis voor de kapitein Albach, die zijn vastgelopen compagnie buitengewoon moedig leidde ondanks fel vuur van de Duitsers.