IR.72

Inleiding

Generalleutnant Kurt Student had zich tijdens de planning van de operatie in Nederland - met name nadat Den Haag als zelfstandig doelwit was toegevoegd - buitengewoon goed gerealiseerd dat de bescheiden capaciteit van zijn eigen parachutisteneenheid in combinatie met de Fliegende Staffel van 22.ID bijzonder veel risico op vernietiging zou lopen als er niet enige vorm van tactische reserve kon worden gevonden om de veroverde bruggenhoofden te versterken.

De tijd was veel te kort om nog aanvullende eenheden te oefenen in de luchtlandingsinzet, maar toen IR.72 [onderdeel van 46.ID] ondersteund door een compagnie van Pi.88 werd toegevoegd als Student's tactische reserve, werd nog wel werk gemaakt van een andere uitrusting.

IR.72

Er zijn tot op heden weinig details gevonden over de mate waarin men slaagde IR.72 tenminste deels voor te bereiden op luchtlandingsinzet. Uit het KTB van 46.ID [413] blijkt dat IR.72 (samen met 1./PiBtl.88) pas op 21 maart 1940 werd overgeplaatst 'zur Verwendung als Luftlandetruppe'. [413] Duidelijk is dus dat IR.72 niet of nauwelijks op de luchtlandingsinzet was voorbereid.

Duidelijk uit de KTB van IR.72 en ID.46 [413] is wel dat in elk geval een deel, mogelijk alleen I./IR.72 alsmede 13./ en 14./IR.72, umgebildet werden tot Luftlande eenheid. Uit papieren van 21 maart 1940 blijkt dat IR.72 (samen met het toegevoegde 1./Pi.88) met onmiddellijke ingang zich naar de KSTN voor LL inzet dient om te vormen.

In eveneens in de KTB van 46.ID [413] opgenomen Abt. 1a verklaring van 24 mei 1940 geeft aan dat op die datum I./IR.72 en 6./IR.72 met hun 'Fliegende Staffeln' zich weer bij de divisie aansluiten. Dat geeft slechts uitsluitsel over hun verminderde aantallen (voor luchtlandingsinzet) en achterlating van de niet ingevlogen uitrusting, maar niet voldoende informatie over de werkelijk op luchtlandingen aangepaste uitrusting van die 'Fliegende Staffeln'. Toch mag men wel aannemen dat de aangepaste uitrusting - die voor tirailleureenheden evident beperkt was - op 10 mei 1940 voor in elk geval de vijf voornoemde infanteriecompagnie n in orde zal zijn geweest.

Uit informatie uit de KTB van 22.ID [401] blijkt dat IR.65 een paar dozijn officieren en onderofficieren dient te detacheren bij IR.72 voor de luchtlandingsinzet instructies (1). Pi.22 [ n officier en twee onderofficieren] krijgt eenzelfde bevel om dit bij Pi.88 te gaan verrichten. Helaas is het betreffende document ongedateerd, hoewel uit de context kan worden opgemaakt dat het op of rond 21 maart 1940 geschreven dient te zijn. Duidelijk zal het zijn dat de zelfs met een directe aanwending van die kleine IR.65 en Pi.22 afvaardigingen ter instructie, van werkelijke geoefendheid in LL inzet voor IR.72 en Pi.88 geen sprake zal zijn geweest.

(1) In feite staat er in het document abusievelijk dat er bij 'IR.172 der 46.Division' instructeurs worden gedetacheerd. Dat is duidelijk een administratieve fout in het Duitse document.

Werkelijk ingezette deel

Het KTB van 46.ID [413] geeft indirect aan dat ergens vlak voor de werkelijke inzet vanaf 11 mei 1940 een besluit gevallen moet zijn niet geheel IR.72 beschikbaar te stellen aan 7.FD. Uit een verslag van 11 mei 1940 van de Abtl 1a 46.ID blijkt nog dat op 6 mei 1940 het gehele regiment voor de inzet in Nederland werd aangehouden. Maar op 11 mei 1940 later op de dag geeft een kort bericht van de kwartiermeester van 46.ID aan dat er vanuit het OKH aangegeven is dat IR.72 zich zo gauw mogelijk weer onder 46.ID zal scharen. Op 12 mei 1940 meldt dezelfde kwartiermeester dat 6./IR72 direct aan I./IR.72 wordt beschikbaar gesteld. Dat besluit impliceert tegelijkertijd dat ergens een ander besluit zal zijn gevallen de rest van het regiment (nog) niet in te zetten of direct te laten aansluiten op ID.46. Deze kwestie blijft onduidelijk, omdat nadere gegevens vooralsnog ontbreken.

Uit het KTB van 46.ID [413] en een gevechtsverslag van I./IR.72 [412] blijkt wat er op Waalhaven geland is van deze eenheid. Het betrof de Fliegende Staffel van I./IR.72, wat vrijwel zeker inhield dat men dezelfde compagniesorganisatie als IR.16 aanhield, dus met slechts drie pelotons en negen lichte mitrailleurs.

De eerste compagnie (1./IR.72) landde niet met de eerste groep. Later zijn 1./IR.72 en 6./IR.72 geland. Bovendien kwam de gehele bataljonsstaf van I./IR.72 aan de grond. Van 1./Pi.88 is geen spoor terug te vinden bij de werkelijke inzet. Men mag er dus voorzichtig vanuit gaan dat zij niet zijn ingevlogen.

De sterkte van het IR.72 contingent zal dus min of meer identiek aan dat van IR.16 zijn geweest. Men mag dus van een LL sterkte van ca. 700-750 man voor het versterkte bataljon (1e bataljon plus 6./IR.72, inclusief bataljonsstaf) uitgaan. Omdat in de Duitse bronnen [412, 413] terzake heel uitdrukkelijk van Erd- und Fliegende Staffel wordt gesproken en het invliegen van n compagnie met twaalf vliegtuigen wordt bevestigd, is er uitgegaan van een sterkte confirm IR.16.

« 22.ID