Fall Gelb: het westfront

Het uiteindelijke Duitse aanvalsplan Fall Gelb - de verovering van Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk tot aan de Somme - zoals dit er gewijzigd uit zou zien volgens de laatste versie in maart 1940 zou tenslotte op 10 mei 1940 tot haar volle wasdom komen. Dit plan wordt hieronder op hoofdlijnen weergegeven. De specifieke Nederlandse component werd al eerder besproken, en wordt niet herhaald.

Fall Gelb – de strijd op het OKH

In veel geschiedenisboekjes wordt de totstandkoming van het eindplan voor Fall Gelb gepresenteerd als de vervolmaking van Pruisische strategische logica en initiatief. Daar tegenover wordt meestal gezet dat de Geallieerden – in deze fase wellicht beter de Entente [Frankrijk en Engeland] genoemd – te naïef waren omdat hun generaals een en ander niet hadden voorzien. Daarmee wordt onrecht gedaan aan de Geallieerde generaals en te veel eer gegeven aan het toen heersende Duitse strategisch denken op het Oberkommando des Heeres [OKH]. Want in feite was er slechts een zeer kleine Duitse kopgroep, geleid door Adolf Hitler zelf, die progressief dacht. Het is nog sterker. De militaire leider van die kopgroep, Heinz Guderian, was tot vlak voor de ontwikkeling van de zware tankconcentratie variant in het plan, helemaal niet zo’n voorstander hiervan geweest. In zijn bekende vooroorlogse boek over de strijd met toepassing van het tankwapen uitte Guderian nog zijn afkeur van geconcentreerde tankaanvallen. Dat zou veel te riskant zijn. Hij werd echter enthousiast gemaakt tijdens de ontwikkeling van deze volmaakt nieuwe variant door de oorspronkelijke bedenker Erich von Manstein.

Het was de synergie tussen Von Manstein en Guderian die de aanzet vormde voor de gedurfde aanval door de Ardennen via de Maascorridor tussen Dinant en Sedan, waarbij een strategische uitbraak richting kust, langs de Somme zou moeten leiden tot een omsingeling van de Entente, in het Duits militair jargon Kesselslacht genoemd. Hierna begon een schaakspel tussen twee stromingen in de Duitse legertop, dat tenslotte zou worden gewonnen door de partij die de sponsoring van de Führer zou krijgen. Von Brauchitsch en Halder waren bepaald geen voorstanders van de plannen van het duo. Zij waren van de meer behoudende snit, en wilden telkens consolidatiefases inbouwen in het offensief, hoewel Halder ook geen uitgesproken tegenstander was van een krachtige tankstoot. De beide tankgeneraals wilden echter optimaal profiteren van het momentum en doorstoten terwijl achterop komende onderdelen voor consolidatie in de rug en aan de flanken zouden zorgen. De duidelijke strijd tussen twee doctrines. Enerzijds de degelijke Pruisische planning met nadruk op zorgvuldigheid en logistiek en anderzijds de alles overrompelende Blitzkrieg met zijn risico componenten van kwetsbare flanken en gebrekkige bevoorrading.

Verreweg de meeste Duitse generaals en stafofficieren waren van de behoudende statuur. Zij waren zich bewust dat van de 5,000,000 man die Duitsland in januari 1940 onder de wapenen had [waarvan slechts zo'n 2,000,000 direct inzetbaar aan het westfront], slechts een magere 10% gerekend mocht worden tot een voldoende geoefende en uitgeruste kern, die bovendien in behoorlijke mate gemechaniseerd waren. Bovendien wisten zij dat ze qua tanks inferieur waren aan de Fransen en de Duitse oorlogsvoorraden bijzonder klein waren. Zij onderschatten de kracht en de macht die de moderne Duitse speerpunt kon ontwikkelen in samenspel met de Luftwaffe. Daarentegen overschatten dezelfde generaals de kracht van de Entente. Men was zich welbewust dat de Fransen over meer en zwaardere tanks beschikten, en een op papier kwantitatief formidabele weermacht hadden. Zij achtten de beste Franse troepen minstens zo gemechaniseerd en geoefend als hun eigen selectie. De grootste overschatting trof de Engelsen. Zelfs Hitler schatte de mogelijkheden van het Britse leger een veelvoud hoger in dan werkelijk haalbaar was. Er was oprechte zorg bij de conservatieve generaals en Hitler dat Engeland niet alleen een kwalitatief sterk BEF had staan, maar ook een aanzienlijke macht zou kunnen laten landen in Nederland om de Duitse noordelijke flank te bedreigen. In werkelijkheid was met de levering van de BEF en een stand-by zijnde interventiemacht voor Scandinavië de pijp van de Britten geheel leeg. En eigenlijk was die pijp altijd slechts halfvol geweest ...

Het was Hitler die tenslotte Halder instrueerde om de tankgeneraals tegemoet te komen. Hun plannen pasten in zijn kraam. Zodoende werd een plan uitgewerkt waarbij Legergroep A door de Ardennen en via de Maascorridor in de sector Dinant-Sedan met een zware tankconcentratie een Maasovergang zou forceren, met nadrukkelijke steun van artillerie en de tactische Luftwaffe. Ondertussen zou de noordelijke Legergroep B het centrale front getemporiseerd moeten aanvallen en binden, en met de noordelijke aanval door Nederland de Fransen afsnijden bij Antwerpen en een landing van de Britten voorkomen. Legergroep C zou tenslotte tegenover de Maginotlinie blijven liggen.

Toen het uiteindelijke plan eind februari op tafel lag en in krijgspellen uitvoerig werd getest, was de kritiek niet mals. De meeste generaals vonden het een ronduit roekeloos plan. Een uitbraak uit de Maascorridor achtten zij ontzettend risicovol, met name ten aanzien van de kwetsbare flanken. Bovendien zagen zij enorme risico’s als de Entente uit België zou weten te ontsnappen. Legergroep B zagen zij te veel verzwakt door onttrekking van enkele pantserdivisies en een handvol eerste klas infanteriedivisies. Als deze Legergroep niet op zou kunnen tegen de Entente, dan zou een gevreesd probleem optreden. Duitsland had namelijk maar oorlogsmunitie voor een strijd van zes tot acht weken en bovendien was er een vrij nijpend brandstofgebrek. Daarnaast waren er nauwelijks kwalitatief goede reserves, al helemaal geen pantserreserves. Uiteindelijk wonnen de progressieve generaals het pleit. Hitler was zeer geporteerd van het Manstein plan, en hoewel hem bepaald geen portie opportunisme ontzegd kon worden, sprak de durf in het plan hem ook strategisch aan. Hij was ervan overtuigd dat de Entente volkomen overrompeld zou worden en volledig zou reageren zoals verwacht.

Fall Gelb – Het plan aller plannen

En zo werd besloten dat de laatste versie van Fall Gelb, die in maart 1940 op tafel lag, zou worden uitgevoerd. Het zou betekenen dat er 135 divisies [van de 156 divisies totaal] in het westen zouden worden geconcentreerd waarvan 75 stuks in de eerste fase zouden worden ingezet en 19 stuks bij Legergroep C een bindende rol hadden. De 41 overige divisies in het westen van Duitsland waren allen van middelmatige of slechte kwaliteit. In totaal bleven er slechts zo’n 10 divisies aan het oostfront in Polen liggen, terwijl nog een handvol over Noorwegen, Denemarken, Oostenrijk en oostelijk Duitsland was verdeeld. Deze enorme onderbezetting van het oostelijk front toont direct de importantie van het Molotov - Von Ribbentrop niet-aanvalsverdrag tussen de Sovjet Unie en Duitsland.

Het plan zou kunnen rekenen op een inzet van de Luftwaffe met 3,500 toestellen, waaronder circa 600 transportvliegtuigen. De overige 2,000 toestellen waarover de Luftwaffe beschikte waren bedoeld voor beveiliging van de overige Rijksgebieden, waren lestoestellen of waren van dusdanige oude garnituur dat ze nauwelijks tot de gevechtskracht bijdroegen. De eerste dagen zou het gros van de Luftwaffe opereren in de sector van Legergroep B, waarna het zwaartepunt naar Legergroep A zou worden verlegd. De 3e Luftflotte was vanaf het eerste moment echter volledig toebedeeld aan Legergroep A en zou vooral zorgen voor directe ondersteuning van de voorste eenheden.

Afhankelijk van het verloop zou Fall Rot aansluitend worden uitgevoerd; de vernietiging van de Franse legers onder de Somme. Hoe zag Fall Gelb er op hoofdlijnen nu uiteindelijk uit? Om het plan systematisch te beschrijven wordt van zuid naar noord gekeken naar Fall Gelb.

In het zuiden zou een veiligheidsscherm tegenover de gehele Maginotlinie tot aan de grens van Luxemburg worden gelegd. Deze taak was voor de passief ingeplande Legergroep C weggelegd. Dit zou dus slechts bindend participeren, en was daarom met negentien infanteriedivisies nadrukkelijk de zwakste Legergroep van de drie.

In het centrale deel – tussen Dinant en Longuyon – zou Legergroep A optreden. Deze Legergroep had maar liefst zeven tankdivisies [ca. 1,600 tanks] in haar midden, en achtendertig infanteriedivisies [w.o. drie gemechaniseerde]. Er zouden enkele tankdivisies vooruitgeschoven worden [Panzergruppe Kleist] en optreden in een corridor tussen Dinant en Sedan. Autonoom – volgens de Auftragstaktik – zouden zij een overgang van de Maas moeten forceren. De tactische Luftwaffe kreeg haar meest zwaarwegende taak in ondersteuning van dit frontdeel, en moest met name het zwaar gefortificeerde Sedan meedogenloos bestoken. De Panzergruppe Hoth [met de kleine 7e Panzerdivision van Erwin Rommel in haar midden] zou met twee tankdivisies de rechterflank beveiligen. De linkerflank werd door het 16e Leger gedekt. Het 12e Leger zou de as volgen. Deze breed opgezette aanval dwars door de Ardennen met tankdivisies en gemechaniseerde infanterie voorop zou essentieel zijn voor het slagen van Fall Gelb. Volgens het draaiboek moest echter na een doorbraak bij Sedan enige mate van consolidatie plaatsvinden in een sector west van deze plaats alvorens de beweging langs de Somme richting Boulogne gemaakt mocht worden. Daarbij moesten het 2e en 9de Leger zorgen voor de linker flankbeveiliging langs de rivieren en kanalen. 

Het noordelijke offensief was voor Legergroep B, dat drie pantserdivisies, één traditionele cavaleriedivisie, één kleine luchtlandingsdivisie, één parachutistendivisie en vierentwintig infanteriedivisies daartoe kreeg toebedeeld. Dat had tot taak om Nederland snel te veroveren, het slot op de noordelijke deur te vormen door de Fransen bij Antwerpen de pas af te snijden en het centrale front in de Maasvallei getemporiseerd terug te dringen. Dat temporiseren gold echter pas nadat de buitenste Belgische verdedigingsgordel zou zijn geslecht. De fortengordel bij Luik alsmede de Albertkanaalstelling moesten zo spoedig mogelijk beslissend worden doorbroken. Want alleen een onder druk staande Entente zou belangrijk aan kracht verliezen en dus slecht in staat zijn te anticiperen op de bewegingen aan het zuidelijke front. Daartoe bleef ook de luchtlandingscomponent voor de landing rondom Eben-Emaël in het plan bewaard. Bovendien moest diezelfde Entente door de schijnbare Duitse haast in het centrum de indruk houden dat het zwaartepunt van de aanval in het centrum lag, en niet bij Legergroep A. Legergroep B had hiertoe slechts drie tankdivisies toebedeeld gekregen. De 3e en 4e Panzerdivision waren volwaardige divisies, maar de 9e Panzerdivision was slechts voor 60% op sterkte, hoewel de divisie relatief veel middelzware tanks tot haar beschikking had. Het kreeg als kleinste Panzerdivision dan ook de lichtste taak; het optreden in Zuid-Nederland en het zo spoedig mogelijk consolideren van het geprojecteerde bruggenhoofd der luchtlandingstroepen in Vesting Holland. Daarna zou de divisie onmiddellijk hergroeperen en als reserve ter ondersteuning van het Belgische front worden ingezet.

Legergroep B had in feite op papier de zwaarste taak. Het had de grootste offers moeten brengen voor de vierde versie van Fall Gelb, hoewel nog wel een aantal eerste klas infanteriedivisies tot haar gelederen behoorden. De eenheden die tegen Nederland optraden [het 18de Leger], met name die een prominente rol in de strategie in Nederland speelde, waren echter allen van een matige statuur. Slechts de infanteriedivisies die op 10 mei de Maas en het zuiden van de Peel-Raamstelling moesten doorbreken [het 6e Leger] behoorden tot de beste Duitse infanterie eenheden. Zij zouden echter volgens plan Nederland verlaten nadat de Peel-Raamstelling zou zijn doorbroken, of zelfs al eerder. Ondanks het feit dat het 18de Leger – die de hoofdtaken in Nederland zou uitvoeren – van matige statuur was, was het essentieel dat het zo snel mogelijk vrij gemaakt zou kunnen worden voor assistentie aan het Belgische front. Dat was een van de prominente uitkomsten van de krijgsspellen, en daarom kwam er dan ook op Legergroep B een grote tijdsdruk te liggen voor de eerste fase van de invasie.

Als de doorbraak bij Sedan zou zijn geforceerd en de flankbeveiliging aan de linkerzijde van het spectrum georganiseerd zou zijn, was het moment gekomen dat de opmars naar de kust kon beginnen voor de pantsereenheden. Zij zouden de Entente eenheden splijten met een concentrische optreden richting de kust, terwijl de rechterflank van Legergroep A alsmede de eenheden van Legergroep B excentrisch zouden gaan opereren tegen de omsingelde Entente eenheden in België: de zo geambieerde Kesselslacht. Als dit scenario zou slagen kon spoedig gewerkt worden aan de ad hoc planning van Fall Rot, de opmars naar het zuiden van Frankrijk en de aanval in de rug van de Maginotlinie.

Op 9 mei ontvingen de Duitse eenheden in hun afwachtingsgebieden het codewoord ‘Danzig’. Het uur U had geslagen, om 0535 uur Duitse tijd – het moment dat de zon spoedig op zou komen – zou X-Zeit zijn. Niets of niemand die dat nog kon stoppen …