Groep Spui

Inleiding

Hoewel Groep Spui naast Groep Kil aan het zuidfront van de Vesting-Holland lag en de beide eenheden als enige de feitelijke veldcommando ??s aan het zuidfront vertegenwoordigden, was Groep Spui tijdens de meidagen van 1940 feitelijk nauwelijks in beeld. Net als elders waar geen vijand voor de poorten verscheen, werd er desondanks driftig met troepen gemanoeuvreerd en had men natuurlijk te maken met spookverhalen en Vijfde Colonne hysterie. Voor wat betreft krijgsgebeurtenissen is Groep Spui echter slechts marginaal van belang, en daar waar er een noemenswaardige gebeurtenis plaatsvond, dan was dat meestal in samenhang met de gebeurtenissen elders.

Groep Spui 11 mei 1940

Desondanks is het voor de compleetheid van de bespreking van gebeurtenissen op het zuidfront van belang ook de voornaamste manoeuvres en evenementen binnen Groep Spui beknopt te beschouwen.

Bevelvoering Spui

Kort recapitulerend. De Groep Spui werd aangevoerd door de geheractiveerde luitenant-kolonel G.A. de Brauw, die als reserve kolonel q.q. C-Groep Spui werd aangesteld. Zijn chef-staf was de Generale Staf officier kapitein (KNIL) A.J.A. Pereira (1).

(1) Kapitein Antoine Pereira, van Sefardisch Joodse afkomst, was n van de 68 (adspirant)officieren die na de capitulatie de aan de beroepsmilitairen voorgelegde erewoordverklaring (in feite de verklaring van pacificatie) weigerde te tekenen en daarop direct ge nterneerd werd. Hij was onder meer ge nterneerd in Stanislau en het befaamde kasteel Colditz. Hij zou na de oorlog spoedig worden bevorderd tot luitenant-kolonel (later kolonel) en aangesteld worden als sous-chef van de Generale Staf. Hij werd als kolonel hoofd van de Militaire Missie te Djakarta t.t.v. de afwikkeling van de soevereiniteitsoverdracht in voormalige Nederlands-Indi en nadien, bevorderd tot generaal-majoor, commandant van de 3e Divisie.

De Groep was opgedeeld in twee hoofdvakken, Hellevoetsluis [res maj. F.J. Goedhart] en Numansdorp [plv cmdt de res. maj. H.G.A. G tz] en een voorverdediging in de klassieke vesting Willemstad, waar een door enige secties zware mitrailleurs versterkte tirailleurcompagnie (1-I-39.RI) onder de reserve kapitein Meijjes lag.

Vooravond van de overval

Bij Groep Spui was de informatiebasis omtrent de spanning aan de grenzen substantieel anders dan bij de aanleunende Groep Kil. Op 9 mei uur ontving C-Gr Spui van de C-VH namelijk de navolgende instructies [1] :

[1925 uur] 'Bijzondere waakzaamheid langs de kust vereist. ??

[2055 uur] ??Lichten langs de kust doven ??

[2340 uur] ??Hedennacht van 0300 uur af voor de gehele kust volledige strijdvaardigheid ??

Dat betekende dat Groep Spui zich bewust was dat de spanning weer hoog was opgelopen, daar deze instructies niets anders betekenden dan dat er rekening moest worden gehouden met vijandelijke acties op de kust. Dat dit ook zo werd gevoeld bleek wel uit het bevel aan het Bruggenhoofd Willemstad om op 10 mei om 0200 uur de veiligheidsbezetting langs de riviertjes Dintel en Mark volledig strijdvaardig te hebben. Desondanks werd door C-Gr Spui niet besloten zijn overige landeenheden in diezelfde paraatheid te brengen. Ook blijkt dat geen enkel contact tussen de Groep Spui en de Groep Kil heeft bestaan gedurende de nacht, want de laatste Groep was niet op de hoogte van de toestand.

De oorlog breekt uit

[193] Toen al kort na 0300 uur de radiomeldingen overvloedig berichten rondstuurden van Duitse vliegtuigformaties boven het land en kort nadien talloze overvliegingen plaats vonden, ook voor de kust, werd door de staf Groep Spui besloten om de hoogste graad van strijdvaardigheid te bevelen voor 0430 uur. Dat besluit werd mede genomen omdat de staf Vesting Holland kort na 0400 uur Groep Spui mededeelde dat Duitse troepen de grens in Limburg hadden overschreden.

[193] Een andere opmerkelijke zaak is dat de reserve kapitein J.W.J. Moerman, officier van de motordienst en staflid van de Groep Spui, onmiddellijk naar Zevenbergsche Hoek vertrok. Hij had als vooroorlogse instructie om direct bij het uitbreken van de oorlogstoestand aldaar de Philipscolonnes op te wachten, die onder leiding zouden staan van de reserve kapitein Hamming (2). De kapitein Moerman kwam rond 0800 uur terug in Oud-Beijerland, nadat was gebleken dat de Moerdijkbruggen reeds in Duitse handen waren gevallen. De bedoeling was echter geweest dat de Philipscolonnes met strategische machines en grondstoffen via Dordrecht zouden doorreizen, deels naar het noordwesten, deels met bestemming Dordrecht zelf om aldaar de productie van PAG geschut voort te zetten. Een deel van die productie vond al vooroorlogs plaats in Dordrecht bij de firma Johan de Witt (zie daarvoor de bespreking van dit kantonnement). [122] E n der Philipscolonnes was overigens in werkelijkheid in de vroege morgen tot vlakbij Zevenbergsche Hoek gekomen, maar aldaar door Duitse parachutisten tegengehouden. De Duitsers hadden de transportcommandant, de kapitein der genie W. Hondius Boldingh, gevangen genomen en de colonne teruggestuurd naar het oosten. Die kwam tenslotte bij Geertruidenberg aan, waar zij in contact kwam met de bewaking [twee secties van 2-3.GB] van de krachtcentrale aldaar en bleef daar gedurende de meidagen geparkeerd staan. Kennelijk was deze colonne niet dezelfde als waarin de kapitein Hamming had gezeten.

(2) De betreffende reserve-kapitein Hamming wordt in de bronnen niet nader omschreven. Maar er mag voorzichtig vanuit worden gegaan dat het de Philips jurist mr. J. Hamming was, die als reserve kapitein was aangesteld, zoals meer sleutelfiguren bij Philips een aanstelling als reserveofficier hadden gekregen. Deze schoonzoon van Anton Philips was binnen het concern de verantwoordelijke man geweest voor het tot stand komen van de evacuatieplannen voor strategische middelen en productiemensen in geval van oorlog. Daarbij was een samenwerking met Defensie tot stand gekomen in 1935, waarbij onder meer de (latere) majoor Gijsbert Sas en de in mei 1940 dienende OLZ generaal Winkelman betrokken waren geweest.

[193] Er waren rond 0900 uur contacten met C-3.GB toen deze zich voor Willemstad meldde. Zowel C-Gr Spui als C-3.GB verkeerden toen nog in de veronderstelling dat 3.GB de verdediging van het vestingstadje zou overnemen, maar rond het middaguur ontving C-Gr Spui opdracht van C-VH C-3.GB te informeren om contact met chef-staf Groep Kil op te nemen omdat het bataljon via het gezagsgebied van de nevengroep diende op te marcheren richting de Oude Maas. Daarmee verloor C-Gr Spui een aanzienlijke eenheid, waarop hij had gerekend. En dat was niet alles, want hij kreeg tevens opdracht een compagnie aan Groep Kil beschikbaar te stellen en naar Maasdam te sturen, waar de reserve van Groep Kil zich bevond. Dat werd 1-I-34.RI, min een sectie [die te Klaaswaal bleef].

[193] In de ochtend van 10 mei kwamen er twee Nederlandse vliegtuigen op onnatuurlijke wijze naar de grond rond Oud-Beijerland. Het waren de beide neergeschoten T-V bommenwerpers 854 en 862, die na een aanval op Waalhaven door Duitse jagers kort na elkaar werden neergeschoten. De aanval wordt besproken in het hoofdstuk IJsselmonde 2e fase 10 mei.

[193] Op de staf van Groep Spui kwamen allerhande berichten binnen omtrent gelande parachutisten binnen het gezagsgebied. Deze werden onder meer te Oud-Beijerland zelf, Piershil, Klaaswaal en bij Spijkenisse / Rhoon gemeld. Slechts die laatste meldingen waren juist, maar dat wist C-Gr Spui natuurlijk niet. Wel was het zo dat de meldingen van de parachutisten die ten oosten van Spijkenisse zouden zijn geland, door zoveel meldingen werden gestaafd, dat daar direct door C-Vak Hellevoetsluis een sectie infanterie [van 1-II-34.RI met twee zware mitrailleurs van 11.MC] op af werd gestuurd (zie daarvoor de bespreking over IJsselmonde op 10 mei). Bij de overige gevallen werden patrouilles uitgestuurd voor verificatie. Wel werd duidelijk dat op het Eiland IJsselmonde daadwerkelijk vijandelijke troepen waren geland, zodat besloten werd de groepsreserve die bij Klaaswaal was ondergebracht naar Oud-Beijerland aan te trekken, zodat des benodigd ook de Oude Maas zijde verdedigd kon worden. Ook was door C-Gr Spui reeds na bevestigingen van contacten met Duitse parachutisten bij het ??bruggenhoofd ?? te Spijkenisse, direct versterking voor de sector aldaar georganiseerd. Drie secties infanterie onder de kapitein O. Verdoorn werden naar de brug gezonden [secties van 3-I-39.RI, 2-I-39.RI en 39.Res GC]. Een aan de Groep Spui ter beschikking gestelde VLSK Vaartuigendienst (Haringvliet West) detachement - dat de beschikking had over de motorboot 'Atlantico' en onder bevel stond van de reserve 1e luitenant (voor Speciale Dienst) J.J. Blank - had opdracht gekregen de enige M.18 mitrailleur die zij bezat aan land te brengen en deze - bediend door de soldaten Geertsema en Dijkema - voor de HBS(stafkwartier) te Oud-Beyerland in stelling te brengen [173]. De motorboot - met aan boord de korporaal Quelhorst en twee vrijwillige VED miliciens - bleef zodoende onbewapend in de haven van Oud-Beyerland liggen. Tegen de avond werd de mitrailleur verplaatst naar het brandweerhuisje aan de Steenenstraat. De luitenant Blank fungeerde tijdens de strijddagen als aanvulling op de staf van Groep Spui.

[193] Een andere locatie die zorg gaf was Brielle. Daar werden diverse meldingen gedaan van landingen van Duitse parachutisten en vliegtuigen. In feite ging het om meldingen die zagen op de gebeurtenissen net ten noorden van de Waterweg en op Rozenburg [zie Positie Hoek van Holland]. Het was voor C-Gr. Spui echter aanleiding om tegen het middaguur een sectie van 2-I-39.RI naar Brielle te zenden. Aldaar stelde men vast dat er van Duitse aanwezigheid in de sector geen sprake was, waarop het leeuwendeel van de sectie weer terugtrok onder achterlating van een lichte mitrailleurgroep bij het veer Brielle ?? Rozenburg. In de avond kreeg dezelfde sectie echter weer opdracht om langs de Brielsche Maas (tussen Brielle en het Voornse Kanaal) enkele posities in te nemen ter bewaking van die waterloop tussen Voorne en Rozenburg.

[193] Eind van de middag werd de met vier secties en een kleine MC sectie bezette omgeving van Spijkenisse in sterkte gehalveerd, doordat de secties van 2-I-39.RI en 39.ResGC terugkeerden naar hun oorspronkelijke posities. Een sectie van de Groepsreserve [1-III-34.RI] werd naar Goidschalxoord gedirigeerd om aldaar het veerpunt te bewaken. Men kreeg opdracht ?? mogelijk gesteund door enkele genisten van 13.C.Pn ?? om het veer te vernielen. Dat gezonken veer zou gedurende de nacht 3.GB ernstig duperen bij haar opdracht van het veerpunt gebruik te maken om over te steken naar IJsselmonde.

[193, 196] De pioniers van 13.C.Pn bleven vrijwel volledig passief op de eerste oorlogsdag. Slechts enige groepen werden ingeschakeld om enkele opstellingen in te nemen langs het Haringvliet en langs het Spui in de sector Goudswaard (rechterzijde Vak Numansdorp).

[1, 193] Slechts rond de sector Numansdorp kreeg men te maken met enige vinnige beschietingen door Duitse vliegtuigen en een Duitse operatie waarbij een aantal mijnen in het Hellegat werden afgezet, die verder zwaar verkeer over het water sterk hinderden. In andere delen van het gezagsgebied van Groep Spui bleven de vijandigheden, ook door de Luftwaffe, zeer beperkt.

Slachtoffers

Ondanks het feit dat de eenheden van Groep Kil, met uitzondering van enige korte contacten met een parachutistenpatrouille tussen Spijkenisse en Rhoon, geen contact kregen met Duitse eenheden, vielen er enkele slachtoffers onder Nederlandse militairen.

In Numansdorp sneuvelde de soldaat J.H. Pooters van 2-I-34.RI door een vliegtuigbeschieting [31].

Zeven man van de BomVA kwamen om het leven bij de twee crashes van de T-V bommenwerpers 854 en 862, die bij Oud-Beijerland werden neergeschoten na de aanval op Waalhaven [8, 31].

[De bronnen vindt u hier]