Groep Kil - Hoekse Waard

Groep Kil - inleiding

De Groep Kil werd op 12 april 1940 gevormd uit de Brigade C, die tot dat moment in het Oostfront Vesting Holland [Groep Naarden] had gelegen. Het was een gevolg van de opperbevelwijziging in combinatie met de lessen van de inval in Denemarken en Noorwegen dat de Brigade werd aangewezen de dunne veiligheidsbezetting van het Zuidfront Vesting Holland te versterken.

Het Commando Zuidfront verviel als lokaal commando, en werd direct door het commando Vesting Holland waargenomen. Commandant zuid-front werd Commandant Groep Spui, dat west van Groep Kil de verdediging van het zuidfront [en een deel van de kustwateren] voor zijn rekening nam.

Brigade C werd omgedoopt in Groep Kil, en de brigade commandant, reserve Kolonel der infanterie J.A.G. van Andel, werd Groepscommandant. Hij was een neef van de commandant Vesting Holland. De commandopost [met stafkwartier] van de Groep werd gevestigd te Puttershoek, dat aan de Oude Maas lag op korte afstand van Zwijndrecht en Barendrecht. De Groeps Artillerie Commandant had zijn kwartier te ??s Gravendeel.

Samenstelling en opstelling Groep Kil

De Groepsstaf, inclusief de beide Artilleriecommando ??s [GrAC, ACP], had een samenstelling van 15 officieren, 34 onderofficieren en 232 minderen.

De Groep Kil had haar troepen verdeeld over drie zones: De Hoekse Waard tussen de Kil en Westmaas [oost-west] genaamd vak Strijen [Vak commandant was de C.28RI, reserve Luitenant-Kolonel G.W. Stroink], het vak Wieldrecht op het Eiland van Dordrecht [met uitzondering van het Kantonnement Dordrecht zelf] en het bruggenhoofd Moerdijk. Twee van deze zones waren weer onderverdeeld in vakken. Voor Wieldrecht waren dit de vakken West, Midden en Oost en voor de Hoekse Waard de zone rondom het stafkwartier, en de bataljonsvakken Strijen-West en Strijen-Oost. Het tot de Groep behorende 14e Compagnie Pioniers dat uit ca. 220 man bestond was aan de zuidwestgrens van Dordrecht gelegerd in een schoolgebouw. Het wordt tot het Vak Wieldrecht gerekend en aldaar besproken.

Het deel van de Groep Kil dat in de Hoekse Waard lag was dus verdeeld in twee bataljonsvakken [Strijen-West en Oost] en de zone rondom het Stafkwartier. Het gehele vak Strijen [Staf incl staf II-28RI: 11 officieren, 15 onderofficieren en 81 minderen] had een bezetting van II-28RI, III-28RI [min 3-III dat in vak Moerdijk lag], een sectie mortieren en een sectie 6-veld. De sterkte was als volgt. II-28RI had een feitelijk totaal van 764 man [stafeenheid: 94 man, 1-II: 163 man, 2-II: 181 man, 3-III: 185 man, MC-II: 141 man]. III-28RI was incompleet, daar 3-III-28RI in het vak Moerdijk was ingedeeld. Het bataljon had in vak Strijen een sterkte van 553 man [stafeenheid: 82 man, 1-III: 166 man, 2-III: 173 man, MC-III: 132 man]. De sectie mortieren met staf had 41 man. De sectie 6-veld met staf had 26 man. De totale sterkte van het vak Strijen kwam dus op 1.491 man.

II-28RI [CP en vak staf te Strijen;] was het bataljon in de oostelijke sector, III-28RI [CP te De Klem] lag in de westelijke sector. Het Stafkwartier beschikte naast de stafeenheden over de Groepsreserve die werd gevormd door twee (incomplete) compagnie n van III-34RI [C. Majoor A.C Houtman] en de MC-III-34RI [slechts vijf mitrailleurs in de bewapening bij ontbreken van drie stukken die in reparatie waren]. Oorspronkelijk was III-34RI aan Groep Spui toegewezen geweest, waarbij 1-III-34RI groepsreserve van Groep Spui bleef. De Groepsreserve Kil verbleef te Maasdam.

I-23RA [commandant Majoor F.H.H.M. ten Bensel], met drie batterijen 7-veld, was als rechtstreekse steun voor het vak toegewezen, en was met drie batterijen ten noorden van Mookhoek opgesteld. De afdeling was voor Nederlandse begrippen in die dagen vrijwel volledig organiek bezet met 624 man [slechts 18 man onder de sterkte].

Artillerie

II-23RA [ten oosten van Strijen, commandant was reserve Majoor D. Das], slechts bestaande uit twee batterijen 7-veld, was ingedeeld voor algemene opdrachten in Vak Strijen. Ook deze afdeling was op sterkte, met 411 man [slechts 7 man onder de organieke sterkte]. Een waarnemingspost was geposteerd in de toren tegenover Wieldrecht.

De Wacht

De afdeling 25AA [Commandant reserve Kapitein E. Cohen], uitgerust met twaalf stokoude stukken 15 lang staal [15 lang 24, 150 mm stalen vestinggeschut van Krupp uit 1880], was ontstaan uit het depot motorartillerie ter aanvulling van de zwakke artilleriesterkte van het leger. De Afdeling stond opgesteld langs de zuidoost oever van de Kil. De stellingen waren voorbereid. De 1ste [rechtse] Batterij stond bij de Hoeve van den Berg [kaarthoek 25], de 2e [middelste] bij Meerkoot [vlak aan de Kil, kaarthoek 28] en de 3e [linkse] bij De Wacht [kaarthoek 28]. Waarnemers waren langs de oever van het Hollands Diep gestationeerd. De Afdeling bestond uit een staf van 45 man, en iets minder dan 50 man per batterij. De munitietrein was klein, met 21 man. Organiek diende de Afdeling 225 man te hebben, maar slechte [exact] 200 man waren op 9 mei 1940 aanwezig.

De afdeling bezat geen tractie. De vuurmond 15 lang staal had een extreem hoog profiel [ca. 3 meter hoogte] en had een ongeremde schietbuis met een klapaffuit. De schietbuis kon dus alleen in de lengte richting versteld worden. Zodoende kon het stuk geen traversehoek [verplaatsing richtpunt in het horizontale vlak] aan zonder fysieke verplaatsing van de gehele vuurmond. De verplaatsing van het stuk [4,700 kg] werd dan ook nog eens beperkt door het feit dat de rembedding min of meer haaks op de vuurrichting moest blijven. Kaarthoekcorrecties ten opzichte van de hoofdrichting van enkele graden* waren dus met moeite mogelijk.

* Het civiele kompas bestaat uit 360 graden, waarbij elke windrichting een veelvoud van 90 graden beslaat. Het militaire kompas bestond uit 64 graden. Ieder windrichting was dus een veelvoud van 16. Het was opgedeeld in honderdduizenden, weergegeven in de eenheid 0/00 [duizendste]. Iedere [militaire] graad was dus opgedeeld in honderduizend eenheden. Het nulpunt 64 was dus in feite 6,400,000 of 6400 0/00. Hierdoor kon uiterst nauwkeurig een locatie worden aangegeven.

De stukken waren de goed voorbereide stelling ingereden, waarop de gebruikte tractie elders was ingezet. De stellingen lagen verzonken in licht verhoogd terrein [dijken], en waren met houte schotten en vlonders verstevigd. Voor de aanzienlijke actie van de stukken na het afvuren werden grote houten wiggen gebruikt. Zodoende liepen de stukken na het afvuren terug in de uitgangspositie. De inrichting van de stellingen bepaalde dat de hoofdrichting van de batterij vastlag, en ?? zoals eerder omschreven ?? niet aanzienlijk kon wijzigen zonder ingrijpende voorbereidende werkzaamheden. Tactische breedtespreiding of snelle breedteverlegging was dus niet mogelijk, dieptespreiding of dieptevariatie in beperkte mate. Dit betekende dat de Afdeling alleen vuren voorbereidde in een vaste en smalle schootsrichting. Voor vuur op dynamische doelen was de Afdeling dus volkomen ongeschikt; afsluitingsvuren echter kon men uitstekend afgeven, zij het dat met de lage vuursnelheid veel stukken moesten worden ingezet om een effectieve afsluiting te bevorderen. Bovendien werd gevuurd met verouderde munitie [brisantgranaat / granaatkartets] die een aanzienlijk minder brisante werking had dan moderne granaten en daarenboven regelmatig weigerde.

Voor de Afdeling waren nabij Strijen twaalf stukken van hetzelfde type opgeslagen. Daar men rekening hield met veelvoorkomende mechanische problemen met de overjarige vuurmonden, in het bijzonder betreffende de sluitstukken, was besloten dat de beide afdelingen uitgerust met deze vuurmonden 100% reservestukken kregen toegewezen. Dat deze stukken bij totale omissie van tractie in de Hoekse Waard nauwelijks enig nut hadden moet maar voor kennisgeving worden aangenomen.

De artillerie eenheden in het vak [II-23RA en 25AA] waren aangewezen voor de Groepsartillerie onder direct commando van de GrAC [Luitenant-Kolonel T. Ziedses des Plantes]. Zij zouden dus algemene opdrachten ontvangen. Evident gold dat ?? zoals eerder gezegd ?? de opdrachtkaders voor 25AA zeer beperkt zouden kunnen zijn. De dynamische artilleristische inzet ten bate van de Groep zou dus moeten komen van slechts twee batterijen van II-23RA.

Luchtafweer

De enige luchtafweer in het gehele gebied van Groep Spui en Groep Kil [Hoekse Waard] werd gevormd door de drie stukken 7.5 tl no.1 van 6 Bt LuA [res. elt D. van Bekkum], die een kilometer westelijk van Mookhoek stonden opgesteld. Dit was een neutraliteitsopstelling. In geval van oorlog was deze batterij voorzien voor de luchtverdediging in de sector noord van de Nieuwe Maas. De stukken stonden daarom open en bloot in het veld.

De batterij werd ondersteund door twee zoeklicht afdelingen met ieder drie lichten. De sectie [3-XI-Zl.A.tl] ten noorden van Strijen, die rondom Cillaarshoek was opgesteld, met drie lichten diende met 6 Bt LuA samen te werken. De tweede sectie [4-XI-Zl.A.tl], welke ten westen van Strijensas was opgesteld met drie lichten, had ook samenwerking met 6 Bt LuA. Deze zoeklichtopstellingen waren ook uit neutraliteitsaard ontstaan.

Bij de rivierbatterij bij Numansdorp waren nog enkele M.18 zware mitrailleurs ingedeeld als luchtafweerbeveiliging voor de drie stukken 7 lang 40.

Overzicht Groep sterkte en algemene bijzonderheden

Een overzicht van de eenheden in het gebied van de Groep Kil te Hoekse Waard heeft een volgend resultaat:

Eenheid Manschappen
Groep- en artilleriestaven [incl 23RA] 281 man
Vak Strijen infanterie met onderst. 1.491 man
I en II-23RA excl. staf incl trein 1.035 man
25 AA 200 man
6 Bt LuA 122 man
Zoeklichten 73 man
Groepsreserve 300 man

Het geheel bedraagt een [grotendeels op werkelijke cijfers gebaseerd] totaal van 3.502 man. Dat was circa 500 man (!) onder de organieke sterkte voor het totaal aan onderdelen.

Op 9 mei 1940 was aan het nieuwe verdedigingsplan en de geprojecteerde stellingen nog uitzonderlijk weinig gedaan. De schaarse permanente versterkingen vond men slechts terug in het zuiden in de vorm van enkele groepsschuilplaatsen en de al eerder gememoreerde kazemat Hollands Diep I. De zuidelijke kustlijn was voorts grotendeels voorzien van een draadversperring. De rest van de opstellingen ?? voor zover uberhaupt aanwezig ?? was opgetrokken uit grond en hout. Aangezien ingraven slechts zeer lokaal kon geschieden [ivm grondwaterstand], dienden semi-permanente veldversterkingen bovengronds te worden geconstrueerd. Grond en hout was echter in zeer beperkte mate voorhanden, en daarbij kregen CP ??en, mitrailleurnesten en artillerieopstellingen voor de statische batterijen [25AA] voorrang. Het gros der troepen was op 9 mei 1940 zodoende in het open veld gelegerd.

De artillerie had met uitzondering van de afdeling 25AA geen voorbereide opstellingen. Deze eenheden stonden in het open veld.

Naast de beveiliging van de zuidoevers van de Hoekse Waard [Hollands Diep], diende de Groep ook de west oever van de Kil en de zuidoever van de Oude Maas te beveiligen. Dat laaste was op 9 mei evident nog een taak zonder invulling, anders dan wachtposten bij de brug te Barendrecht.

Vuurplannen en voorbereidde vuren waren wel gereed voor de eenheden. Dit was vrijwel de eerste taak die de lokale commandanten hadden meegekregen. De vuurplannen waren ook goeddeels gecontroleerd door de Groepsstaf en bekend gemaakt bij de onderdelen.

Eind april waren alle verbindingen tot stand gekomen. Het Groepskwartier te Puttershoek had een directe telexverbinding met de C-VH. De telefoonverbindingen waren echter allen gewone PTT verbindingen. Deze PTT verbindingen liepen via een zinker onder de Kil naar Dordrecht en van daaraf via Zwijndrecht naar Rotterdam. Vanuit het hoofdkantoor PTT aan de Coolsingel werden de verbindingen naar Den Haag gemaakt.

Ook werd een postduivenverbinding opgezet met de C-VH. De postduiven arriveerden eind april te Puttershoek.

De Groep stond via telefoonlijnen in verbinding met de vakcommandanten en de Gr.AC te ??s Gravendeel. Alleen voor de verbinding met de commandant vak Wieldrecht was een grondkabel gebruikt. De vakcommandanten hadden met sommige eenheden een (veld)telefoonverbinding, met anderen niet. Op sectieniveau waren geen telefoonverbindingen.

Met de artillerie-eenheden van 23RA was een veldtelefoonverbinding vanuit de Gr.AC; met die van 25AA was deze verbinding op 9 mei 1940 nog niet gereed [deze werd in de morgen van 10 mei wel gerealiseerd].