6e Grensbataljon

Inleiding

[123] Het 6e Grensbataljon [6.GB] bestond uit een staf, ondersteuningseenheid [twee sectie mitrailleurs met elk drie stukken, twee secties PAG met elk twee stukken - alleen pantsergranaten] en drie compagnie n infanterie [1e en 2e compagnie lichting 39-I, 3e compagnie oudere reservisten]. 6.GB had vooral grenstaken, en dus vooral zuidwaarts gericht. Het bataljon had haar sector tussen [op haar linkerflank] GBJ en [op haar rechterflank] 3.GB. Die sector besloeg in hoofdzaak de sector aan weerszijde van Breda, ter linkerzijde begrensd door de basis Gilze-Rijen [west daarvan] en ter rechterzijde door het dorpje Etten [oost daarvan]. Dat was een tamelijk smalle sector van ongeveer 20 km breed. Daarin lagen twee autowegen richting Belgi : de rijksweg Breda ?? Antwerpen (B) en een secundaire autoweg van Breda naar Brecht (B). Bovendien de spoorweg van Breda naar Antwerpen. Deze (spoor)wegen dienden te worden bewaakt en in geval van oorlog te worden versperd.

Naast de pure grensbewaking en versperringstaken, waren er diverse piket- en wachttaken in de sector, alsmede representatie van het Militair Gezag in geval van oorlog.

Dislocatie op 9 mei 1940

[123] De staf van 6.GB [C-6.GB majoor J.F.W. Hendriksz] had haar bureau aan de Boschlaan te Ginneken [ten zuiden van Breda, thans deel van deze stad].

1-6.GB [Reserve 1e luitenant M.L.G. Brogtrop] was gelegerd te Princenhage [ten zuiden van Breda, thans deel van deze stad], maar bestond slechts uit twee secties, ondersteund door twee zware mitrailleurs en een stuk PAG. De andere twee secties, met een zware mitrailleur en een stuk PAG, waren bij landgoed Krabbenbosschen en Boompjes gelegerd. Dit gebied lag ten zuidwesten van Breda. Er werden zes wachten van ieder een groepsterkte geleverd.

2-6.GB [Reserve kapitein A.M.J. Mol] was gelegerd te Ginneken in het Patronaat. Aan de compagnie waren een zware mitrailleur sectie en een sectie PAG toebedeeld alsmede een sectie van 3-6.GB. De sectie van 3-6.GB had een positie bij Strijbeek [onder Ulvenhout aan de grens met Belgi ]. Diverse wachten van een groepssterkte waren in de grenssector uitgezet.

3-6.GB [Reserve 1e luitenant M.F.Ph.M.G. Janssen] was gelegerd te Zundert. De compagnie had een sectie gedetacheerd bij 2-6.GB en een sectie bij GBJ, welke laatste dus duurzaam van de sterkte was afgevoerd. De beide overgebleven secties leverden 5 wachten langs de grens met Belgi . Ondersteuning van zwaardere wapens ontbeerde men.

6.GB viel onder C-III.LK en daarmee onder het Veldleger. Het laatst bekende bevel dat voor 6.GB gold was van 21 april 1940, van C-III.LK [1, 5, 123] . 6.GB zou versperringen en vernielingen aan de grens uitvoeren, zoals de versperring van de spoor- en verkeerswegen en de vernieling van diverse bruggen. Daarna zou 6.GB haar wachten, piketten en detachementen verzamelen en zich richting Bruggenhoofd Moerdijk begeven waarbij de drie compagnie n zich naar Terheyden zouden begeven alwaar de staf haar hoofdkwartier zou inrichten in het Stadhuis. Een sectie o.l.v. een officier zou ter zekerheidsstelling van ge nterneerden duurzaam worden afgestaan. Nadat in Terheyden zou zijn verzameld, zou men onder bevelen van C-VH komen. 6.GB had geen aparte instructie ten aanzien van vernieling en versperring in relatie tot de aanvallende partij. Dus als Duitsland de agressor zou blijken, zouden desondanks vernielingen en versperringen aan de grens met Belgi moeten worden uitgevoerd.

Gebeurtenissen bij de staf 6.GB tot aan 10 mei 0630 uur

Op donderdag 9 mei was de graad strijdvaardigheid weer onder de graad 3 gebracht en werden de ladingen weer van de objecten gehaald en opgeborgen. Ondanks het feit dat het Veldleger in de nacht van 9 op 10 mei 1940 wederom in de graad 3 zou worden gebracht, kreeg C-6.GB hiertoe geen instructies van de C-III.LK [1, 123]. Zodoende was de bezetting van de diverse kwartieren en wachten conform mobilisatieroutine geregeld.

Het verwijderen van ladingen uit de te vernielen objecten had als voordeel dat een aanzienlijke verlichting van de wachtdiensten werd ervaren. Voor vernieling geheel gereed gestelde objecten moesten namelijk zeer zwaar worden bewaakt. Het uitnemen en opslaan van de ladingen voorkwam dit, en opnieuw aanbrengen kon snel gebeuren. Het was daarom - zo overwoog men - zeker in de sector van 6.GB niet bezwaarlijk dat de ladingen niet in de objecten aanwezig waren. Zowel 3.GB als 6.GB ontvingen desgevraagd machtiging van het AHK ladingen overdag ?? en buiten de perioden van hoogste paraatheid om ?? uit de objecten te nemen als deze maar een uur voor zonsondergang weer werden aangebracht. Zodoende konden lichtere dagwachten worden gedraaid.

De majoor Hendriksz had op 15 maart 1940 het bevel gekregen over 6.GB en na een inventarisatie van de bezetting der onderdelen en taakstelling geconstateerd dat het bataljon met haar 700 man onder de sterkte was, daar zij duurzaam een sectie van 30 man leverde aan GBJ en bovendien ongeveer een derde van haar sterkte aan grensposten en overige taken kwijt was. Het bataljon hield daardoor iets meer dan de helft van haar sterkte over voor parate taken. C-6.GB had daarom om versterking gevraagd maar dit niet gekregen. Bovendien miste hij twee kapiteins [compagniescommandanten]. Een was er langdurig ziek, de ander was (nog) niet aan het bataljon toegewezen.

C-6.GB was op een korte afstand van zijn bureau in Ginneken ingekwartierd en werd rond 0330 gewekt door de overtrekkende vliegtuigen. Op zijn kwartieradres was hij telefonisch bereikbaar en zodoende werd hij nog voor 0400 uur gebeld door de bureauwacht [Commandant Verbindingsafdeling] dat er om 0200 uur een melding van C-III.LK was gekomen dat de grensposities aan de oostgrenzen werden bezet. Er werd geen verhoogde graad van slagvaardigheid aan 6.GB opgelegd. Uit de telefonische melding had men echter kunnen opmaken dat er wederom reden zou zijn om in de hoogste staat van paraatheid te worden gebracht. De luitenant telefoonwacht besloot echter geen actie te ondernemen.[123]

Na te zijn gebeld rond 0400 uur besloot C.6GB om direct alle compagnie n aan te laten treden. Om 0415 arriveerde hij op zijn bureau, zonder dat er onderwijl nadere berichten waren ontvangen aldaar. Het aanleggen van de ladingen bij de te vernielen objecten stelde C-6.GB echter nog uit, althans zo meldde hijzelf. Die ladingen waren op de meeste locaties inmiddels vermoedelijk verwijderd, hoewel dit niet met zoveel woorden uit de verslagen blijkt. Rond 0500 uur kreeg hij echter instructie van staf III.LK [van Kapitein P.G.C.A. van der Speck Obreen, sous-chef staf III.LK] dat de beheerde objecten allen moesten worden vernield(1). Tevens de mededeling dat de Duitsers de grenzen overschreden hadden, en het dus oorlog was met Duitsland. Op deze mededeling werd de Hoofdopzichter van Fortificati n(2) Mante ingelicht, alsmede de drie compagniescommandanten en de gehele staf. [123]

(1) Het bevel 'Vernielen', de offici le instructie tot het vernielen van alle beoogde objecten, werd om 0440 uur door de OLZ per telex aan o.a. het HKV doorgestuurd. Vanuit het HKV werd het naar III.LK gestuurd dat op haar beurt de onder haar resorterende eenheden inlichtte. [1, 5]

(2) Hoofdopzichter van Fortificati n is een rang gelijkgesteld aan adjudant onderofficier. Deze rang was een genierang voor militair specialisten die een rol speelden bij het beheer van allerhande versterkingen en fortificati n in den lande. De Hoofdopzichter was in dit specialistische dienstvak de hoogste rang, met de Opzichter 1e, 2e en 3e klas als lagere rangen. Allen met een adjudant rangaanduiding, met toevoeging van specifieke genietekens voor de juiste gradatie.

De opdracht tot het opblazen van de objecten werd met weinig begrip ontvangen bij de C-6.GB, daar de aanvaller Duitsland bleek waarbij de Belgen en Fransen dus (vermoedelijk) bondgenoten werden. Waarom dan toch de vernielingen aan de zuidgrens en op de wegen moesten worden uitgevoerd was een raadsel voor de staf. Desondanks werd het bevel ter uitvoering doorgegeven aan de betreffende compagni n.

Stafkaart 44W - Geertruidenberg W

Om 0530 uur werd via de radio vernomen dat op allerlei locaties, waaronder Moerdijk, Duitse parachutisten waren neergekomen. Daarop volgde rond 0600 uur een bevel van III.LK dat 6.GB gewijzigde orders kreeg en direct moest gaan ageren tegen de Duitse landingstroepen bij Moerdijk, en daarbij ?? contradictoir aan de instructie van 21 april ?? niet moest wachten op de gedetacheerde verbanden en piketten [1, 5, 123]. Deze moesten maar nakomen. Nadere aanwijzing omtrent sterkte, locatie en activiteiten van de Duitsers kreeg men niet. Dit kwam C-6.GB ongetwijfeld onvolledig over, maar III.LK kon ook nauwelijks kennis van die orde dragen. Er was III.LK slechts bekend dat er landingen hadden plaatsgevonden ?? welke onder andere door Bruggenhoofd Moerdijk al rond 0400 waren gemeld aan Groep Kil ?? maar daarna was men daar niet meer bij machte actuele berichten door te geven. III.LK kon deze specifieke zaken dan ook niet weten, laat staan doormelden aan 6.GB. Merkwaardig was w l dat C-III.LK opdracht gaf naar Moerdijk op te trekken en de bruggen te bezetten. Een dergelijke opdracht - zonder kennis te dragen van de Duitse aanwezigheid en posities op dat moment - was op zijn zachtst gezegd ambitieus te noemen. Voordeel was wel dat 6.GB wegens het feit dat haar grenstaken deels in gebied 44W [Geertruidenberg West] van de stafkaart kwadranten lagen [het andere deel in 50W] in iedere compagnie en op de staf over stafkaarten 44W beschikten. Zodoende kon men tenminste kaarten gebruiken die als zodanig geschikt waren voor operationeel gebruik.

Gebeurtenissen bij 1.6GB tot aan 0630 uur

C-1.6GB te Princenhage werd om 0430 uur gewekt door een mededeling van een ordonnans . Hierop liet hij de secties aantreden en een zware mitrailleur opstellen tegen bestrijding van luchtdoelen. Boven het zuiden van Breda vlogen Duitse toestellen rond, die met name actief verkenden naar troepenverplaatsingen in de grensstreek.

Rond 0500 uur ontving C-1.6GB de instructie de objecten in zijn sector te vernielen, welke opdracht aan de betreffende groepen werd doorgegeven. Hij meldde dat alle vernielingen conform plan waren verricht. Om ongeveer 0600 werd het bevel ontvangen dat zo spoedig mogelijk de gehele compagnie zich naar Moerdijk moest begeven ??en de brug bezetten ??. De compagnie stelde zich met rijwielen op, nadat de treinwagens waren gepakt.

Gebeurtenissen bij 2.6GB tot aan 0630 uur

[123] C-2.6GB te Ginneken had de grootste eenheid onder zijn bevelen. In totaal 220 man infanteristen, 35 man van de MC sectie [3 stukken] en 30 man van de sectie PAG [2 stukken]. Het geheel had bijna de grootte van twee compagnie n. Onder zijn bevelen viel dan ook een sectie van 3-6.GB, en was een grote groep grenswachten samengesteld [C. van deze groep was 1e luitenant Scheijgrond (3)] die de bewaking van drie grensposten [Galder, Strijbeek en Chaam] voor haar rekening nam. Van de infanteriesterkte was meer dan de helft vlakbij het bataljonsbureau in Ginneken gelegerd, terwijl de overige 100 man niet minder dan 15 vernielings- en versperringstaken hadden. De beide ondersteunende secties waren bij het kwartier in Ginneken gelegerd, alwaar de wapens ook waren opgeslagen.

(3) Reserve 1e luitenant Scheijgrond was opgeleid als commandant bij de mortieren, kreeg na de mobilisatie echter een sectie zware mitrailleurs onder zich, en werd vervolgens bij 6GB geplaatst als commandant over een verband infanteristen-grenswachten.

De C.2.6GB had zijn kwartier in de Kerkstraat [no. 15] te Ginneken op circa 250 meter van de legering der troep. Even na middernacht kreeg men per telefoon door dat alle gebouwen moesten worden verduisterd [123, 54]. Om 0400 ontving men het bevel reveille te blazen, en zo geschiedde. Hierop liet de compagniescommandant direct alle posten bezetten. Het bevel tot uitvoering van de versperringen en vernielingen bereikte hem per telefoon en per motorordonnans. Kennelijk waren de eerste telefonische pogingen niet succesvol geweest, zodat een ordonnans werd nagestuurd.

Luitenant Scheijgrond kreeg per telefoon opdracht de vernielingen door de onder hem ressorterende grensposten te doen uitvoeren. Zijn verslag maakt gewag van de verbazing bij de manschappen dat nu de vijand Duitsland bleek desondanks de grens met Belgi versperd moest worden. Die verbazing werd gedeeld met de Belgische grenswachten, die niet alleen opkeken van de Nederlandse maatregel - die kennelijk tegen hen waren gericht - maar eveneens om 0500 uur zelfs nog ongewis waren van de oorlogstoestand. Dat terwijl ook Belgi om 0355 uur was aangevallen.

Ook de 2e compagnie ontving het bevel zich spoedig na het afronden van de vernielingsdraaiboeken per rijwiel gereed te stellen om onverwijld naar Moerdijk te vertrekken.

Gebeurtenissen bij 3.6GB tot aan 0630 uur

C-3.6GB te Zundert had om 0145 uur (volgens zijn verslag) opdracht ontvangen tot verduistering van alle gebouwen waarin zich militairen bevonden [123, 54]. Van wie deze opdracht kwam [aan 6.GB] en waarom is niet duidelijk. Andere onderdelen melden deze opdracht niet, en de BC lag rond deze tijd volgens zijn eigen verslag nog te slapen. Hoewel dat laatste in strijd is met de verslagen die korporaal van Oosterhout [54] deed, want die stelde dat hij als telefoonwacht juist van de BC deze opdracht kreeg ...

Rond 0500 kreeg ook deze kleine compagnie ?? zonder ondersteuning en slechts twee rijwiel tirailleursecties groot ?? opdracht tot uitvoering van de geplande vernielingen. De secties kregen opdracht zich daarna direct te verzamelen. Een poging de succesvolle vernieling te melden aan de BC en nadere orders te ontvangen mislukte omdat de telefoonverbinding uitgevallen was. De compagniescommandant achtte dit kennelijk een geschikt moment om een burger te charteren om een bericht aan de BC te sturen dat de secties klaarstonden voor nadere orders [123]. Een bijzonder curieuze zaak, daar burgers inschakelen voor militaire taken in strijd is met de beginselen van het oorlogsrecht en hiertoe bepaald geen noodzaak leek te bestaan. Alvorens de luitenant echter zijn onjuiste handelen kon materialiseren, stond een ordonnans op de stoep met de mededeling dat te Terheyden diende te worden verzameld.

Tussenbalans

Hoewel het gehele grensbataljon spoedig na 0400 uur was gewekt en in staat was haar versperring- en vernielingstaken uit te voeren, vallen er een aantal opmerkelijke zaken op. Die zaken worden geanalyseerd voor een helder overzicht.

De eerste opvallende zaak is dat de beide grensbataljons 3.GB en 6.GB machtiging tot ontheffing kregen [van het AHK in Den Haag] om objecten tijdens de daguren zonder lading te laten, en deze slechts tijdens schemer en duister alsmede gedurende hoogste graad van strijdvaardigheid aangebracht te houden. Deze ontheffing duidt immers op de suggestie dat men in Den Haag ook was overtuigd dat de vijand uit het oosten zou komen. Dat besef verhoudt zich echter bijzonder slecht met andere kwesties.

6.GB had een eenduidige non-discriminatoire instructie om bij het bevel ??vernietigen ?? [het zogenaamde O en Q-bevel] al haar objecten te versperren of op te blazen. Onwillekeurig of de vijand Frans of Duits zou zijn. Dat is uiterst curieus daar het AHK tegelijkertijd de Fransen om een substanti le versterking zou vragen, hetgeen middels een bericht in een verzegelde envelop dat al maanden bij de militair attach te Parijs gereed lag. Die envelop diende bij de intreding van de oorlogstoestand aan de Franse staf te worden overhandigd. Het versperren van de wegen leidend naar Nederland, waarover die gevraagde versterkingen dan zouden moeten komen, kan slechts als zeer inconsequent worden bestempeld. Hierop wordt later in een ander licht teruggekomen.

Daarnaast ?? in diezelfde wetenschap van gevraagde Franse steun ?? is het bijzonder curieus vast te stellen dat 6.GB niet over een verbindingsstaf beschikte die de Franse taal meester was, en die als liaisonstaf zou kunnen optreden tussen de, spoedig te verwachten, Fransen en de Nederlandse troepen in de regio. Want zelfs met de geldige opdracht tot innemen van stellingen binnen het Bruggenhoofd Moerdijk zou vermoedelijk 6.GB als eerste Nederlandse onderdeel contact maken met de Fransen. In Den Haag was immers ook de hoofdlijn van het Franse Dyle-Breda plan bekend, vooral dankzij militair attach Van Voorst Evekink.

Om 0600 uur kreeg 6.GB de opdracht van C.III.LK om ??onverwijld naar Moerdijk op te trekken en de bruggen in bezit te nemen ??. Een uiterst curieuze opdrachtformulering, die doet denken dat de staf van C.III.LK het niveau van een krijgsspel slechts enkele uren in de oorlog nog niet was ontstegen. Want staf III.LK kon immers geen enkele bijzonderheid geven over de Duitse positie in het bruggenhoofd Moerdijk, want die informatie had men eenvoudigweg niet. Na 0415 uur was geen van de betrokken staven immers meer in contact geweest met het bruggenhoofd en kon men dus de status van de locatie totaal niet kennen. De instructie om ten spoedigste en zonder omhaal op te trekken naar de bruggen en die 'te bezetten' zonder enige kennis van de Duitse dispositie en kracht doet ronduit amateuristisch aan. Daar komt bij dat C.6GB kennelijk meende dat het verstandig was zijn troepen onafhankelijk van elkaar aan de rand van het front te brengen en vervolgens vanuit Terheyden - op afstand van zijn compagni n - kennelijk een dispositief te ontwikkelen. Een eveneens curieuze tactische beslissing, zeker bij de gekende ontbrekende verbindingen, maar eentje die volgde uit de onverantwoord beperkte opdracht vanuit C.III.LK.

Logisch zou zijn geweest de drie compagnie n in Ginneken te verzamelen, terwijl onderwijl een verkennend verband naar Moerdijk wordt gezonden om de posities en sterkte van de Duitsers in kaart te brengen. Dan had het bataljon in Ginneken niet alleen overzicht en inzicht kunnen krijgen in de ter beschikking staande troepen en middelen, maar eveneens in de relatieve luwte van Breda orders uit kunnen geven. Daarbij zou het logisch zijn geweest de drie compagnie n in een dispositief te brengen waarbij eerst een afgrendeling zou worden bereikt [bijvoorbeeld door bezetting van Zevenbergen, Terheyden en Hooge Zwaluwe] om vervolgens vanuit een dergelijk dispositief gestructureerd offensief te gaan optreden. Daarbij had men tenminste kunnen trachten eerst verbinding te maken met de artillerie aan de overkant van het Hollands Diep. Het gevolg echter van de haastige instructies vanuit het onwennige hoofdkwartier van III.LK en de plichtsgetrouwe, maar weinig verstandige, tactische 'uitwerking' hiervan door de C.6GB, zou het bataljon ongestructureerd in een onbekende en niet beheerste sector brengen. Waar dat toe zou leiden, volgt hieronder.

Op weg naar Moerdijk

Conform de opdracht van C-III.LK trokken de compagnie n van 6.GB naar het noorden met de instructie van C-6GB zich te verzamelen bij Terheyden, alwaar in het stadhuis de voorlopige CP van C-6GB gevestigd zou worden. Zich vermoedelijk bewust van de risico ??s van Duitse aanwezigheid in het Bruggenhoofd Moerdijk, begaf C-6GB zich spoedig na zijn bevel naar de C-2.6GB, de kapitein Mol, die zich dichtbij het bureau in Ginneken bevond, om daar de compagnie persoonlijk te berichten.

Stafkaartdeel Terheyden

Er werd in eerste instantie nogal gehaast en ongestructureerd opgetreden door de C-6GB. Vanuit zijn auto en aankomend bij de 2e compagnie instrueert hij de juist arriverende 1e luitenant Scheijgrond met zijn grenswachtenverband [ter grootte van een sectie] onmiddellijk naar de rijksweg te trekken en bij Zevenbergschen Hoek deze te bezetten. Zonder nadere mededelingen stoof de majoor door naar het Patronaatsgebouw waar hij de aldaar verzamelde manschappen van de 2e compagnie bevlogen toesprak. Hij vertelde hen dat het oorlog met Duitsland was, dat er parachutisten bij Moerdijk waren geland, en 6.GB op zou trekken naar de bruggen en deze Duitsers er door het bataljon uitgegooid zouden worden (4). De compagnie liet een luid ??hoera ?? horen, en stelde zich snel daarna in marscolonne op [54]. De voorste sectie werd geleid door de adjudant K hne, die zeven man onder leiding van de korporaal C. de Jager naar voren stuurde ter verkenning. Een overbodige zaak, daar al een sectie van 1e luitenant Scheijgrond met die missie door de bataljonscommandant vooruit was gestuurd. Maar dat wist de adjudant niet, en het was hem ook niet verteld. Het was de adjudant die vanuit zijn verantwoordelijkheid juist handelde.

(4) In 'Bij de Tol begon de oorlog' [54] vertelt korporaal Huub van Oosterhout wat de majoor zijn woorden waren:

Mannen, Duitsland heeft aan het Koninkrijk der Nederlanden de oorlog verklaard (sic). De overheid wil dat jullie je vaderland zult verdedigen en even moedig zult strijden als jullie voorvaderen. Het is jullie taak, in naam van de Koningin en het Vaderland, de parachutisten te verjagen, die de Moerdijkbrug en het station Lage Zwaluwe hebben bezet. Je mag niet overhaast te werk gaan. Goed samenwerken is heel belangrijk en vooral de orders van iedere meerdere goed opvolgen. Houd je taai mannen. Leven de Koningin, hiep, hiep, hiep ...

De 2e compagnie trok voorts model voorwaarts. De beide gemotoriseerde PAG stukken werden telkens vooruit gereden en opgesteld op de kruispunten van wegen die men tegenkwam om zodoende de marsroute te beveiligen. De zware mitrailleurs waren opgeladen op vrachtauto ??s waarbij een stuk in een open bak werd geplaatst tegen luchtdoelen. Dat stuk kwam daadwerkelijk in actie tegen enkele laagvliegende Duitse toestellen. [123] Daarbij werd volgens de verslagen succes geboekt, en werden twee toestellen neergeschoten. Inderdaad stortte een Ju-88 van 1/KG30 rond deze tijd neer bij Prinsenbeek [33]. Of het daadwerkelijk door het toedoen van deze ene zware mitrailleur werd neergeschoten lijkt een optimistische conclusie. Feit is dat door de kapitein Mol later een patrouille naar de toestellen werd toegestuurd, en dat papieren en kaarten uit de toestellen per ordonnans naar de BC in Terheyden werden gestuurd. Deze zou ze naar C-III.LK sturen, hoewel deze zich inmiddels aan het verplaatsen was [5, 6]. De Duitse Gefreiter Falcke ?? vermoedelijk een boordschutter ?? werd zwaar gewond gevangen genomen en aan de KMAR overgedragen [die in Breda aan de Batenburglaan een kazerne hadden onder de Kapitein der Marechausse Van der Kroon]. Drie aan boord aangetroffen gesneuvelden werden later in Breda begraven [Oberleutnant R. von Wartenberg, Unteroffizier S. Weiss en Unteroffizier H. M ller] [33].

Onderwijl had de BC zich naar de 1e compagnie begeven en deze conform eerdere procedure toegesproken en eveneens langs de weg naar het noorden richting Terheyden gestuurd. Daar zou men nadere orders ontvangen. De 3e compagnie werd door de ordonnans van de instructies op de hoogte gesteld, en was al direct op weg gegaan. Daarop besloot de BC zich naar het stadhuis van Terheyden te begeven alwaar hij zijn CP zou inrichten.

De opmars naar Terheyden en Zevenbergschen Hoek

Tussen 0700 en 0730 waren alle drie de compagnie n alsmede vrijwel alle nakomende grenswachten onafhankelijk van elkaar op weg naar Terheyden, waarbij de 2e compagnie de opdracht had gekregen direct naar Zevenbergschen Hoek op te trekken.

De meest vooruitgeschoven eenheid was tegen 0730 uur de sectie onder 1e luitenant Scheijgrond, die door de BC direct naar voren was gestuurd om de rijksweg te verkennen. Hierna volgde spoedig de door adjudant K hne [2.6GB] naar voren gestuurde groep onder de korporaal de Jager. Toen tegen 0800 uur de groep van de korporaal Terheyden bereikte, werd de sectie van 1e luitenant Scheijgrond aldaar ingehaald. Deze sectie had in Terheyden halt gehouden, en inmiddels werd een eerste stuk PAG dat met tractie was gearriveerd op de weg richting Zevenbergschen Hoek opgesteld.

De groep van korporaal de Jager ging echter conform haar opdracht wel verder voorwaarts en bereikte na omzichtig door het dorpje te zijn getrokken een boerderij aan de noordwest zijde van het dorp. Vanaf dat punt nam de korporaal met het blote oog een groep parachutes in het veld waar. Hierop zond hij een van zijn mannen naar achteren om de sectie van adjudant Kuhne te informeren. Deze zond de sergeant van Helfert naar voren om polshoogte te laten nemen. Deze nam notie van de parachutes, terwijl de korporaal zijn opdracht weer oppakte en verder voorwaarts ging.

Stafkaart Zevenbergschen Hoek - Terheyden

Onderwijl nam de korporaal burgers waar die richting Terheyden kwamen gereden op de fiets of met de auto. Hij liet hen stoppen en stuurde hen terug. Niet veel later, in een bocht aan de weg gekomen [nabij ??In ??t Wit Huis ??, aan de weg naar het gehucht Wagenberg], kwam wederom een personenauto aanrijden. Op het signaal tot stoppen van de korporaal ?? die midden op de weg was gaan staan ?? werd niet gereageerd waarop de korporaal direct met het geweer vuur uitbracht. De auto reed de greppel in, en drie Duitsers vergezeld van een burger sprongen eruit, waarop de Duitsers het vuur openden op de korporaal. De laatste werd door een kogel uit een Duitse pistoolmitrailleur in het rechterbeen geraakt en viel naast het talud neer. Een kort vuurgevecht ontstond waarbij de drie soldaten die de korporaal nog hadden vergezeld bij zijn laatste verkenning inmiddels de benen hadden genomen. Hoewel de secties Kuhne en Scheijgrond enkele honderden meters achter de korporaal lagen, ondernamen zij geen van beiden enige actie tegen de drie Duitsers. De secties spatten uit elkaar door het vuur en voordat deze weer in het gareel waren, was het gevecht allang weer be indigd.[123]

De Duitsers hadden namelijk intussen maatregelen genomen om het gevecht af te breken. Zij waren op een verkenning geweest met een of twee auto ??s [458]. Een vrachtwagen was ondertussen aan komen rijden vanuit Zevenbergschen Hoek en deze werd dwars op de weg geparkeerd. Achter deze zicht- en schootsbarri re braken de Duitsers het vuurcontact af en reden terug naar Zevenbergschen Hoek. De Nederlandse secties hadden ondertussen de grootste moeite zich te ori nteren op het gevechtsterrein, en doorzochten alle mogelijke schuren en gebouwen op aanwezigheid van Duitsers. Dit leverde vanzelfsprekend niets op, behalve dat de Duitsers verder zonder problemen konden wegkomen. Overigens merkte men ook lange tijd de inmiddels door drie treffers in de benen gewonde korporaal in eerste instantie niet op. Met een verbrijzeld rechterbeen en het andere been eveneens doorboord door een kogel, kon deze zich ook niet bewegen. Pas nadat passerende burgers de militairen hadden gewaarschuwd dat de korporaal in de sloot naast de weg lag, werd deze spoedig door enkele soldaten afgevoerd naar het hospitaal in Breda. Toen 2e luitenant Dani ls de gebeurtenissen later aan de BC rapporteerde, ontstak deze in blinde woede over de passiviteit van de beide secties terwijl een hunner manschappen in dergelijke nood had verkeerd.

Zevenbergschen Hoek

[123] De kapitein Mol had de grootste moeite zijn secties van de 2e compagnie weer onder controle te krijgen na dit korte ?? en voor allen eerste ?? vuurgevecht. Hij was echter onder orders naar Zevenbergschen Hoek op te trekken en daar het dorp van Duitsers te zuiveren. De BC had aan de 1e compagnie onder luitenant Brogtrop opdracht gegeven via het gehucht Blauwe Sluis [tussen Zevenbergschen Hoek en Hooge Zwaluwe] contact te maken met de Duitsers. Zodoende werd eindelijk aan een afgrendeling van het Duitse bruggenhoofd gewerkt. Rond de tijd dat deze opdrachten uitgegeven werden, was ten zuidwesten van Lage Zwaluwe de laatste sectie van het oorspronkelijke Bruggenhoofd [3-3-III-28RI] net in handen gevallen van Duitse parachutisten die komende vanuit de omgeving van station Lage Zwaluwe tegen de sectie opgetreden hadden [458].

De compagnie van kapitein Mol ontving tot aan de buitengrenzen van Zevenbergschen Hoek geen tegenstand meer, en pas toen men dichtbij het dorp was gekomen ontstond opnieuw vuurcontact. De kapitein richtte zijn CP in, in een huis aan de zuidelijke toegangsweg tot het dorp. Onderwijl werd snel een stuk PAG in stelling gebracht tegen een door de Duitsers met gevorderde auto ??s gefabriceerde verschansing van waarachter op de Nederlanders werd gevuurd. Met de pantsergranaten kon men echter niet veel uitrichten, en brisantgranaten had men niet voorhanden. De parachutisten hadden zich eveneens langs de weg en bij de spoorlijn ingegraven. Toen ook twee zware mitrailleurs werden ingezet, trokken de Duitsers sprongsgewijs terug.

Inmiddels had de 1e luitenant Scheijgrond zich gemeld bij de CP van kapitein Mol, en deze kreeg direct instructie met zijn sectie de boerderij Lochtenburg [zuidwest van Moerdijk] te gaan bezetten. [123] Deze locatie was tot kort daarvoor door twee secties 12MC plus de 1e sectie van 3-III-28RI bezet geweest, maar deze hadden zich naar Willemstad begeven [100]. Het was de kapitein onbekend of de positie inmiddels door de Duitsers was bezet. De opdracht aan de sectie was een verstandige, want met de bezetting van Lochtenburg, Zevenbergschen Hoek en de Blauwe Sluis zou een zekere omvatting van de Duitse posities worden vormgegeven.

Ondertussen trokken de twee ingezette secties van de 2e compagnie langzaam voorwaarts het dorp Zevenbergschen Hoek in. Daarbij werd telkens strijd geleverd met de georganiseerd terugtrekkende Duitsers. Uiteindelijk liepen de secties vast aan de noordgrens van het dorp. De Duitsers hadden de aanzienlijke versterkingen aan de oorspronkelijke zuidgrens van het Bruggenhoofd ingenomen [123, 458], en beschoten vanuit die uitstekende dekkingen de nadringende Nederlanders. Het betekende het einde van de terreinwinst voor de compagnie. Kapitein Mol verplaatste zijn CP naar het postkantoor, waar eveneens een nog werkende telefooncentrale voorhanden was. Hij kon hierdoor contact houden met alle nog werkende telefoonlijnen in Noord-Brabant.[123]

Om 1100 uur was ook de 3e compagnie van het bataljon in Terheyden gearriveerd. Hoewel men het contact met de BC niet direct kon leggen ?? deze was niet op zijn post aanwezig ?? werd de compagnie opgedragen de uitvalswegen van Terheyden te beveiligen tegen vijandelijke overvallen.

Tussenbalans

Hoewel de BC zich niet bijzonder had onderscheiden bij zijn eerste tactische optreden [door vrijwel het gehele bataljon simpelweg naar Terheyden te laten optrekken onwetend van de vijandelijke sterkte en hun dispositief], maakten de Duitsers geen misbruik van de onsamenhangende opmars van de compagnie n naar Terheyden. De Luftwaffe greep niet in, en de parachutisten was het slechts te doen om bezit en behoud van het Bruggenhoofd. De BC kreeg dus kans om alsnog tactische organisatie aan te brengen nadat de eenheden zich bij Terheyden hadden verzameld. Zijn opdracht aan de 2e compagnie om vooruit te gaan en de rijksweg af te grendelen was al een eerste zet in de goede richting geweest. Hierna kregen een sectie van 3-6GB [1e luitenant Scheijgrond] en de 1e compagnie opdracht op respectievelijk ter linker en ter rechterzijde van de as flankerende posities in te nemen. Daarmee werd eindelijk vorm gegeven aan de verstandige tactische positionering van het bataljon. Kennis van de sterkte van de tegenstander had men echter nog steeds niet. Men kon hoogstens afleiden dat de Duitsers zich op de as van het Bruggenhoofd stevig genesteld hadden in de Nederlandse verdedigingsstelling rondom het Bruggenhoofd, en deze stelling nu precies konden gebruiken waarvoor hij bedoeld was: buitenwaartse verdediging.

De BC realiseerde zich al spoedig dat hij zonder enige steun van zware wapens en met tweederde van zijn bataljon verspreid over drie locaties nauwelijks progressie zou kunnen maken tegen de verschanste Duitsers.

De BC als crisismanager

De majoor Hendriksz zag zich al spoedig geconfronteerd met een loodzware taak. Hij constateerde in de omgeving van Moerdijk aangekomen dat zijn bataljon er schier alleen voor stond. Van het oorsponkelijke detachement was niemand te vinden [hoewel een klein groepje onder de luitenant P. de Jong van 2-3-III-28.RI zich zou aansluiten], een sterkte van ongeveer twee secties had zich nog niet aangesloten en een sectie was duurzaam aan zijn bataljon onttrokken [t.b.v. GBJ]. Zijn PAG ??s ontbeerden brisantmunitie [123]. Bovendien was het nog niet in staat om rechtstreeks contact te maken met de artillerie aan de overzijde van het water. De BC realiseerde zich dat hernemen van het door de Duitsers bezette bruggenhoofd voor zijn kleine en zwak bewapende bataljon een uitzonderlijke zware opgave zou zijn. Hij stelde alles in het werk om zijn manschappen van versterking te voorzien, en ging zeer voortvarend te werk [1, 122, 123]. Tussen 0900 en het einde van de middag zou het meeste van zijn aandacht uitgaan naar het regelen van versterking. De operationele leiding over de strijd liet hij grotendeels over aan zijn compagniescommandanten.

Terwijl er rondom Zevenbergschen Hoek strijd werd geleverd vond er een curieus telefoongesprek plaats tussen de kapitein Van der Kroon [KMAR, Breda aan de Batenburglaan] en de BC. Volgens het krijgsverslag van de BC vond om 0900 uur een gesprek plaats waarbij de kapitein hem attendeerde op het feit dat er Fransen in aantocht zouden zijn en dat hij als verbindingsofficier zou optreden. Majoor Hendriksz stelde echter dat hijzelf met de Fransen contact wilde maken, en reed onmiddellijk naar Princenhage alwaar hij samen met zijn luitenant-adjudant C. Lucas een ontmoeting had met enkele Franse motorrijders. Deze meldden hem dat zij contact moesten maken met de commandant van de Peeldivisie. Voor 6GB konden zij niets betekenen.

Er was in 1947 ?? toen deze melding van de C-6GB werd onderzocht - grote twijfel aan de verklaring van de majoor en zijn adjudant of het hier daadwerkelijk Franse motorrijders betrof [1]. Er werd in 1947 na onderzoekingen gesuggereerd dat het vermoedelijk om Belgische motorrijders zou zijn gegaan. Dat zou wel curieus zijn. Indien een Belgische bevelhebber om hem moverende reden contact met de Nederlandse Peeldivisie zou hebben willen opnemen, waarom dan niet een Nederlandstalige contactgroep gestuurd en waarom wel een Franstalige. Men achtte echter in 1947 de kans dat Franse motorrijders al rond 0900 in Nederlandse contreien waren vrijwel uitgesloten, en baseerde die conclusie op het feit dat de massa van het 7e Leger rond 0900 uur de zuidgrens met Belgi nog maar zeer ten dele had overschreden [rond 0600 uur Nederlandse tijd trokken de eerste Geallieerden de zuidelijke Belgische grens over] [600, 601]. Met de mogelijkheid dat een klein motordetachement vooruit werd gestuurd hield men in 1947 kennelijk geen rekening, terwijl dat alleszins tot de re le mogelijkheden behoorde. De afstand van het afwachtingsgebied in Noordwest Frankrijk tot aan Breda was immers niet meer dan 200 km [Valenciennes - Breda is 210 km]. Een afstand die een motorrijder in minder dan drie uur kon afleggen. Te meer daar een motorrijder zich veel minder gehinderd weet door volle wegen dan vierwielige transportmiddelen. En die volle wegen waren toen nog niet eens aan de orde. Bovendien lijkt het auteur dezes dat de Belgen geen enkel belang zouden hebben voor enige afstemming met de Peeldivisie, zeker niet vanuit de sector rondom Antwerpen. De Fransen des te meer. Anderzijds is het ook weer lastig te verklaren waarom er al rond 0900 uur Fransen aan onze grens zouden staan, terwijl G n ral Gamelin pas rond 0800 uur Nederlandse tijd het plan Dyle-Breda van kracht verklaarde. Onduidelijkheid dus, en er lijkt geen klaarheid te brengen in dit leerstuk. Men mag er dus met gepaste reserve vanuit gaan dat de verklaring van de drie officieren [Van der Kroon, Hendriksz en Lucas] ?? die ook naoorlogs nog eens zijn herbevestigd ?? gewoon klopt. Te meer daar hun verslagen ook in andere opzichten uiterst betrouwbaar zijn gebleken. Het tijdstip moet ook min of meer accuraat zijn geweest. Ze loopt synchroon met andere (opvolgende) gebeurtenissen.

Nadat de majoor was teruggekeerd op zijn CP, zocht hij contact met III.LK. Tussen 1030 en 1100 uur kwam dat telefonische contact met C-III.LK daadwerkelijk tot stand. Dat contact is op heel veel aspecten uiterst curieus, daarom wordt dit gedetailleerd besproken.

Generaal-majoor van Nijnatten

De majoor meldde dat zijn verzwakte bataljon [enkele grenswachten hadden zich nog niet herenigd met hun onderdelen] zich rondom het Duitse bruggenhoofd had ontplooid maar door sterke weerstand niet verder kon [123]. Dat was op dat moment overigens een overdreven voorstelling van zaken daar zijn 2e compagnie zich nog steeds voorwaarts bewoog en pas rond het middaguur muurvast kwam te zitten. De andere twee compagnie n hadden ook nog geen enkele offensieve poging ondernomen, en waren zelfs grotendeels nog in opmars naar hun toegewezen locatie. C-6GB kreeg ondanks deze voorstelling van zaken echter van zowel de sous-chef van de staf als de C-III.LK [generaal-majoor A.A. van Nijnatten] zelf te horen dat het bataljon tot iedere prijs de bruggen moest hernemen [5, 123]. De majoor werd nog wel duidelijk toegevoegd dat op steun van III.LK niet hoefde te worden gerekend. Men achtte de veiligheidsstelling van de evacuatie van III.LK over de rivieren prevalerend boven het hernemen van de Moerdijkbruggen, zo blijkt uit een verklaring van de sous-chef van de staf. Voor steun moest C-6GB zich maar wenden tot de in aantocht zijnde Fransen, zo werd gezegd. Een nogal merkwaardige lankmoedigheid die van deze gedachtegang uitging, want de Fransen waren immers nog maar net met hun voorste en meest mobiele eenheden de Frans-Belgische grens gepasseerd. En om die inzichten te dragen was geen helderziendheid nodig. Conclusie was echter dat 6.GB het maar alleen moest opknappen. Maar dat was niet alles. Toen er geen versterkingen konden worden toegezegd suggereerde C-6GB om via een alternatieve route zich te melden bij C-Zuidfront [die in feite al een maand niet meer bestond]. Daarop zou door C-III.LK nog worden teruggekomen ?

Een weinig verheffende rol van C-III.LK en zijn staf. De strategisch zeer belangrijke bruggen bij Moerdijk, waarvan men ook op de staf van III.LK mocht verwachten dat die door de Duitsers niet zouden zijn overvallen met slechts een klein stoutmoedig ploegje en waarvan men kon vermoeden dat deze niet zouden zijn aangevallen om slechts een beperkt tactisch doel te bereiken, hadden veel meer aandacht verdiend van III.LK. Die gedachte wordt versterkt als men kijkt naar de brede ontwikkeling in Oost-Brabant. Immers, staf III.LK droeg de kennis van n de zeer bedreigende penetratie van de Peel-Raamstelling door de Duitsers, n de bevelen om zowel III.LK en de Lichte Divisie over de rivieren te brengen. Men kon dus nagaan dat Noord-Brabant spoedig volkomen open zou liggen n men kon nagaan dat de Franse hoofdmacht niet binnen 24 uur ter plaatse zou zijn [5, 7]. De sous-chef noemde in zijn verklaring ter motivatie van dat besluit dat III.LK geen troepen kon missen omdat anders de flankbeveiliging van het migrerende korps in gevaar zou komen. Dat is werkelijk een bijzonder curieuze conclusie. Eventuele versterking van de offensieve kracht van 6.GB had immers niet uit de flankbeveiliging hoeven komen, maar uit de hoofdmacht van III.LK of de voor dit soort taken specifiek uitgeruste Lichte Divisie. Men besloot anders. In de wetenschap dat een zwak bewapend grensbataljon haar bescheiden kracht moest verdelen over een aantal posities en daarmee nauwelijks geconcentreerde offensieve kracht overhield, achtte men kennelijk desondanks de herneming van de Moerdijkbruggen ondergeschikt aan de eigen opdracht om het legerkorps en de Lichte Divisie in veiligheid te brengen. Alsof uit die legermacht van ruim 25,000 man geen eenheid van bijvoorbeeld enkele compagni n gemist had kunnen worden?! C-6GB moest het er in elk geval maar mee doen. Dat alles verhield zich echter uiterst gespannen met de instructie van diezelfde C-III.LK om ??tegen elke prijs ?? de Moerdijkbruggen te hernemen. In ieder geval zou die prijs dan geheel door 6GB moeten worden betaald, want C-III.LK was niet van zins zelf enigszins bij te passen ...

[7] De zaak wordt nog minder verheffend voor C-III.LK als we de verklaring voor de Enquete Commissie erbij halen van de chef-staf van III.LK [majoor A.G.J.F.M. van der Kroon]. Deze stelt [deel 1C, vragen 4399-4403] in zijn antwoorden voor de commissie op vragen terzake het bevel 'vernielen' aan 6.GB, dat de staf III.LK op 9 mei in conclaaf was gegaan met de OLZ over de kwestie van de te stellen vernielingen aan de zuidgrens van Nederland. De staf III.LK had de OLZ aanbevolen die versperringen toch te laten verrichten in geval van Duitse agressie omdat - zo zei men - de kans bestond dat de Fransen lange tijd onderweg zouden zijn voordat ze in Nederland zouden aankomen. Als intussen de Duitsers hen voor zouden zijn, zouden de versperringen aan de grens hen belangrijk vertragen. Nog los van het feit dat deze overweging wel een bijzonder gezochte is - immers welke importantie zou in een dergelijke fase en overwegende de ontruiming van Brabant nog aan dergelijke versperringen kunnen worden gehecht, zeker als men dit afzet tegen de veel grotere kans op hinder voor bondgenoten - staat het ook diametraal op de aanbeveling van sous-chef III.LK aan C-6GB om zich tot de Fransen te wenden voor versterking. Kennelijk was men in een paar uur tijd opeens van mening dat die Fransen binnen 24 uur in Nederland zouden zijn. Het had er alle schijn van dat de verplaatsting van III.LK en onder haar ressorterende troepen de volle aandacht kreeg van staf III.LK, en de rest het zelf maar moest uitzoeken. De argumentatie wist men daar in elk geval telkens wel eenvoudig bij te zoeken; consistent was deze echter niet.

Opvallend is overigens eveneens dat C-6GB tijdens het gesprek met de C-III.LK wist te melden dat zich 600-800 Duitsers in het bruggenhoofd tegenover hem bevonden [123]. Waar hij dit cijfer vandaan haalde is niet te traceren. Feit is dat het (op dat moment) hoogstens om 300-400 Duitsers ging [458]. Vermoedelijk heeft de BC op basis van de eerste weerstand geconcludeerd dat het wel om een bataljonsgrootte moest gaan. In elk geval was het een duidelijk argument naar zijn superieur om de noodzaak voor versterking te onderbouwen.

Tevens vroeg de majoor om brisantgranaten bij C-III.LK voor zijn PAG ??s. Opmerkelijk genoeg meldde C-III.LK deze niet te hebben! Wederom een antwoord dat duidde op onverantwoorde lankmoedigheid en desinteresse in de werkelijke positie waarin C-6GB zich bevond. Want natuurlijk hadden zowel III.LK als de Lichte Divisie brisantgranaten voor de PAG beschikbaar. Beide eenheden hadden een aanzienlijke hoeveelheid PAG in de gelederen en daarbij was beslist enige brisantmunitie voorhanden. Men achtte het echter kennelijk logistiek niet wenselijk om een en ander voor 6GB te organiseren. Een treurige conclusie.

[123] Na deze teleurstellende verwervingsactie bij III.LK probeerde de BC of bij de KMA onverhoopt brisantgranaten voorhanden waren, wat met ??neen ?? wordt beantwoord. Nog gaf de BC zijn pogingen voor assistentie niet op en wist via omwegen de Kantonnementscommandant [overste Mussert] van Dordrecht te bereiken. Deze antwoordde hem (naar waarheid) dat hijzelf de Duitsers nauwelijks van zich af kan houden. Tenslotte belde de majoor met Willemstad [zijn verslag meldde abusievelijk ??Willemsdorp ??] in de hoop daar contact met 3.GB te krijgen, waarvan hij de bevelen tot bezetting van dat bruggenhoofd kende. Tot zijn irritatie werd hem door de luitenant-adjudant van C-3GB [res. 1e luitenant D. Rodenburg] gemeld dat ook zij geen troepen konden missen en onder orders waren het Hollands Diep over te steken om zich onder C-Gr.Kil te stellen.

Het dispositief in de middag

1e Luitenant Janssen en zijn kleine 3e compagnie [slechts twee secties] had aan de reserve 2e luitenant A.H.Th. Dani ls een tweetal groepen moeten afstaan voor de beveiliging van de noordelijke toegangswegen van Terheyden. Met de overgebleven 50 man troepen moest de luitenant vervolgens op bevel van 1e luitenant Brogtrop [namens de BC overigens] zich naar Lage Zwaluwe begeven en dit dorp van vijand ontdoen. Onderweg werd een tweetal groepen geweerschutters achtergelaten bij twee bruggetjes over de Mark. Zodoende bleef slechts een sectie over voor de taak die wachtte in Lage Zwaluwe.

Hoewel de overgebleven sectie zich niet gesteund wist door enige zware mitrailleur en bestond uit de oudste manschappen van het bataljon, slaagde zij erin om het dorp Lage Zwaluwe aan het einde van de middag te ontdoen van de Duitse voorposten. Net als in Zevenbergschen Hoek ontweken de Duitse parachutisten het werkelijke gevecht en trokken zij zich georganiseerd terug op de oorspronkelijk Nederlandse buitenverdediging van het Bruggenhoofd. De actie had een (dodelijk) gewonde opgeleverd die viel toen een provisorische barricade op de west-oost lopende hoofdweg op een aantal Duitsers moest worden veroverd. Een daarnaast langs de Nieuwlandsche dijk hangende Swastika vlag werd door de soldaat J.G.M. Hendickx uit een elektriciteitsmast gehaald. Deze overmoedige en roekeloze actie kostte de soldaat zijn leven, want een Duitse kogel raakte hem in de rechterborst en aan deze verwonding zou hij uiteindelijk in juli 1940 door complicaties bezwijken.

Lage Zwaluwe

Door de Nederlanders werd niet nagedrongen. De luitenant besloot het open terrein westelijk van het dorp niet met zijn sectie in te trekken, en het dorp bezet te houden tot versterking zou zijn gearriveerd. Ter bevestiging van het bezetten van het dorp Lage Zwaluwe stuurde hij een soldaat naar de BC met de vlag ingepakt bij zich als bewijs van het plaatselijke succes.

In de centrale sector was weinig veranderd. De 2e compagnie onder de reserve kapitein Mol die in deze sector optrad had zich vastgelopen tegen de oorspronkelijke Nederlandse weerstandslijn die nu door de parachutisten was bezet. Door vuur uit te lokken trachtte men de Duitsers in munitienood te brengen, maar van offensieve actie vanuit het dorp zelf kwam het niet meer. Twee secties bevonden zich in het dorp aan de noordgrens, terwijl twee andere secties zich aan de oostgrens bevonden. Die twee secties onder de reserve 1e luitenant J. Betram kregen van kapitein Mol opdracht om, uitgaande van de Bloemendaalse dijk, in een breed front op te rukken naar het noorden.

Toen de secties zich in beweging zetten vanaf de Bloemendaalse dijk, werden zij spoedig onder vuur genomen vanuit de bruggenhoofdstelling aan de Lendekensdijk. Hierop liet de luitenant het verband nog groter maken en omzichtig optrekken. Zonder dat bijzonder veel vuur werd ontvangen bereikte men onder dekking van de eigen lichte mitrailleurs zelfs de oorspronkelijke Nederlandse weerstandlinie aan de Lendekensdijk waaruit de Duitsers zich hadden teruggetrokken. Nadat men over en door de prikkeldraad versperring was gekomen, trokken de secties zelfs nog verder voorwaarts de polder in. Men was binnen in het oorspronkelijke bruggenhoofd gekomen!

Enkele tientallen meters verder echter sloeg vanuit de noord-, west- en oostzijde vijandelijk infanterievuur in. Enkele soldaten raakten gewond, en de luitenant besloot het open terrein te verlaten en terug te gaan op de stellingen aan de Lendekensdijk. Van daaruit ontstond een levendig vuurcontact met Duitsers die posities hadden ingenomen aan de Streeplandscheweg, waar enkele Nederlandse mitrailleurnesten waren gebouwd. Dezelfde posities die de secties in het dorp een verdere voortgang ontzegden. Het front was nu ook aan deze zijde van het dorp bevroren.

De 1e compagnie onder de 1e luitenant Brogtrop had bevel gekregen om de centrale sector van de rechterzijde van het bruggenhoofd te bezetten en van daaruit te ageren tegen de parachutisten. Hij had ondersteuning van een sectie zware mitrailleurs en PAG. Om zich een goede uitgangspositie te verschaffen diende de compagnie zich te vermeesteren van het gehucht Blauwe Sluis, dat precies in een diagonale lijn tussen Zevenbergschen Hoek en Lage Zwaluwe in lag. De compagnie zou als zodanig op haar linkerflank de 2e compagnie weten en op haar rechterflank de sectie van de 3e compagnie.

Toen de compagnie het gehucht naderde stuurde de luitenant een groep ter verkenning voorwaarts. Die groep meldde even later de voor hen liggende buitenverdediging van het bruggenhoofd [langs de Meetvliet bij de Jonkershoef] bezet door de parachutisten. Inderdaad ontving de voorste sectie aan de noordzijde van het gehucht infanterievuur. De sectie ging over tot een aanvalsformatie, waarbij de drie lichte mitrailleurs in stelling werden gebracht voor de noodzakelijke vuursteun. Hierbij werd een der mitrailleurschutters ?? de soldaat J.A. de Kroon ?? door een schot in het hoofd gedood. Twee groepscommandanten en een soldaat werden tijdens de ontplooiing van de aanvalsformatie gewond. Hierop liet de luitenant de voorste sectie terugtrekken in het gehucht en werd op grotere afstand vuurcontact onderhouden met de parachutisten. Aan de zuidzijde van het gehucht werd de sectie zware mitrailleurs niet ingezet als ondersteuning voor de infanterie, maar op hoge affuit tegen luchtdoelen opgesteld. De inzet van PAG was zinloos, daar men slechts pantsergranaten ter beschikking had.

De sectie van 1e luitenant Scheijgrond had zich onderwijl op bevel van kapitein Mol op weg begeven naar Lochtenburg aan de linkerzijde [westzijde] van het bruggenhoofd, bij de Rode Vaart. Langs de Zeedijk, Platse Dijk en de Rode Vaart, deels dekkend achter de dijk, wist de sectie uiteindelijk de stellingen bij de boerderij de Lochtenburg te bereiken. Alvorens men de positie werkelijk innam, nam de luitenant een groepje parachutisten waar die zich haastig van de Lochtenburg verwijderden en langs de weg naar Moerdijk wegrenden. In de stelling gekomen vond men verspreid Duitse munitie.

Stafkaart deel Bruggenhoofd Duitsers

De luitenant stelde twee zijner mitrailleurs op ter beveiliging van zijn positie en liet enkele groepen soldaten de boerderijen en stalgebouwen uitkammen op mogelijk achtergebleven Duitsers. Men vond alleen Nederlandse uitrustingsstukken van de eerder hier gekwartierde onderdelen. Merkwaardig is dat de luitenant opmerkt in zijn verslag dat hij niet alleen last had van Duitse kogels die om zijn oren vlogen, maar dat ook PAG granaten vanuit Zevenbergschen Hoek op zijn positie werden afgeschoten.

Uiteindelijk betekende de ontplooiing van het bataljon zoals dat rond 1600 uur vormgegeven was dat het Duitse bruggenhoofd vast in een greep was genomen. Tegelijkertijd was duidelijk dat de vier posities rondom het bruggenhoofd nauwelijks de man- en vuurkracht zouden hebben om een krachtige aanval te ontplooien. De beide uitersten waren slechts door een sectie infanterie bezet met open veld voor zich. De beide centrale posities waren elk door een compagnie bezet, met alle ondersteuningswapens daarbij ingedeeld. Maar juist die beide compagnie n hadden ook de vijandelijke concentratie verdedigers tegenover zich, die gebruik konden maken van de vrij goed voorbereide Nederlandse veldversterkingen op de as van het oude Nederlandse bruggenhoofd. Zodoende was een patstelling ontstaan. De BC ?? zo werd al duidelijk ?? had dit vastlopen van de offensieve kansen eerder al voorzien. Er zou steun moeten komen.

De artillerie

Ondertussen had de majoor Hendriksz wederom contact opgenomen met C-III.LK en verzocht om luchtsteun. Hij gaf daarbij aan dat de Duitsers zich verschanst hadden in de oude Nederlandse posities en dat zonder luchtsteun geen vooruitgang geboekt zou kunnen worden. Of C-III.LK ervoor kon zorgen dat de posities tegenover Zevenbergschen Hoek konden worden aangevallen? Men zou kijken wat men kon doen. En inderdaad werd het verzoek doorgeleid aan het Hoofdkwartier van het Veldleger met het precieze verzoek tussen 1600-1610 uur de aanval uit te voeren. Aldus werd teruggerapporteerd aan C-6GB die op zijn beurt bevelen uitgaf om direct na het bombardement de aanval in te zetten vanuit alle posities. Dat bevel kwam echter niet bij iedere positie als zodanig aan.

Ook trachtte men contact te krijgen met de artillerie op het Eiland van Dordt en in de Hoekse Waard. Dat kon slechts indirect, want de verbinding via de Moerdijkbruggen was afgesloten. Vanuit Hoekse Waard had de Staf 23RA [AC Groep Kil, luitenant-kolonel T. Ziedses des Plantes] op haar beurt al in de ochtend getracht een waarnemer met een in het Nederlandse leger schaarse ultra korte golf [UKG] zender over te zetten naar het dorp Moerdijk, in het (vroege) besef dat met de inname van de beide bruggen bij Moerdijk telefonische correctie van af te geven vuren vrijwel onmogelijk zou worden. Toen echter de waarnemer zich wilde gaan inschepen, bleek al dat het bruggenhoofd Moerdijk vermoedelijk gevallen was. Hij begaf zich weer naar zijn afdeling [I-23RA] alwaar hij in een waarnemingspost bij de Dordse Kil werd geplaatst [ ??Bouwlust ??]. Van daaruit zou hij nog betrokken raken bij diverse vuren die ten zuiden van het Hollands Diep zouden worden gegeven.

Ondertussen kreeg men elders ook een beter beeld van de toestand van het zuidelijk landhoofd bij Moerdijk. Belangrijk hierbij was de meldende rol die de C-6.GB speelde door diens repeterende contacten met de staf van III.LK. De laatste stond op haar beurt in verbinding met HKV [Hoofdkwartier Veldleger], en de laatste kon via de OLZ weer C-VH inlichten. Rechtstreek contact hadden de HKV en C-VH niet. Zodoende kon in de middag van 10 mei rond 1430 uur de C-Gr.Kil van C-VH vernemen dat het gehele Bruggenhoofd Moerdijk in Duitse handen was en door circa 500 Duitsers bezet werd gehouden. Bijzonder echter is dat het stafverslag van de Groep Kil notitie maakt van het feit dat hen in een later gesprek met C-VH, rond 1600 uur, pas bekend wordt gemaakt dat C-6GB van C-III.LK opdracht had ontvangen tot hernemen van de Moerdijkbruggen in het zuiden. Overwegende dat C-III.LK al tussen 0600 en 0700 dit bevel aan C-6GB aan HKV kenbaar had gemaakt, bleek wel een heel lange periode noodzakelijk om de volgende twee hobbels te nemen en C-Gr.Kil te informeren.

De artillerie ?? met name de oude stukken van 25AA ?? had ondertussen al zijn woordje gesproken. Al rond 0600 uur had de afdeling met haar drie batterijen vuren uitgebracht op de noordelijke en zuidelijke landhoofden van beide bruggen, waarbij overigens enkele Nederlandse krijgsgevangen gewond waren geraakt [twee dodelijk] en eentje onmiddellijk sneuvelde.

Het was even na 1700 uur dat vanuit de CP in Terheyden contact kon worden gemaakt met Groep Kil. Hierop werden gewenste vuren afgesproken tussen 6GB en de Gr.AC voor de zone tegenover Zevenbergschen Hoek en Lage Zwaluwe. Voor deze vuren, die vrijwel allen zouden liggen op de weerstanden van de Duitse bezetting in de oorspronkelijke buitenverdediging, werden de drie batterijen 15 lang 24 van 25AA en de twee batterijen 7-veld van II-23RA aangewezen. Opgemerkt dient te worden dat van de twaalf stukken van 25AA er inmiddels vijf duurzaam waren uitgevallen. Bovendien vielen de vuren voor de oude stukken 15 lang 24 vrijwel allemaal in het uiterste spectrum van het bereik. Dat zou voor de zuiverheid van de vuren, met vooral oude drijfladingen, weinig kans op precisie bieden. Vanuit Terheyden werd echter toegezegd vuurcorrecties telefonisch door te geven.

In totaal zouden twaalf vuren worden afgegeven door de artillerie, die allen uitgerekend hadden moeten worden op basis van kaartvuur. Voorbereide vuren immers hadden allen voor de hoofdweerstand gelegen, de zone die nu juist als uitvalsgebied voor 6.GB gold. De vuren zouden allen tussen 100600 [10 mei, 0600 uur] en 110115 worden afgegeven.

Voor een goed overzicht worden de vuren hieronder in tabel uiteengezet:

No Breedte Lengte Doel Diepte Bt.
1 101,32 411,60 Haven Zevenbergen 3 afstanden 3
2 102,00 413,18 Zuidwest rand Moerdijk 2 afstanden 3
3 103,33 413,70 Landhoofd verkeersbrug 2 afstanden 3
4 103,96 413,64 Landhoofd spoorbrug 2 afstanden 3
5 107,02 414,41 Kruispt Pr Louisa Polder 2 afstanden 3 met 100 m p.st.
6 107,07 414,86 Dijk NW Lage Zwaluwe 2 afstanden 3
7 105,08 410,37 Bredasche dijk W v spoor 2 afstanden 3
8 102,72 408,46 Bruiningsedijk 2 afstanden re. bt.
9 101,79 409,96 Rode Vaart t.o. stoomgemaal 2 afstanden re. en mi. bt.
10 101,14 410,86 Lochtenburg vast 3 met 100 m p.st.
11 106,56 411,18 Landekensdijk vast 3 met 200 m.p.bt.
12 106,34 411,72 Landekensdijk noord vast 3 met 200 m.p.bt.


In de tweede en derde kolom worden de kaartcoordinaten gegeven op basis van de vierkanten op de militaire stafkaart. De doellocatie is daarnaast gegeven in de vierde kolom. De volgende geeft aan of het vuur in diepte werd verlegd of dat een vaste diepte werd aangehouden. In de laatste kolom wordt vermeld welke batterijen deelnamen, eventueel met toevoeging van de breedteverdeling per stuk of per batterij. Ter indicatie '3 met 200 m.p.bt' betekent dat een vuur per batterij werd afgegeven waarbij ieder van de drie batterijen een maximale breedte aanhield van 200 meter waarop de lagen zouden neerkomen.

Een deel van deze vuren werd al afgegeven voor 6.GB contact maakte met de Gr.AC. Opvallend zijn enkele vuren, zoals no. 5, 6, 8, 9 en 10. Deze vuren zullen we nog tegenkomen. Ze lagen immers op eigen troepen!

De Militaire Luchtvaart

[8] Het eerste verzoek dat de ML deed aan zijn schaarse middelen om te interveni ren bij Moerdijk, werd om 1510 uur gedaan door de C-Lvd bij de goed uitgeslapen majoor-vlieger F. Raland, commandant van de IIIe Verkenningsgroep q.q. commandant van vliegpark Ruigenhoek bij Noordwijkerhout. De majoor had het onnodig gevonden om op de hem in de avond van 9 mei aangedragen informatie het vliegend personeel stand-by te hebben om 0315 uur. Aldus had het personeel de Duitse invasie slapend ondergaan, terwijl de officieren zelfs in hun kwartieren in Noordwijkerhout hadden gelegen. Op Ruigenhoek landende D-XXI's en T-V'n waren een 'wake-up call' voor de officier van de wacht. Zodoende kwam het - gelukkig niet ontdekte en dus niet aangevallen - vliegpark nadien snel tot leven, wat leidde tot een groot aantal gevlogen aanvalssorties in het westen.

Kort na 1500 uur kwam het verzoek om het zuidelijke bruggenhoofd bij de verkeersbrug te bombarderen. Majoor Raland selecteerde daarvoor drie Fokker C-V'n, elk met vier bommen van 25 kg. De instructie werd gegeven dat eigen troepen zich op de lijn Blauwe Sluis - Zevenbergen bevonden, welke instructie accuraat was. Na de bommen op het zuidelijke bruggenhoofd te hebben geworpen dienden de drie toestellen het noordelijke bruggenhoofd met de boordwapens ( n frontale 7,9 mm mitrailleur vast, n bediende achter) te beschieten.

Toestel Vlieger Waarnemer
592 Res. kapt.-wn C.G.R. van Marcelis Hartsinck (c.) Res. 1e lt-vl H. Linschoten
605 Res. kapt.-wn D.F.E. Meerburg Res. sgt-vl A.P. van Roon
622 Res. 2e lt-wn A.P. de Pauw Res. sgt-vl A. Muller


De toestellen startten om 1605 uur van Ruigenhoek (bij Noordwijkerhout). In scheervlucht bereikte men, via de druk bevlogen trechter bij Rotterdam, ongezien het bruggenhoofd, waar naar voldoende hoogte werd opgetrokken. De parachutisten beschoten de kleine Fokkers hevig met mitrailleurs. Haastig werden zonder erg veel doelgerichtheid de bommen afgeworpen en omgedraaid, waarbij echter de 622 door schade aan de motor een noodlanding moest maken. Bij Hoge Zwaluwe werd het toestel neergezet, waarbij de beide vliegers zich later in goede gezondheid te Breda zouden melden en telefonisch de afloop konden rapporteren. Aan Duitse zijde was het bombardement ook opgevallen en meldde men inderdaad een toestel te hebben neergeschoten en dat de lichte bommen buiten de stelling vielen [458]. Opvallend genoeg werd het tweede bombardement (zie onder), met zwaardere bommen, in het verslag van de 7e Kompanie totaal niet besproken. Vermoedelijk omdat daarbij een iets noordelijker koers werd ingezet door de Nederlandse aanvallers en dit meer in de sector van 8./FJR.1 terecht kwam. Een andere verklaring is niet zo snel te geven. [464] Het bataljonservaring rapport meldt de activiteit van Nederlandse aanvalsvliegers slechts in algemene zin.

[8] Het commando Luchtverdediging in Den Haag gaf rond 1530 uur opdracht aan de C-Strat.Ver.V.A. [Strategische Verkenningsvliegtuigen Afdeling, commandant kapitein-vlieger waarnemer J. van der Werff] te Bergen om middels een bomaanval een offensieve actie van 6.GB ten zuiden van de Moerdijkbruggen te ondersteunen. Hiertoe wist de C-Strat.Ver.V.A. vijf toestellen gereed te stellen en uit te rusten met acht mijnbommen van 50 kg elk.

Voor de aanval werden vijf C-X strategische verkenners geselecteerd, te weten de 705, 711 t/m 714. Ze werden als volgt bemand:

Toestel Vlieger Waarnemer
705 Ritm-vl. J. Hoytema van Konijnenburg (c.) Res. 1e lt-wrn A. van Rijn
711 2e lt-vl. H. Asjes Res. 2e lt-wrn H. van der Heyden
712 Res. sgt-adsp.res.off-vl. R. van Luijk Res. 2e lt-wrn G. Salom
713 Sm-vl. W. Warnaar Res. 2e lt-wrn J. ten Holder
714 Res. sgt-vl. D. Roxs Res. 2e lt-wrn R. Lewis


Toen de toestellen gereed stonden voor vertrek en een voor een vertrokken [1640 uur] bleek boven het verzamelpunt Alkmaardermeer dat de vluchtleider met zijn toestel 705 niet was opgestegen. Hierop besloot de opvolger, de 711, te gaan landen om te vragen wat de instructie nu zou zijn. Verbinding met de grond kon door de toestellen niet worden gemaakt. De andere drie toestellen zouden zonder de twee achterblijvers naar het doel vliegen.

Zodoende waren de 712 t/m 714 o.l.v. toestel 713 onderweg gegaan en werd via de huisje-boompje-beestje methode [scheervlucht op ettelijke meters boven de grond] via Schiphol en de oostrand van Gouda rechtstreeks op Moerdijk aangevlogen. Zonder door de Luftwaffe te worden opgemerkt, bereikten de drie C-X ??s tenslotte de zuidelijke landhoofden van de beide bruggen.

De drie toestellen verspreiden zich en bom voor bom werd precies afgeworpen op de stellingen langs de Bredasche dijk en de Streeplandsche weg. Hierna mitrailleerden de toestellen de Duitse posities. Onder de Duitse troepen ter plaatse ontstond korte tijd verwarring. Op diverse plaatsen zetten zij het op een lopen, wat gedeeltelijk door de Nederlandse troepen kon worden uitgebuit. E n Duitser werd gedood, Waffenrevisor Weinmann van de Stab II./FJR1 [482].

Nadat de drie toestellen hun bommen hadden afgeworpen [ n bom bleef hangen] keerden zij via dezelfde weg terug, en kwamen boven Alblasserdam de eenzame C-X 711 van luitenant Asjes tegen. Die was tenslotte alleen om 1715 uur op weg gegaan nadat gebleken was dat de 705 wegens een weigerende waarnemersmitrailleur niet zou vertrekken. De 711 nam twee Duitse opstellingen onder vuur in de zuidelijke hoek van het bruggenhoofd, maar bij dit toestel bleven twee bommen aan de rekken hangen wegens weigerende mechanica.

Alle toestellen keerden veilig terug op Bergen. De eerste drie landden weer om 1800 uur, en de 711 kwam om 1830 weer binnen. Ze hadden gevieren 29 bommen van 50 kg afgeleverd, en deze vrijwel allemaal bovenop de geselecteerde doelen afgeleverd.

Zoals al bij de bespreking van de C-V aanval aangegeven, maakten de Nederlandse luchtaanvallen niet heel veel indruk. Dat enkele Duitse buitenposten zich terugtrokken tijdens de luchtaanvallen aan het einde van de middag, kan net zo goed in verband staan met het toen evenzo dalende artillerievuur gecombineerd met de oprukkende formaties van 6.GB. De zeer marginale ruimte die het gebeuren in de Duitse verslagen krijgt, alsmede het ontbreken van enige verwijzing naar slachtoffers (behalve de wapenhersteller, die omkwam ten tijde van het bombardement), maakt het aannemelijk dat e.e.a. niet al te veel operationele uitwerking had. In elk geval konden de grondtroepen van afgedwongen operationele ruimte niet profiteren.

De late middag en avond

De BC had zich tijdens een van zijn verplaatsingen opeens gerealiseerd dat er zich bij zijn staftrein wel erg veel manschappen bevonden. Hij constateerde tot zijn ongenoegen dat er zich van de 3e compagnie zo ??n 30 man bij de trein bevonden die in feite gevechtstaken hadden, waarvan zij zich actief drukten. Bovendien zag hij in een vrachtwagen drie intacte lichte mitrailleurs liggen. Hij verordonneerde de 30 man zich onmiddellijk bij hun onderdelen te vervoegen onder medeneming van de mitrailleurs en munitie.

Aan de linkerzijde van het bruggenhoofd was de sectie van de luitenant Scheijgrond gereed gesteld voor een aanval op het bruggenhoofd. Hier was een ordonnans aangekomen met de mededeling dat eigen vliegtuigen en artillerie zouden ondersteunen en dat gebruik makend van die ondersteuning terreinwinst geboekt diende te worden. De luitenant zorgde ervoor dat zijn manschappen gereed waren voor een beweging voorwaarts, maar de luchtaanval verliep teleurstellend voor hen. De vier aanvallende C-X ??n lieten allen hun bommen op de Duitse stellingen in de zuid en zuidoost hoek van het bruggenhoofd vallen.

Moerdijk

Vlak na de luchtaanval begon de artillerie inderdaad te vuren, maar tot ontzetting van de luitenant vielen de granaten allemaal rond zijn eigen positie. Hoewel het geen enkel slachtoffer veroorzaakte was duidelijk dat van stormrijp schieten van de Duitse stellingen geen enkele sprake was. Zodoende optrekken over de open vlakte voor hen zou zelfmoord zijn geweest.

In de centrale sector had men met veel genoegen de Duitsers zien gebombardeerd worden. De stemming onder de manschappen der 2e compagnie werd er bepaald beter op nu Nederlandse vliegtuigen even het luchtruim domineerden. En de voorste manschappen namen waar hoe hier en daar Duitsers op de loop gingen voor de neerduikende C-X ??n. Ook de 2e compagnie was ge nstrueerd voorwaarts te gaan als het artilleriebombardement zou aanvangen. Het zou er echter niet van komen.

De beide secties onder de luitenant Bertrams ?? die aan de oostzijde van Zevenbergschen Hoek in de stelling aan de Landekensdijk lagen ?? werden zelfs juist teruggenomen uit die stelling in anticipatie op het verwachte eigen artillerievuur. De compagnie trok terug naar een boederij aan de weg tussen de Landekensdijk en Strooidorp, circa 1,000 meter van de dijk. De vuren die echter spoedig door II-23RA zouden worden afgegeven lagen niet dekkend. Zij vielen beduidend achter de dijk. De reden waarom op deze locatie werd gevuurd is vermoedelijk het feit dat op de staf van 6.GB men niet op de hoogte was dat twee secties daadwerkelijk al enkele uren n het bruggenhoofd op precies de Landekensdijk waren doorgedrongen. Het aangevraagde vuur was daarom op de gehele zuid en zuidoostelijke (oorspronkelijke) bruggenhoofd verdediging ingemeten. Dat inmeten ?? dat middels kaartvuur werd verricht ?? bleek echter geen succes. Het doel werd beduidend overschoten, en zodoende landden sommige granaten zo ??n 500-700 meter voorbij het doel. Daarbij viel op dat het vuur verlegd werd van noord naar zuid, in plaats van zuid naar noord. Kennelijk was men zich vergeten te realiseren dat de Nederlanders van zuid naar noord zouden opdringen! Hoewel de luitenant Bertrams zich persoonlijk aan de CP van kapitein Mol vervoegde met het verzoek tot correctie van de vuren richting noordwest, werden die niet meer afgegeven. De luitenant vond het daarom verstandig om niet voor de volgende morgen wederom voorwaarts te trekken naar de dijk.

De secties in Zevenbergschen Hoek zelf hadden ondertussen steeds vuurcontact met de Duitsers onderhouden. Hierbij werd aan Nederlandse zijde op een gegeven moment een van de zware mitrailleurs, die opgesteld stond op de eerste etage van een woonhuis, uitgeschakeld door treffers op de mantel. Het koelwater liep eruit. Direct werd het wapen door een sergeant op een motor afgevoerd en naar Breda gebracht voor herstel. Het zou de volgende dag gerepareerd terugkomen. Een mogelijkheid om voorwaarts te gaan werd aan de beide secties niet geboden. De Duitsers bleven gedisciplineerd in hun posities zitten ondanks de bombardementen.

Aan de rechterflank ?? centraal ?? lag de 1e compagnie bij Blauwe Sluis tegen de Duitse stellingen aan. Hier smaakte men ook het genoegen de Nederlandse toestellen te zien neerduiken op de vijand, maar het vlak daarop volgende artillerievuur viel bovenop de eigen sector. De compagnie week tijdelijk uit om het eigen vuur te ontlopen, en trok naar het oosten om tenslotte naar Lage Zwaluwe te trekken.

Op de uiterste rechterflank lag de sectie onder de luitenant Janssen nog steeds aan de noordzijde van het dorp. Tijdens de diverse artilleriebeschietingen keek men uit naar de ondersteuning van het eigen frontdeel, tot opeens de 1e compagnie in Lage Zwaluwe verscheen. Deze had Blauwe Sluis ontvlucht wegens de op de eigen stelling liggende Nederlandse vuren. Later op de avond zou de compagnie zich weer omzichtig richting Blauwe Sluis terugbewegen.

De Duitsers hadden inmiddels vanuit het noorden enige pioniers [1./PiBtl 22.LL] als versterking gekregen. Ze hielpen 's nachts met het inrichten van stellingen, het maken van versperringen en het leggen van anti-tank mijnen op de doorgaande wegen. Vooral werd een stelling gebouwd die vlakbij de bruggen lag. Daarbij werden enkele stellingen die op de dijk en direct bij de bruggen werden voorbereid niet afgemaakt omdat het Nederlandse artillerievuur hier te hinderlijk was. Bij die beschietingen vielen ook enkele gewonden overigens. De beide 6-veld kanonnen werden door de Duitsers als versterking in de stellingen gebracht. Een stuk in het zuiden, en het andere in de haven van Moerdijk.

De versterking met enkele pioniers werd voorafgegaan door het afstaan van de mortiergroep van 7./FJR1 [5 cm mortieren] en een gevechtsgroep [Trupp Gajewski], die naar Tweede Tol werden verordonneerd. Overigens blijkt uit de wijze waarop de 5 cm mortieren over de J ger Z ge waren verdeeld, dat de Schwere Zug binnen 7./FJR1 was verdeeld over de gewone pelotons. Wederom een afwijking van de organieke indeling.

In de late middag formeerden de Duitsers een sterke stelling. Het rechter (westelijk) deel van het bruggenhoofd werd door 7./FJR1 bezet. Het linkerdeel door 6./FJR1. In het centrum aan weerszijde van de spoorbaan, in de oude stellingen der Nederlanders, lag voor de beide andere compagnie n 8./FJR1 met haar acht zware mitrailleurs. Alleen de 5e Kompanie was aan de noordzijde van de bruggen. Het hoofdkwartier van II./FJR1 werd ingericht aan de rechterkant van de autoweg, op zo'n 300 meter zuidwest van de verkeersbrug. II./FJR1 had beperkte verliezen geleden. Over de gehele meidagen zouden zij 60 man aan doden [29 man] en gewonden [31 man] verliezen [464]. Op een handvol na, vielen die op 10 mei in de ochtend. Met drie compagnie n (min twee groepen en min slachtoffers) aan de zuidzijde, betekende het dat zo'n 300 - 325 man het bruggenhoofd bemanden. Na versterking met een Zug pioniers liep dat aantal op naar de 340-365 man. Zij hadden echter op een tweetal Panzerbuchsen na, geen pantserbestrijdingsmiddelen, wat hen zeer kwetsbaar maakte [458,464]. Omdat ook de mortieren van 8./FJR1 'thuis' gelaten waren, betekende het dat aan zware wapens - met uitzondering van de veroverde Nederlandse stukken - niets voorhanden was [464].

Slotbalans

De dag eindigde voor 6GB met een volslagen mislukt aanvalsplan. Dat was 6GB nauwelijks verwijtbaar, hoewel sommige van de lokale bevelhebbers niet door doortastendheid uitgeblonken hadden. De afstemming met de artillerie aan de overkant van het water was ?? om onbekende redenen ?? uitgelopen op een fiasco.

Hoewel uit de overdaad aan voorliggende bronnen niet betrouwbaar is te reconstrueren waar de veelheid aan fouten in de afgegeven vuren aan te wijten is, kan zonder enig voorbehoud worden opgemerkt dat de diverse verantwoordelijke artilleriecommandanten ?? de Gr.AC voorop ?? niet bijster intelligent hadden opgetreden. Zo duidde het verdiepen van de vuren van noord naar zuid op weinig inlevingsvermogen in de status van het slagveld. Een bataljon dat immers aanviel op het bruggenhoofd vanuit het zuiden zou slechts bij een barrage van zuid naar noord zijn gebaat. Dat een tegengesteld patroon bij alle vuren tussen 1800-1930 werd gezien, lijkt te duiden op een verkeerde instructie vanuit de Gr.AC en in elk geval op weinig tactisch vernuft bij zowel Gr.AC als C-II-23RA. Het was niet anders.

De dag was voor C-6GB een bijzonder hectische geweest. Het bataljon bevond zich zonder enige voorbereiding daartoe opeens geheel ge soleerd regelrecht in de frontzone, zonder dat het bataljon uitgerust was voor een actieve fronttaak. Het bataljon was lange tijd beduidend onder sterkte wegens de vele gedetacheerde groepen, beschikte niet over verbindingsmiddelen, had een bijzonder kleine staf en bovenal nauwelijks enige ondersteuningswapens. Van de ondersteuningswapens die het had, waren de PAG ??s alleen geschikt voor pantserbestrijding wegens ontbreken van brisantgranaten. Het enige relatieve voordeel was dat het gehele bataljon mobiel was en daardoor snel kon verplaatsen.

De dag was begonnen met het feit dat 6.GB door de C-III.LK niet betrokken was geweest bij de paraatheid die voor een groot deel van het Veldleger wel verordonneerd was. Nadat de oorlogstoestand was ingetreden kwam het controversi le bevel tot vernielen van de objecten aan de zuidgrens en het stellen van de permanente hindernissen. Spoedig daarop de voor de BC verrassende opdracht dat hij onmiddellijk de door de Duitsers veroverde Moerdijkbruggen moest heroveren. Deze voor de BC razendsnelle escalatie noopte hem om zijn eerste tactische bevel te overhaasten. Hij liet zich misleiden door de terzake operationele leiding kwaliteitsarme staf van III.LK en beval zijn verspreide compagnie n, met hun eveneens verspreide wacht- en vernielingsdetachementen, op eigen gelegenheid naar Terheyden te trekken om hen aldaar nadere tactische bevelen te geven. Verstandiger was geweest de compagnie n eerst te Ginneken te verzamelen en hen aldaar tactische bevelen te geven voor de opmars naar het bruggenhoofd Moerdijk. Onderwijl hadden vanuit de direct bij de CP gestationeerde verbanden eenvoudig enkele snelle verkenningsgroepen georganiseerd kunnen worden voor de noodzakelijke aftasting van het Duitse dispositief. Dat gebeurde dus niet, en daarmee maakte de majoor Hendriksz een tactische fout. Een fout echter die gelukkig niet werd afgestraft.

Daarna onderscheidde deze BC zich echter nadrukkelijk met zijn kundige operationele optreden en zijn vasthoudende inspanningen om zijn bataljon haar doel te laten bereiken. Vanuit Terheyden zorgde hij spoedig voor een tactische verstandige omvatting van de Duitse zone. Hij deed zijn uiterste best om versterkingen te krijgen en probeerde luchtsteun en artillerieondersteuning te regelen. Hij slaagde daarin wonderwel, maar een goede afstemming met de artillerie werd niet bereikt. Desalniettemin toonde de BC dat enkele uren oorlog hem bewezen als een degelijke veldcommandant.

Van de drie compagnie n kan men ook stellen dat zij zich relatief goed gehouden hadden. Ook in deze sector bleek wat elders ook spoedig zou blijken. De Nederlandse soldaat geleid door een kundig en moedig (onder)officier hoefde niet onder te doen in doortastendheid en vasthoudendheid aan de gemiddelde tegenstander. Het bleek dat de goed geleide verbanden prima in staat waren hun vuurdoop te verwerken.

De eerste echte vuurcontacten op de uitvalsweg van Terheyden naar Zevenbergschen Hoek hadden nog een aarzelend optreden van enkele officieren en manschappen laten zien, maar spoedig lieten dezelfde eenheden in en om Zevenbergschen Hoek zien dat zij ondanks vijandelijk vuur voorwaarts durfden te blijven optreden. Zodoende werd de tegenstander teruggedrongen in de oorspronkelijke Nederlandse hoofdweerstand.

Anderzijds moet dat resultaat niet worden overdreven. De Duitsers hadden duidelijk tot doel om de Moerdijkbruggen te behouden tot dat XXVI.AK zou arriveren. Hoewel ook de Duitsers de hoofdweerstand van de Nederlanders natuurlijk graag zouden willen benutten voor verdediging van de perimeter, was dit geen halszaak. De Duitse officieren ter plaatse waren zich natuurlijk heel goed bewust van het feit dat de gehele acht kilometer lange buitenverdediging met de slechts kleine 400 man troepen nauwelijks hardnekkig verdedigd kon worden. Zij kozen daarom een zwaartepunt langs de as van het bruggenhoofd, omdat daar de hoofdwegen liepen. De flanken lieten zij slechts zeer dun bezet, met uitzondering van de posities langs de binnenwegen. De open vlakte ertussen werden slechts met machinegeweren bestreken en zodanig afgesloten. Op die wijze kon men met de weinige verdedigers toch een effeciente afsluiting van het bruggenhoofd bouwen. Het teruggaan van de posten in Zevenbergschen Hoek, bij Lochtenburg en in Lage Zwaluwe moet daarom niet gezien worden als het 'lokaal verslaan' van de Duitsers. Het was door de Duitsers voorbereid en weloverwogen operationeel handelen om terug te vloeien op de buitenverdediging van hun perimeter als er druk op de voorposten zou komen. Een logische handelswijze.

En die buitenverdediging van de Duitsers werd het weinig lastig gemaakt door de Nederlandse infanterie. Hoewel enkele aarzelende offensieve acties werden ingezet, was het simpele feit van vijandelijk vuur voldoende de dekking weer in te nemen. Opvallend is echter dat hier en daar de Nederlanders desondanks eenvoudig toegang werd geboden om in de oorspronkelijke eigen hoofdweerstand binnen te dringen. Zo slaagden twee secties van 2-6GB erin om een aanzienlijk deel van de Landekensdijk te bezetten zonder dat de Duitsers hiertegen optraden. Maar een verdere voorwaartse verdediging zou stuiten op de Duitsers die langs de straatweg in de mitrailleurnesten bij de Streeplandseweg positie hadden. In Lage Zwaluwe was na het bereiken van de zuivering van het dorp de koek ook op. Men waagde zich niet aan een verdere opmars. Zo ook aan de linkerzijde bij Lochtenburg. Men had de Duitsers uit de stellingen aldaar zien teruggaan, deze zelf ingenomen, om vervolgens te wachten op dat wat komen ging. Toen eenmaal de bommen op de Duitsers vielen en de artillerie begon te vuren, kwam vrijwel geen onderdeel in voorwaartse beweging. De daadwerkelijke wil en aanvaarding om ondanks de onvermijdelijke slachtoffers voorwaarts te gaan, was er nog niet bij de Nederlanders. De dag werd dan ook afgesloten met slechts twee doden en enkele gewonden bij 6.GB. Voor een offensief opererende eenheid geen heel zwaar offer ...

Dat gezegd hebbende kan slechts geconcludeerd worden dat 6GB tactisch niets meer bereikt had op 10 mei dan een stevige greep te formeren rond de Duitse perimeter. Daarmee was een eerste stap tot een offensief tegen diezelfde perimeter gezet. Men zou echter voor dat offensief liever op effectieve steun van de artillerie of de Fransen wachten dan het risico te lopen dat een aanzienlijk offer moest worden gebracht wegens een zuiver tirailleursaanval. Zoveel was wel duidelijk.

Voor de vroege uren van 11 mei stond wederom een tegenaanval gepland. Ambitieus genoeg zou men ??s nachts gaan opereren. Een pittige opgave voor een ongeoefend leger als het Nederlandse.

De Duitsers

Aan Duitse zijde was men overigens helemaal niet zo overtuigd dat men het bruggenhoofd wel kon houden. Au contraire ?? men vreesde met grote vreze. De sector viel onder de auspici n van de commandant van 1FJR, de Oberst Br uer. Deze was ??s morgens met zijn staf geland ten noorden van Moerdijk, vlakbij Tweede Tol. Daar had hij ook zijn CP ingericht.

Hoewel de luchtlanding van FJR1 rond 1200 uur strategisch compleet geslaagd bleek, waren er tactisch behoorlijk wat zorgen geweest voor Br uer en zijn staf. De landing ten zuiden van de Moerdijkbrug was namelijk niet verlopen zoals men wilde. De verbanden waren door elkaar heen terecht gekomen, ondanks het feit dat het verweer in de lucht en op de grond verwaarloosbaar was geweest. Ten noorden van Moerdijk was hetzelfde verhaal. De pelotons- en compagniecommandanten moesten dan ook allerhande improviserend optreden, wat hun buitengewoon goed afging. Daarbij werden zij beslist geholpen door het feit dat de Nederlanders aan weerszijde van de brug totaal overvallen waren, en wegens ontbreken van paraatheid, niet direct tot verweer konden overgaan. Was dit wel zo geweest dan waren de strategische doelen vrijwel zeker niet zo snel bereikt.

Ook de actie bij de bruggen over de Oude Maas bij Dordrecht slaagde. Maar de verliezen waren daar navenant geweest, met name aan krijgsgevangenen. Br uer zag zich toen voor de schone taak zijn verworven strategische doelen te verdedigen met zijn beide aangeslagen bataljons. Tot zijn ontsteltenis bleken in Dordrecht aanzienlijk meer Nederlandse troepen te zijn dan vooraf verwacht. Die troepen bedreigden direct de bruggen bij Dordrecht alsmede de verbinding tussen Dordrecht en Moerdijk. Daarom was een aanzienlijk aantal manschappen nodig om die zone te verdedigen. Zijn andere zorg was de oevers van de Kil te bewaken tegen agressie vanuit de Groep Kil die aan de andere oever lag. Hiervoor diende niet alleen actieve bezetting van die oever te worden geregeld, maar eveneens een reactieformatie paraat te worden gehouden. Tenslotte had hij dan de zorg voor het al spoedig weer bedreigde zuidelijke bruggenhoofd bij Moerdijk.

En Moerdijk kreeg nauwelijks versterking vanuit het noorden. Die versterking kon pas worden geleverd als het eiland Ysselmonde zou zijn zeker gesteld en voldoende troepen daartoe geland zouden zijn. Die operatie duurde nog de gehele dag. Br uer ontving daarom pas in de loop van de dag zijn eerste versterkingen vanuit Waalhaven.

Maar onderwijl werd hem bericht dat Nederlandse troepen zich rondom Zevenbergschen Hoek hadden verzameld en inmiddels optraden tegen het bruggenhoofd. Zijn parachutisten werd te verstaan gegeven dat ze zich staande dienden te houden en dat versterking voorlopig niet aan de orde was. Dat dit bevel ook aan Duitse zijde zo nu en dan niet met al teveel vasthoudendheid werd beantwoord bewezen de opgave van een deel van de Landekensdijk en enkele waargenomen vluchten tijdens het Nederlandse luchtbombardement. In de late avond echter zouden vanuit het noorden versterkingen worden aangevoerd. Tussendoor waren overigens al diverse malen bevoorradingscontainers gedropt binnen het bruggenhoofd. Aan munitie en proviand hadden de Duitsers dan ook geen enkel moment gebrek.

Verliezen

De Duitsers hadden in de strijd rondom het zuidelijk bruggenhoofd Moerdijk elf man gesneuvelden verloren, en een veelvoud aan gewonden. Onbekend is het aantal manschappen dat in haar geheel niet boven het doelgebied arriveerde omdat zij onderweg waren neergeschoten met hun transporttoestel. Dit aantal zal zeer beperkt zijn geweest omdat de Erste Welle nauwelijks toestellen verloor. Duitse bronnen geven aan dat er een toestel teruggekeerd zou zijn, dat na beschieting door luchtafweer zwaar geraakt werd, en een dode en zeven gewonde parachutisten aan boord had. Een tweede toestel werd zeker neergeschoten en kwam zuid van Zevenbergsche Hoek neer. Daarbij zouden volgens Duitse bronnen nog enkele parachutisten aan boord zijn geweest. Nederlandse bronnen bevestigen dit echter niet. Die spreken slechts van drie gevangenen, en dit waren de Luftwaffe bemanningsleden. Er mag vanuit worden gegaan dat de Nederlandse gegevens accuraat waren. Er zijn dus slechts redenen om aan te nemen dat een groep van 10-12 man niet aankwam van het totale geplande Duitse verband.

Gezien de strijd die gevoerd was en de doelen die men bereikt had, waren de Duitse verliezen extreem licht te noemen. Te meer daar twee man in feite in strijd met de noordelijke verdediging van de Moerdijkbruggen vielen, en n man (Fischer) van de staf mogelijk niet of elders sneuvelde. Dat brangt het Duitse verlies van deze actie terug op slechts acht doden die zeker in het bruggenhoofd vielen. De gesneuvelden waren:

Naam Rang Onderdeel Bijzonderheid
Bollwerk, E Gefreiter 7/FRJ1 Gesn. op verkeersbrug
Haller, M Oberj ger [=Uffz] 7/FJR1 Gesn. op verkeersbrug
Koch, J Gefreiter 7/FJR1 Aan verw. overl. na gev. Moerdijk
Lemm, D Leutnant 7/FJR1 Steenweg in Moerdijk
Schobel, R Oberj ger 7/FJR1
Burgstaller, L Gefreiter 8/FJR1
Markl, J Oberj ger 8/FJR1
Muters, H Gefreiter 8/FJR1
Roloff, H Oberj ger 8/FJR1
Rolshausen, M Unteroffizier 8/FJR1
Fischer, Obergefreiter II/FJR1 Stab - sneuvelen onzeker
Weinmann, L Waffen Inspektor II/FJR1 Stab - bij aanval C-V'n of C-X'n


Aan Nederlandse zijde waren de verliezen ook niet dramatisch geweest, echter toch aanzienlijk zwaarder dan aan Duitse kant. In totaal vonden twintig man de dood, en werden enkele tientallen gewond. Bovendien werden zeker 200 man gevangen genomen, waarvan een aanzienlijk deel overigens 19.Bt.LuA had toebehoord. De gesneuvelden waren:

Naam Rang Onderdeel Locatie
Commandeur, J.P Soldaat 4-12MC Bredasche weg
Ulderink, R Soldaat 2-12MC Lapdijk
Werken, E.C vd Wachtmeester KMAR 1e Div.KMAR Steenweg
Hooft, F.W vd Soldaat pontonnier 1e VED Dorpsstraat
Mann, J.H.L.P Soldaat pontonnier 1e VED Dorpsstraat
Vlot, A Soldaat pontonnier 1e VED Dorpsstraat
Vuurpijl, A Sergeant 28 C. Mr * Lapdijk
Vink, T.C.P. Soldaat 3-III-28RI Lapdijk
Graafland, D Soldaat 3-III-28RI Lapdijk
Ingen, W van Kapitein C.3-III-28RI Lapdijk
Heuser, A.J Korporaal 3-III-28RI Lage Zwaluwe
Ouwerkerk, I Soldaat 3-III-28RI Lage Zwaluwe
Jager, F.P. de 1e Luitenant C.28 Bt 6-veld Bredasche weg
Kroon, J.A de Soldaat 1-6GB Zevenbergschen Hoek
Hendrickx Soldaat 3-6GB Lage Zwaluwe
Abrahams, A.P Korporaal 82 Pel LuMi Bij KG transport
Verheul, E.J Soldaat 82 Pel LuMi Bij KG transport
Wolf, G.L Soldaat 83 Pel LuMi Bij KG transport
Sijs, A Soldaat 19 Bt LuA Havenkade
Vegelin v Claerbergen, J.C Vaandrig 19 Bt LuA Steenweg


* 28 C.Mr was helemaal niet aanwezig in het bruggenhoofd Moerdijk, maar in de Hoekse Waard. Vermoedelijk was deze sergeant echter gedetacheerd of recentelijk toegevoegd aan een onderdeel zonder dat dit administratief al volkomen geregeld was. Ook is het mogelijk dat hij als waarnemer voor een sectie van 28 C.Mr fungeerde of zelfs vuren diende voor te bereiden.

[De bronnen vindt u hier]