Burgers aan het woord

Verslag van Andre van der Zee, wonende boerderij "Den Engel", Polder Oude dijk 9 te Willemsdorp.
"Het bombardement van de Stuka's (Ju 87) op 10 mei was een spectakel. Elk toestel, zag ik, wierp 3 bommen af, nagenoeg bij elke kazemat om ons heen. Loodrecht doken ze op ons af. Zoiets had ik nog nooit gezien.
Heel harde klappen volgden met pikzwarte rook. Mitrailleur-geratel daardoor heen. We stonden aan de grond genageld. Verschillende militairen, die op de zolder van mijn schuur lagen, van 1-I-28 RI, zochten bescherming in de kazemat bij de bogaard. Hierna verschenen jachtvliegtuigen, die mitrailleerden. Iedereen was verstijfd, soldaten wisten geen raad. Immers op 3 mei was de munitie ingenomen van hogerhand. Waarom wist niemand. Nu waren de jongens weerloos. Luitenant C.Hulstijn had slechts vijf pistoolpatronen.

Dan volgde de landing van de parachutisten. Overal om ons heen vielen ze met hun bevoorradingsblikken en vanuit de lucht bewaakt door tientallen jagers. De parachutisten namen niet eens de moeite zich te verzamelen. Ze kwamen onze richting uit. De ruim 40 militairen werden zenuwachtig en velen gingen zich verbergen in de schuur en op de slaapgelegenheid van de schuurzolder. Plots verschenen er twee Duitsers op het erf aan de achterzijde. De een ging de schuur in, met pistool in de aanslag en de andere nam het westpad recht op me af. Hij had een automatisch wapen op zijn buik. Sergeant Maaskant vloog naar boven en gelastte de soldaten te voorschijn te komen en buiten aan te treden. "Jongens", riep hij "het is uit en geef je zonder moeilijkheden te maken maar over..." Ondanks deze houding vonden we Maaskant toch flink. Wat moet je zonder munitie? Welk een toestand en wat een afgang van ons leger.

De parachutisten spraken weinig en wat er gezegd moest worden deed het Nederlandse kader wel. Ook uit de kazemat in de bogaard kwamen de jongens met de handen omhoog naar buiten. De meeste liepen in hun ondergoed. De Duitsers eisten van ons een tang om de fietssloten van de legerfietsen te forceren. Die fietsen kwamen de vijand goed van pas. Een van onze soldaten vroeg me zijn portemonnaie te gaan halen op de zolder. Maar dat durfde ik niet.
Mijn vader was voor al deze gebeurtenissen aan het melken aan de Platte Kade en nu stonden wij, net als onze soldaten, met de handen omhoog. De schuur bij Van der Stelt was verdwenen door bominslag; wij echter hadden geen schade. Zo ver we konden kijken stonden alle kazematten nog overeind. Op een gegeven moment hoorden wij kogels fluiten en in de verte een mitrailleursalvo. De parachutisten riepen "Voller Deckung"...of iets degelijks. Het hele zootje, vriend en vijand ging de greppel achter het huis in. Van de parachutisten mochten wij, behalve de militairen, de handen omlaag doen.

De bombardementen, de landing van al die parachutisten om ons heen en bijna boven op ons, die angst van onze soldaten, dit armzalig en monddood gemaakte detachement, de gebeurtenissen verderop bij de spoorbrug en spoorovergang, de schermutselingen op de akkers en weiden en al wat wij niet konden zien, deed ons huiveren.

In de verte zag ik een groepje met witte doeken zwaaien. Het was bij de spoorovergang. Nog steeds was het een oorverdovende herrie van rondvliegende en laagstekende vliegtuigen vermengd met mitrailleur- en geweervuur. Onze soldaten hadden inmiddels de kazemat in de bogaard verlaten. Wij echter gingen erin om wat beschutting te zoeken. Na een poosje verschenen eveneens de familie G.v.d.Stelt, man, vrouw en een meisje en ook G.Bras, te weten moeder met kind. De knecht van Gré Keller, A.Moret, volgde later. Nagenoeg de gehele dag bivakkeerden wij hier. Drinken en eten werd uit de stee gehaald en dan maar weer afwachten. Bij voortduren daalden er bevoorradingen voor de parachutisten. Dat kon je goed zien want de chutes waren kleiner dan die waaraan de soldaten hingen. Sommige leken net bommen en een soort lange kisten waren er ook bij. De Duitsers hadden aan alles blijkbaar gedacht.

Ook wisten ze precies de Nederlandse opstellingen. Verraad...? Spionage? Dat alles was met gemak mogelijk voor de oorlog. Ons leger noch de politie kon ingrijpen wanneer er werd gefotografeerd in onze omgeving.
De eerste oorlogsnacht was een onrustige.

In de vroege ochtend van 11 mei klonken er plotseling zware klappen. Het was snel duidelijk dat ons leger wat ging doen. Aan de andere kant van de Kil stond Hollandse artillerie opgesteld en waarvoor we angst hadden gebeurde nu. De ene na de andere explosie volgde. Het bruggehoofd werd afgetast. Hier blijven vonden we gekkenwerk. Na een vuurpauze hebben wij moed gevat, wat schamele spullen bij elkaar geraapt en deze plaats des onheils als de weerlicht verlaten. Zonder witte vlaggen of andere neutrale kentekenen zetten we ons in beweging. Het ging naar het noorden....

Onze vlucht ging richting "Vissersgat" naar het erf van de stee van Fam. Keller. Langs de kant van de akker lag een parachutist met zijn karabijn in de aanslag. Via een kromming in de landweg liepen we zwijgend verder. Doodmoe geworden van al die spanningen. Onze richting werd de beschutting van de bomen rondom "Prinsenheuvel". Gelukkig was het hier rustiger. Evenals gisteren was het een prachtige lentedag met heel veel zon. Boven ons steeds die verrekte vliegtuigen, het hield maar niet op.
Ons ploegje bereikte tenslotte de Zanddijk (=zijweg van de Wieldrechtse Zeedijk opm. schr.)

Aldaar troffen wij A.P. Vermaat met nog een aantal ons onbekende burgers. We vernamen, dat de grote hooischuur, naast de kazemat, alwaar onze jongens van de Mitrailleur Compagnie van I-28 RI gelegerd waren, leeg stond. Er waren slechts twee Hollandse schildwachten geweest, die inmiddels waren verdwenen. De lege kribben in de hooischuur waren een welkome verrassing. Ze werden onmiddellijk ingepikt door de vrouwen. De mannen moesten genoegen nemen met de eveneens verlaten kazemat, welke er nu nutteloos bijlag in deze schitterende omgeving. De vogels hadden de grootste lol. Min of meer kwamen de gevluchten op verhaal. De kinderen mochten gaan spelen. De sectie-commandant van de Mitrailleur-Compagnie, de luitenant Trouwborst was in geen velden of wegen te zien geweest. Vanuit de verte klonken over ons prachtige land de mitrailleursalvo's vermengd met schoten en ontploffingen van ander wapentuig.

Tussen de gevluchte burgers bevonden zich enkele vertegenwoordigers uit Brabant. Ze waren over de Moerdijkbrug gereden en terecht gekomen tussen de strijdende partijen. Door een gewichtige veldwachter waren ze richting Dordt gestuurd en nu hier terecht gekomen. Om en in de hooischuur waren nu: de familie Kers, familie G.v.d. Stelt, de familie G.Bras, de familie v.d.Zee, H.de Jong, de heer A.Moret, de heer A. Vermaat en de genoemde Brabanders. Wanneer het krijgsrumoer toenam zocht ieder zijn of haar heil in die betonnen kazemat. Zoals van bijna alle kazematten in de omgeving ontbrak ook hier de stalen toegangsdeur. Die waren bij het uitbreken van de oorlog nog niet afgeleverd.

Van de parachutisten hebben wij hier geen last gehad. Overal lagen achtergelaten parachutes, ook die van de afgeworpen voorraden. Deze chutes waren kleiner dan die van de manschappen. De heer A.H.Blekman werd door de Duitsers gevorderd de chutes te verzamelen en langs de kant van de diverse landweggetjes te leggen. Ook gevangenen werden aan het werk gezet.

Op de 13e mei motorgeronk. De gehele Zanddijk werd volgezet met Duitse veldartillerie. Zo te zien werden de vuurmonden niet gevechtsklaar gemaakt. Volgens opgetogen uitlatingen van Duitse soldaten, die er heel anders uitzagen als de parachutisten, moest alles naar Rotterdam. Eveneens verschenen er gepantserde voertuigen van allerlei aard. Een deel reed richting Dubbeldam. In het noorden zagen wij rook van vele branden. Bij ons was het gedaan met de gevechten. Zo hier en daar hoorde je een geweerschot."

Verslag van Jan van Ham, wonende aan de Wieldrechtse Zeedijk, tegenover de Smitsweg.
"Een van de parachutisten landde op de 10e mei ongeveer een tiental meters achter mijn huis, aan de andere kant van de sloot.
In mijn onbenulligheid pakte ik een lange stok, sprong hiermee over de sloot en stak de helpende hand uit. De parachutist richtte zijn pistool op me.
Ik was de vijand aan het helpen. Wist ik veel. Een man in nood ...?

Ten zuiden van mijn huis zijn niet meer dan 50 parachutisten geland.
Het merendeel sprong ten noorden van de Wieldrechtse Zeedijk.
Er zijn talrijke blikken bussen en zelfs houten kisten neergelaten. In de vroege ochtend van de 13e mei verscheen er vrij veel Duits geschut. Sommige stukken werden opgesteld op de Dordtseweg, ongeveer een driehonderd meter schuin achter mijn woning. Ik dacht dat er een vuurde in de richting oost van het eiland. Ongeveer tegelijkertijd verscheen een 50-tal grote en lichte tanks waarvan er vele optrokken in de richting van de kruising Schenkeldijk- Oude Veerweg. De parachutisten zeiden nog tegen me om een wit laken of iets dergelijks op mijn erf neer te leggen, "Dan zal u verder niets gebeuren"...
De parachutisten en ook gewone Duitsers, legden overigens ook herkenningslappen op de grond. Daarop werden stenen gelegd om wegwaaien te voorkomen. Maar het waaide niet eens...."

Verslag van A.C. Bruijnzeel, wonende Wieldrechtse Zeedijk, tegenover "De Kes".
"Op 10 mei, na die voor ons ingrijpende aanblik van bombardementen, ontploffingen en die vele vliegtuigen, ging ik met mijn vader het huis weer in. Opeens een harde klap. Veel stof om ons heen. Niemand getroffen? Het bleek een groot blik met daarin en er omheen munitie, handgranaten en vele ons onbekende dingen. Deze trommel was dwars door het dak gegaan. Het bed van mijn broer werd vernield, evenals enkele binnenmuren en een fiets die beneden stond. De voordeur konden wij niet uit vanwege het puin.

We wisten echt niet wat ons overkwam. Wij gristen kleding bij elkaar en onderlangs de dijk vluchten wij in de richting van de stee van Bas de Jong. De Duitsers waren op dat moment nog niet geland. Een vreselijk herrie was het om ons heen. Bij fam. De Jong werden we binnengelaten. Ook die mensen snapten niet wat er aan de hand was. Wij zaten allen in de donkere woonkamer. De luiken waren nog gesloten.

Een poosje later, vergezeld van kreten, drongen parachutisten het huis binnen op zoek naar Hollandse militairen. Die waren er echter niet.
Ze hadden wel een behulpzame Nederlandse onderofficier bij zich. Deze bewees de vijand kennelijk goede diensten. De telefoon werd terstond onbruikbaar gemaakt. Even hierna sommeerde een van de parachutisten ons allen met de handen omhoog te staan en voluit "Heil Hitler" te roepen... Wat een misselijke toestand! In alle toonaarden werden wij vernederd, zelfs de kinderen. We rilden van machteloosheid. De Duitsers hadden waarschijnlijk een standje gekregen want kort hierna begonnen ze een andere toon aan te slaan."

Verslag van mw I. Reedijk-Kayen, wonende Zuidendijk 423 te Dordrecht.
"Voor 10 mei 1940 was ons aangebouwd huisje aan de onderzijde van de Wieldrechtse Zeedijk, no. A 263, verhuurd aan de familie J. Sijbesma. Man, vrouw en twee kinderen. Jannie was de oudste dochter, Dikkie de jongste dochter. Vader was militair bij de artillerie. Hij vertoefde meestal in de barakken (I-17 R.A.), vlakbij de nieuwe verkeersweg en de spoorovergang Wieldrechtse Zeedijk. Na het tumult van de vele vliegtuigen en parachutisten verschenen deze laatsten plotseling op het kruispunt Oude Straatweg- Wieldrechtse Zeedijk. Mevr. Sijbesma was al heel vroeg erg nerveus. Ik probeerde haar te troosten want voor ons betekende het ook oorlog.

Mevrouw Sijbesma liep steeds naar binnen en dan weer naar boven bij ons. Toen ze opnieuw beneden naar binnen was gegaan, werd ze, terwijl ze wat kleren had verzameld en in haar armen hield, plotseling aangeschoten. Het was een buikschot. Nadat ze door ons verbonden was is ze afgevoerd naar Dordrecht, naar het Diakonessen Ziekenhuis aan de Prinsenstraat. Misschien is er te lang gewacht op medische hulp; we hadden toen geen telefoon. Later hoorden wij, dat ze op 12 mei 1940 is bezweken aan haar verwonding. Hierna hebben wij ons over beide kinderen ontfermd. Van de vader echter hebben wij nooit iets vernomen. Deze was echter niet gesneuveld noch gewond hoorden we later.
Toen mevr. Sijbesma beschoten werd was het ongeveer zeven uur op de 10e mei. De parachutisten liepen nog onderlangs in het land."

Verslag van A.N. Blekman, wonende Wieldrechtse Zeedijk 19, naast Bakkerij van den Burgh, Dubbeldam.
"Van de parachutisten moest ik op 10 mei mijn woning verlaten.
Ik mocht vertrekken naar de Zanddijk. Aldaar ben ik tijdens de oorlogsdagen ingetrokken in het huis van de gebroeders Van Ham, Willem en Teun. Ondanks al dat rumoer om ons heen moest het dagelijkse werk doorgaan. Op een gegeven moment naderden enkele parachutisten die ons, met gevangen genomen Nederlandse soldaten, vorderden de her en der verspreid liggende valschermen en tevens de neergekomen kisten met wapens en munitie te vergaren. Naast de diverse weggetjes moesten deze voorwerpen netjes worden neergelegd. De parachutisten controleerden ons met het pistool in de hand. Dit alles gebeurde in de Louisa-polder en de Nieuwe Beerpolder.

Van het veel verder naar het zuiden opgestelde Nederlandse geschut,(twee batterijen van 7 veld vdV) aldus onder de boerderij van Keller (De Nieuwe Beer) werd gezegd, dat de heer Doedijns gedwongen werd, met behulp van een gevangen paard, deze vuurmonden uit het land te trekken en te verplaatsen naar de Zanddijk. Aldaar hebben de parachutisten met dit stuk een hele tijd zitten te rommelen om dan vervolgens met Duitse springmiddelen (08 Kapseln vdV) enkele schoten te lossen in de richting van de Hollanders op Dubbeldam. Op een gegeven moment ontvingen wij granaatvuur. Terstond werd bekend, dat dit Nederlands moest zijn en wel van over de Dordtse Kil.
De explosies dwongen wel enig respect af, maar de beschieting duurde niet al te lang. In de vroege ochtend van de 13e mei, Tweede Pinksterdag, verschenen er veel tanks en ander oorlogstuig. De meesten reden richting Dubbeldam. Ook werden er veel wagens en geschut neergezet in onze contreien."

Verslag van Mej. Eras, wonende in het Oranjepark, hoek Vrieseweg.
"In de late avond van de elfde mei wordt er hevig op de zijdeur van onze woning gebonsd. Wij maken niet direct aanstalten om te openen. Even hierna weer hetzelfde aan de hoofdingang. Toen ik open maakte stonden er enige Nederlandse officieren en soldaten op de stoep. Zij verzochten toegang om gelegenheid te kunnen krijgen hun kaarten te bestuderen. De mannen zien er verschrikkelijk vermoeid uit. Uit voorzorg hadden wij een van de kamers geblindeerd en min of meer beveiligd tegen glasscherven door bedden en dekens tegen de vensters te plaatsen. Om eveneens het hoofd te kunnen bieden aan mogelijke brand hadden wij de elektriciteit en het gas afgesloten.

Een der officieren streek neer in een stoel en viel direct in slaap.
Even later volgden meer militairen en deze brachten de nacht door in de tuin en in de overige vertrekken. Ook merkte ik, dat er wachtposten om ons heen werden uitgezet terwijl patrouilles werden uitgezonden. Ik begreep, dat ons huis werd ingericht als stafkwartier. Het werd een komen en gaan.

Op 12 mei werd op de bovenverdieping een mitrailleurpost geplaatst. Deze heeft veel vuur afgegeven op overvliegende vliegtuigen. Later verzamelde ik een flinke doos vol patroonhulzen en granaatsplinters. De gehele tijd werd er gebruik gemaakt van de telefoon en ik hoorde verwarde gesprekken. Het geheel maakte een nerveuze indruk op me en dat is naar mijn mening niet zo verwonderlijk gezien de verrassing van het intreden van een oorlogstoestand. Vanwege mijn werkzaamheden in het ziekenhuis heb ik omtrent het verdere verloop van de strijd hier ter plaatse niets gemerkt, echter des temeer bij mijn thuiskomst. Ik zag enkele Nederlandse gesneuvelden ter hoogte van de politiepost met daarbij een auto. Afgerukte boomtakken en achtergelaten oorlogstuig met, denk ik, een mitrailleur op een kar of een kanonnetje.
De meeste rommel lag op de Vrieseweg."

Verslag van Jaap Lodder, wonende aan de Brouwersdijk 99.
"Toen was het een hoekhuis met uitzicht op de Torenschool en de Bosboom Toussaintstraat. In het zuiden en zuid-westen de Zuidendijk en de Frans Lebretlaan. Naast de woning was een trapveldje voor de jeugd. Ons huis had een zogenaamd onderhuis omdat ze tegen een dijk was gebouwd. In de achtertuin, beneden dus, hielden wij krielkippen.

Op 10 mei had het schouwspel van de landing van de parachutisten tot gevolg, dat iedereen uit de buurt zich naar het landingsterrein spoedde. Ik hoorde, dat het naast de Krispijnseweg was en onder het Bosch van de Roo. Burgers en militairen renden door de straten, nauwelijks gekleed. We waren in volledige extase. Dan werd het even rustig totdat er opeens schoten werden gelost.

Toeschouwers weken uiteen en zochten haastig beschutting bij de huizen.
De straten waren als bij toverslag leeg. Nabij de Torenschool gierde een auto. Die stopte snel, enkele kisten werden uitgeladen en weg was ze. Opnieuw die verhitte gezichten van omstanders en van drukdoende soldaten. Ook zag ik matrozen op een draf de straat oversteken. Inmiddels werd ons duidelijk, dat de Duitsers ons overvallen hadden. Dat werd om ons heen gezegd en drong moeilijk tot ons door. Wij waren dus in oorlog met een verschrikkelijk groot land. Veel handel dreven wij ermee, maar nu was het anders, zo ik begreep.

Later in de ochtend zie ik ter hoogte van de Frans Lebretlaan een groepje soldaten aanmarcheren. Dichtbij gekomen zie ik voor het eerst onze tegenstander. Onder bewaking van enkele van onze soldaten worden deze opgebracht. Ik tel zestien parachutisten en dat getal vergeet ik nooit meer. De Brouwersdijk wordt overgestoken en de groep wordt opgebracht naar school 18 in de Betje Wolffstraat, achter de Torenschool.

Dat zijn ze dus. Ze zien er wel modern uit. Ze dragen "pofbroeken" en niet die onhandige Nederlandse "puttees" die strak om de benen zijn gewonden.
De begeleiders zijn zenuwachtig. Om ons heen versterkt zich het krijgsrumoer en dan merk ik plotseling, dat een personenauto, met daarin Hollandse militairen, dichtbij wordt beschoten. Later hoorde ik, dat een onzer officieren dodelijk gewond zou zijn geraakt. Er werd toen zoveel gezegd. Echter wel zag ik bij die schietpartij, dat de chauffeur snel de auto verliet en langs de stoeprand dekking zocht. Dat gebeurde bij de hoek Brouwersdijk-Lebretlaan.

Inmiddels gonst het van de geruchten. Onze soldaten trekken erop uit en keren dan na een lange tijd onverrichterzake terug. De meest krankzinnige verhalen doen de ronde. In de loop van de dag krijgen wij bezoek van twee Nederlandse militairen. Ik dacht dat het Pontonniers waren. Ze kwamen uit de Bosboom Toussaintstraat. Een ervan heette Mastenbroek en hij woonde in Rotterdam. Deze jongens beklommen de trap en wilden op de uitkijk vanuit onze woning.

Achter de huizen van de Zuidendijk brandde het en eveneens in de richting van de bruggen. Vele burgers, bepakt en bezakt, verschenen ten tonele. Merkwaardig was het om te zien, dat ze midden op straat liepen. Het militaire verkeer ondervond hiervan oponthoud. Wij hoorden, dat de vluchtelingen voornamelijk uit de Zeehavenbuurt kwamen. Er werd daar zwaar gevochten.

De geweer- en mitrailleurschoten komen dichterbij. Ten zuiden van ons en in de richting van de nieuwe verkeersweg gaat het goed tekeer. Veel pratende Dordtenaren gaan uit elkaar en zoeken de beschutting van thuis.

In het plantsoen bij ons voor de deur ligt nog een soort verzorgingsblik met parachute. De inhoud is inmiddels geplunderd. Af en toe verschijnt er een Nederlandse patrouille vooral op motoren met zijspan. Ze scheuren door de straten.

Op zaterdag 11 mei hoor ik verschrikkelijk oorlogsrumoer links van ons in de buurt van het Sportfondsenbad-Weeskinderendijk. Rookwolken zie ik boven de bomen. De soldaten op de uitkijk zijn vertrokken. Hoe harder de knallen hoe minder soldaten we zien.

In de loop van 12 mei is er hevig strijdgewoel voor ons uit. Ik denk in de richting van de Krispijnseweg. Zien doen we niets. In de vroege middag worden we bestookt met artilleriegranaten en zien we weer brand, meer aan de stadskant. Dan verschijnt er razendsnel een Duitse jager. Die beschiet de Brouwersdijk. Twee Nederlandse soldaten schieten met hun geweren naar het vliegtuig, naast het trafohuisje in het plantsoen. Het is tragikomisch. Het opgeworpen zand zweeft langzaam neer.

Onze soldaten zijn onzeker. Het merendeel is gevoelig voor paniek. Waar is de orde gebleven, zo die er voor de oorlog was? Telkens worden de burgers om inlichtingen gevraagd. "Hebben jullie Duitsers gezien...? Waar..?"
De brandgangen en tuinen worden telkenmale doorzocht. Geen spoor te vinden. De omliggende straten voor de zoveelste keer onder de loep genomen. Hetzelfde verhaal. De meeste soldaten verrekken van de slaap. De vermoeidheid slaat toe. Als het even kan hangen ze tegen de huizen of gaan op een stoepje zitten.

Opeens verschijnen mannen van de Luchtbescherming. Ze manen vele burgers de huizen te verlaten. Velen vertrekken in alle haast naar elders. Buiten op straat is het nog veel gevaarlijker dan binnenshuis. Telkens na een nabije explosie regent het van neerkomende scherven. Het rikketikt op straat en op de dakpannen.

Het is inmiddels 13 mei geworden. De zon schijnt niet meer zo uitbundig als in de oorlogsdagen ervoor. Onze vlucht gaat richting Krispijnseweg. Toen ik daar aankwam bleek de strijd gestreden. Overal lag Nederlandse uitrusting. Een troosteloos stilleven. Vervolgens gaat de tocht verder via de Anna Paulownastraat en geheel onbeschut tussen de achtergelaten parachutes naar de Dubbeldamseweg. Geen enkele soldaat gezien.....

Wij zouden gaan naar de familie De Bruin, woonachtig aan de Reeweg Oost.
Om me heen kijkend ontwaar ik een gedode parachutist. Die hing aan een bonestaak, links van mij. Om ons heen lagen heel wat parachutes. Ter hoogte van de Crayensteynstraat een nieuwe verrassing. Netjes, bij tientallen, staan tegen elkaar geplaatste legerfietsen op de stoep en tegen de betonnen tuinafscheiding van de Fam. Van Dijk. Ter hoogte van de schuine afrastering van de spoorwegovergang Krommedijk, op ongeveer een afstand van zestig meter, liggen twee gesneuvelde Nederlandse soldaten. Het leken net wassen poppen... De Balistraat in en we waren er. Van de regen in de drop.

Opnieuw werd er geschoten. Vriend noch vijand gezien. Vanwege de spanningen en de aanhoudende rusteloosheid wilden wij dinsdag 14 mei weer naar huis. Aldus gebeurde. Veilig op straat was het nog niet. Hier en daar vertoonden zich Nederlandse militairen met een witte doek in de hand of aan het wapen. Het was naargeestig. Overal een bende op straat. Een bende die goed past bij een verloren partij; dat waren wij.

Aan de Krispijnzijde zag ik voor het eerst Duitse soldaten van kennelijk het geregelde leger. Veel motoren met zijspan en wederom net als de Hollanders hard rijdend. De kleur van de voertuigen was grijs, wat mij opviel.
Heel Krispijn staat vol legermateriaal, maar van de vijand.
De Brouwersdijk is een groot parkeerterrein met voornamelijk tanks. Ik merk, dat de bemanningen Oostenrijks is, althans de meeste. Ze behoren tot een "Totenkopf-Abteilung" en op de zwarte uniformen en petten prijken een doodskop. Duitse soldaten, gekleed in lange leren jassen, doorzoeken nog steeds de brandgangen op verborgen Hollandse soldaten, zo werd gezegd.
Wij krijgen Duitsers in huis, die zich gaan verfrissen in de keuken.
Ze zijn beleefd.

De Dordtse burgerij kijkt de ogen uit. Bij ons huis ligt een onontplofte granaat, waarvan we horen, dat het een Nederlandse is. Afgevuurd van over de Kil, ook dat werd snel bekend. Er lag overigens veel munitie en de Duitsers noemden dat Blindganger. Een overbuurman wilde wel zo'n ding als aandenken hebben en vroeg de vijand hierom. De Duitser werd geagiteerd door dit voorval en gooide keihard de granaat voor diens voeten. Springen deed het toch niet... Bij onze buren werd bij het zoeken van de Duitsers een straattegel door de ruit van een schuurtje gegooid. Om indruk te maken, denk ik. Maar ook de militairen stonden onder hoge spanning. In de vroege avond van deze 14e mei vertrok al dit oorlogsmaterieel naar de Maasbruggen, richting Rotterdam. Beneden in de tuin en bij ons schuurtje was kennelijk iets ontploft. De krielkippen liepen naarstig te pikken, maar een staart hadden ze niet meer . De schuur was doorboord met granaatsplinters...."

Verslag van M. en W. van der Leer. De eigenaren van de groentewinkel aan de Reeweg Oost 45, op de hoek van de Tweede Reedwarsstraat, vertelden hun belevenissen in 1968.
"Op de Eerste Pinksterdag (12 mei) om ongeveer drie uur 's-middags worden we opgeschrikt door geweervuur van dichtbij. Op de hoek van de 2e Reedwarsstraat schieten enkele Nederlandse soldaten in de richting van de Coöperatieve broodbakkerij op de Krommedijk. We horen, dat de Duitsers zich hebben verschanst op de meelzolders. Vandaar wordt door hen de Reeweg onder schot gehouden. Mevrouw Sint, aan de overkant van onze winkel of liever recht tegenover de Coöperatie, wordt terwijl zij door het bovenraam naar buiten kijkt, getroffen door een mitrailleursalvo. De schoten zijn dodelijk. Een angstige stilte volgt. Niemand durft de straat over te steken.
Dan rijdt met verschrikkelijk hoge snelheid een Nederlandse motor over de Reeweg richting Dubbeldam. Hoe is dat nou mogelijk, terwijl de Duitsers vlakbij stelling hebben genomen? En even hierna weer zo'n vermetele rijder...

"Op de Tweede Pinksterdag (13 mei) verschijnen er vroeg in de middag pantserwagens op rupsbanden. Het zijn niet zulke grote. De straten worden afgezocht naar onze soldaten. Recht tegenover de rijwielzaak van Kooper stoppen er twee en de bemanning begeeft zich naar buiten. Daarna vervolgen zij de rit richting Balistraat - Ambachtschool."

Verslag van Mevr. Bravenboer, wonende Reeweg Oost nr 31, hoek Eerste Reedwarsstraat.
"Op 12 mei wordt de melkwinkel aan de Krommedijk bezet door de Duitsers.
Ik zie ze heel duidelijk in stelling liggen. Dit is een uitstekend punt om de straten te overzien. Op deze zondagmiddag omstreeks kwart over drie komt een Hollandse motorrijder over de Reeweg Oost en gaat in de richting Sportpark. Tengevolge van het vele schieten wordt de man precies voor de deur van de slagerij van Muilwijk (Reeweg Oost) geraakt en valt op straat. De afstand van de soldaat en mij bedraagt hooguit tien meter. Ik hoor zijn uitroep: "Jongens ...wat doen jullie nu toch....." heel duidelijk.

De Duitsers komen plotseling met een groep van acht a tien man mijn huis binnen. Ze sommeren ons in huis te blijven. In de gang aan de Reewegkant stellen zij een mitrailleur op. Zij vuren af en toe in de Celebesstraat. Tevens wordt een viertal Nederlandse krijgsgevangenen, die zij bij zich hebben, onmiddellijk de werkplaats ingedreven en aldaar bewaakt. De gehele woning word doorzocht en het resultaat is een geweldige bende. Even zie ik nog, dat een van de soldaten geknield in de gang zit met een van mijn sierkussens op schouderhoogte. Daartegen aangeklemd een machinegeweer. Bij de buren, bij Durinck, wordt een handgranaat naar binnen gegooid. Een zijmuur wordt volledig vernield. Gelukkig geen slachtoffers. Een Nederlandse vrachtauto brandt even voorbij de slagerij Muilwijk op de Reeweg Oost. Na verloop van tijd steken de Duitsers de Reeweg over en verschansen zich in de voortuinen van de overburen."

Verslag van de heer J. Berger, wonende aan de Rijksstraatweg, nabij de Weeskinderendijk.
"Ons woonhuis was gebouwd tegen de School met den Bijbel aan de Rijksstraatweg. Na de landing van de parachutisten zag ik op 10 mei 's morgens heel vroeg een groepje militairen aankomen uit de richting van de bruggen. Ik meen drie Nederlanders en twee Duitsers. "Zo", werd er gezegd tegen onze mannen: "hebben jullie nu al Duitse gevangenen?" "Neen", luidde het antwoord, "wij zijn de gevangenen.....!!!" En toen zagen wij het ook. De parachutisten liepen te grijnzen!
Tot het artillerie-bombardement van de Hollanders zijn de Duitsers bij ons in huis geweest. Bij een der inslagen trok een van hen me vliegensvlug onder een tafel en toen moesten we vertrekken naar de Garage van Kern aan de ‘s-Gravendeelsedijk. Aldaar bevond zich een twintigtal vluchtelingen, waaronder vrouwen en kinderen. Na de gevechtshandelingen vond ik op ons terrein aan de oostkant nog een verbrande Duitse helm. Geen Nederlandse, want die ken ik veel te goed. Overigens hebben wij nog geblust tijdens de strijd."
Verslag van de heer A. Lugten, wonende 's Gravendeelsedijk 19, het schildersbedrijf.
"Om een uur of zes van de eerste dag (10 mei) zie ik bij de benzinepomp van garage Kern een gewapende vent in een blauwe overall. Dus niet grijs of zo, neen, zeer duidelijk blauw. De identiteit was onbekend. Hij schoot in onze richting op drie Hollandse soldaten van de Admiraal de Ruijterschool.
Wij kenden die jongens (14. C.P.N. Schr.) namelijk een korporaal en twee soldaten. Ze bevonden zich aan de poort van ons bedrijf en verdwenen hierna. Later hoorde ik naar een schip aan de Handelskade, dus achter ons. Of ze aldaar zijn gevangen genomen weet ik niet. In de loop van de eerste oorlogsdag zijn wij door de Duitsers uit huis gehaald en gebracht naar de School met den Bijbel. In de namiddag mochten de vrouwen en kinderen de school verlaten, echter de mannen werden vastgehouden. In het bandenmagazijn van de garage Kern verbleven we toen met nog een aantal gevluchten; allen vrouwen en kinderen. Aldaar zag ik nog een Duitser, die een auto van de Ozon weghaalde.

Op 11 mei ben ik toch nog even uit de garage geweest. Ik zag Hollandse soldaten en burgermannen in enkele rijen aangetreden staan. Hoorde, dat de loodsen van Bisschop en die van de Dordtse Kunstmesthandel aan de Handelskade door de Duitsers in brand zijn gestoken, maar gezien heb ik dit niet. Ten gevolge van Nederlands artillerievuur ontvingen wij in het bedrijfspand drie treffers.

Een lichtkap was volledig vernield. Vanaf zaterdag 11 mei wemelde het hier van de Duitsers. Telkens werden er troepen weggezonden met of zonder auto's. Op de 13e verschenen er tanks, die de straten gingen bewaken. Een van deze wagens reed bij ons het hek eruit. Hij had daarna een uitstekend uitzicht over de Weeskinderendijk maar geschoten werd er niet. Voor de volledigheid moet vermeld, dat de Hollandse granaten, afgevuurd zoals we hoorden uit de Hoekse Waard, van klein kaliber waren (= 7 Veld Schr.)

Verslag van J. Ouwerkerk, wonende aan de Van Strijsingel 320, hoek Rozenhof.
"Op 10 en 11 mei barricades gemaakt aan de Aert de Gelderstraat, op de Singel en de Spuiweg. Achter ons, aan de zijde van de bruggen, zo nu en dan vuur uit lichte wapens gehoord. Op Eerste Pinksterdag 12 mei levendige gevechten om en nabij de Havenstraat. Hollandse soldaten in garage van Van Duren aan de Singel. Ook in andere panden en gebouwen. Bij een doorbraakpoging van Duitsers in die namiddag zijn drie van hen op de Singel ter hoogte van dr. Delhez, neergeschoten.

Op de Tweede Pinksterdag, 13 mei, in de middag de komst van pantserwagens. De tanks, wordt gezegd, blijken spoedig Duitse. Ze rijden langs ons huis richting Hoogt. Ons huis ontvangt vuur. Een granaatinslag treft de hoofdleiding van het gas. Brand ontstaat doch kunnen we zelf snel blussen. Hierna ons huis moeten verlaten vanwege meer vuur en schermutselingen in de onmiddellijke omgeving. Mortiergranaten slaan in bij Hollandse stellingen en woonhuizen. Verwarde situatie. De vlucht gaat langs de Van Strijsingel, Muijs van Holijstraat, Johan de Wittstrat en Johan de Wittbrug naar gebouw "Americain". Dat gebouw is ingericht als opvangcentrum van vluchtelingen.

Na de overgave van de stad zag ik aan de Weeskinderendijk gesneuvelde en verbrande motorrijders. Bij het Sportfondsenbad ongeveer vijf doden (Hollanders) in het grasveld er omheen. Verschrikkelijke bende op straat. Heel veel Duitsers met zwaar materieel. Overal verlaten opstellingen met achtergelaten wapentuig en uitrustingen. Krijg gevoel van verlatenheid. Bij ons aan de Van Strijsingel veel glas- en puinresten tengevolge van granaatinslagen, denk ik. Op de Spuiweg verbrande en gekantelde motorfietsen van de onzen. Geplunderde winkels, overal waar je kijkt.
Aan de Spuibrug een vernield Nederlands Pagkanon naast het café. Twee verlaten mitrailleurs en een in elkaar geschoten barricade. Trieste boel. Niet alleen ons leger, maar ook de burgerij is verslagen."

Verslag van J.A. van der Vorm, wonende Latourpad 21.
"Net na de capitulatie heb ik met de vrienden Heijbeek, Weeda en Leliveld de leegstaande villa Simpang dikwijls bezocht. Veel Hollandse munitie hebben we uit het houtwerk en kasten gepeuterd. Uit een reconstructie van hun verklaringen en belevenissen op 13 mei maak ik op, dat de sectie-commandant, de eerste luit. A.H.M.Dieperink van 2-II-1R.W., om tien voor drie ter hoogte van een oude beuk naast huize "Benvenuta" tengevolge van een mortiergarnaat op twee plaatsen gewond werd. Er zijngranaatscherven gevonden. Een soldaat die hem wilde helpen werd ook gewond. Het was onduidelijk waar vriend en vijand zich bevonden. Zelfs nam men burgers waar ter hoogte van het station. Onze soldaten begonnen te aarzelen. Wel of niet schieten. Wie is wie?

Het mortiervuur werd zwaarder. Aangezien de Hollandse mortieren van de Lichte Divisie niet werden ingezet, wegens "gebrek aan doelen", zoals later bekend werd, moet dit Duits geweest zijn. Op 13 mei verschenen plotseling vechtwagens, waarvan de identiteit onbekend was. Frans...? Duits...?
Militairen wisten het niet. De okerkleurige lappen op de wagens deden zelfs Nederlands vermoeden. We zijn immers hecht met de oranjeachtige kleur verbonden. Velen hadden nog nooit dergelijk oorlogstuig gezien. Enkele Hollandse militairen verlieten hun dekking om beter te kunnen waarnemen. Dan de kreet "Terug ...we zijn verraden...het zijn Duitsers .... Terug.....!"

In een ommezien waren de straten leeg. Het dreunen van de zware motoren veranderde het decor. Twee tanks reden richting Johan de Wittbrug. Uiterst behoedzaam tastten ze de weg af. Polen was nog niet vergeten. "Alles wat beweegt is immers "Feind"", volgens Erwin Simon, Major a.D. van Pz Rgt. 33, die ook in Dordt was met zijn Panzer II, zoals hij mij vertelde. "Tot het uiterste gespannen. Ik kon me niet steeds in de toren aanbieden als schietschijf. Binnen in de Panzer is het zicht echter nihil. Ik verwachtte tussen al die huizen elk moment een inslag. Nederlandse militairen heb ik nauwelijks gezien. Alleen het verschrikt oversteken van honden en katten..."

Verslag van de heer Schoonderwoerd, wonende Zanddijk 5 te Dubbeldam.
"Bij ons waren ingekwartierd twee sergeants in het woonhuis en ongeveer twintig korporaals en minderen in de schuur, allen van I-17 RA. De parachutisten vielen letterlijk boven op ons. Dus niet alleen aan de noord- maar eveneens aan de zuidzijde van de Wieldrechtse Zeedijk. Onze militairen hadden geen munitie voorhanden. Deze lag opgeslagen in de Chr. School "Eben Haezer" aan de Rijksstraatweg bij de batterijcommandant kapitein Baretta. Tijd om deze op te halen was er niet. Dus weerstand kon niet worden gegeven. Zo gebeurde het dan ook, dat binnen een half uur het Nederlandse leger hier was opgedoekt. Tot onze verrassing merkten wij, dat de Duitsers niet eens haast maakten met het doorzoeken van de huizen. Onze hoeve bijvoorbeeld werd slechts oppervlakkig bekeken en alleen de telefoonverbinding moest het ontgelden. Kort na dit gebeuren ben ik de dieren gaan verzorgen en op pad gegaan om te gaan melken. Mevrouw Keller, de buurvrouw, heeft de eerste de beste parachutist op de kiek gezet. Van het Nederlandse artillerievuur hebben we alleen de inslagen gezien in de buurt van de barakken aan de Tweede Tol. Op wat geweer- en mitrailleurvuur na bleef het tamelijk rustig."
Verslag van Jaap van der Matten, wonende aan de Nicolaas Maessingel.
"Op 12 mei bezetten Nederlandse wielrijders de Nicolaas Maessingel en doorzochten de huizen. Ook bij ons verschenen plotseling een luitenant en enkele manschappen. Ze waren allen zeer nerveus. In het kleine zijraam van het huis van de dames Schot werd een zware mitrailleur (met een mondingstuit en zeer dikke mantel herinner ik me) in stelling gebracht, richting tuin van Van Gink (aan het eind van het Latourpad) en de spoorbaan. Overal om ons heen knetterden de geweerschoten. Ook in de hoge huizen tegenover en naast ons bevonden zich onze jongens.

Plotseling werd ons gemaand de woning te verlaten. Wij gingen op stap richting Vriesestraat. Verder dan de Cornelis de Wittstraat konden wij niet komen. De Vriesebrug stond open. De barricaden er omheen bezet. Opnieuw veel geweervuur. Wij schuilden onder de poort van het woonhuis naast de C.C.M.I. Een ander familielid dan maar opgezocht en we vertrokken richting Geldelozepad. Daar was het geheel anders. De mensen zaten buiten in de zon en groepten wat samen. Nu hoorden we slechts het schieten in de verte. Toen wij vertrokken uit ons huis aan de Nic. Maessingel zag ik een klein Nederlands kanon in stelling staan in de portiek van de hoekingang van de Christelijk Gereformeerde Kerk (tegenover de Bleekersdijk). De loop was gericht op het verlengde van de Singel, anders kon niet wegens gebrek aan uitzicht."

Verslag van Piet van Dongen, wonende aan de Rozenstraat.
"Op 12 mei om ongeveer 15.00 uur, hoorden we geluiden links van ons.
Toen ik mijn hoofd buiten de deur stak zag ik een langzaam rijdende kleine bestelauto van de "Victoria". Dit stond tenminste geschilderd aan de zijkant van het voertuig. Er lag een militair op het dak achter een machinegeweer. De auto reed in de richting van de spooroverweg nabij de Burg. de Raadtsingel. Achteraan het wagentje was een kanon vastgemaakt waarvan de loop zo kort was, dat deze nauwelijks door de pantserplaat kwam. Het leek net alsof er onder de loop er nog een was (Skoda-berggeschut opm. schr.). Ik kon dit zeer duidelijk waarnemen. Even later verschenen enkele militairen in de Rozendwarsstraat. Het bleken Duitsers maar geen parachutisten, dat wist ik inmiddels. Ze hadden de gewone infanteriehelm, zoals wij die praktisch de gehele oorlog gezien hebben en het tuniek van de Wehrmacht.
Wel viel op, dat de bewapening anders was dan bij onze soldaten.
Ze hanteerden machinepistolen zoals dat later heette. De mannen gedroegen zich vrij rustig en betrokken de wacht. Wij hebben er geen last van gehad.
In het noorden knalde het geweldig maar daar kon ik niets van zien."

Opmerkingen schrijver: De heer Van Dongen heeft een Duitse eenheid gezien waarbij Skoda geschut, Model 15 van 72 cm was ingedeeld. Dat was vermoedelijk 5./A.R. 22. De batterijcommandant was, volgens H. Götzel, Oberleutnant Bonnet. Deze bevestigde ook de opmarsroute richting station. Rest overigens nog de vraag waar de 1/2 Fallschirmjäger-Batterie (= 2 vuurmonden van hetzelfde Skoda-Berggeschut) onder Oberleutnant Lösch in de strijd werd geworpen. Naast 5./A.R. 22 zijn er bij de Dubbeldamseweg ingezet manschappen van de 3e Kompanie I.R. 72. Personeel van de 4e Kompanie werd aangetroffen ten westen van het station en van de 2e Kompanie op het Land van Valk. Niet uit het oog mag worden verloren, dat de Duitse eenheden evenals de Nederlandse dooreen geraakten tijdens de gevechten. Tenslotte nog een onduidelijke kwestie betreffende de PAK 3,7 cm, welke in afwachting, dus niet in stelling, werd gezien in de Hendrikstraat op die bewuste middag van 12 mei. Ooggetuigen spreken van "lange loop van de vuurmond met terugwijkende pantserplaat". Het SkodaGeschut was duidelijk anders van constructie. Hermann Götzel was op dat moment bij de spoorwegovergang aan de Krommedijk en hij heeft mij bevestigd, dat de Fallschirm I Pak Kp. 2 (= Zug der Fallschirm-Pak-Versuchskompanie van drie 3 vuurmonden van 3,7 cm.) na de gevechten bij de Willemstraat onder leiding van Major Krüger via de spoorbaan en Scheidingsweg naar het Land van Valk is gegaan. De mogelijkheid is echter niet uitgesloten, dat hij een tweetal vuurmonden heeft afgestaan aan de stoottroep bij de Mauritsstraat-Hendrikstraat. Götzel spreekt van een onoordeelkundig optreden van Oberst-Leutnant J. de Boer en Krüger. De munitiekarren waren zoek. Daarbij kwamen de grote verliezen aan personeel en het niet voorhanden zijn van de juiste granaten voor de 3,7".

Verslag J. van der Ven, wonende aan de Wolbrandstraat.
"De Dordtenaar Jan van der Ven, geboren in 1933, werd op 10 mei tussen negen uur en half tien in de Wolbrandsstraat nabij de hoek Korte Scheidingsweg, ernstig gewond ten gevolge van een springend projectiel. Vele metaalsplinters verwondden hierbij zijn rechter enkel, voet en bovenbeen. Verwonderlijk is, dat er op dat moment geen strijd werd gevoerd in deze omgeving."

Opmerkingen schrijver: Waar kwam het explosief vandaan? Het gold slechts een enkel schot. Een zogenaamde "blindganger" van de Nederlandse artillerie en zelfs de luchtdoel kan het niet zijn geweest. Het kaliber was veel minder dan de gebruikte 7,5 cm van de luchtafweer. De vuurmonden bij Prinsenheuvel stonden 850 m bezuiden de Zeedijk, terwijl er van Hollandse zijde niet bekend is toen te hebben geschoten. Onze luchtdoel stond te Strijen, Nieuw Bonaventura. Van Nederlandse zijde werd er op genoemd moment niet met krombaanwapens geschoten. Wij hadden overigens niet de beschikking over zogenaamde geweergranaten. De Duitsers wel. Het tijdstip lijkt te vroeg voor onze soldaten om de buitgemaakte wapens van de parachutisten te gebruiken en waarom dan een enkel schot in deze straat? Over mortieren werd van onze zijde nog niet beschikt. Wel later.

De eerste en tweede Zug van de 3e Kompanie Fallschirm Jäger Regiment 1 verbleven nog ten zuiden van het station en waren verwikkeld in de aldaar woedende strijd. Het is echter niet uitgesloten, dat er verkenningen zijn uitgevoerd maar waarom dan in het oosten? De bruggen zijn, volgens het geldende aanvalsdoel, gelegen in het westen. Van een overmeestering van de Wantijbrug en de Sliedrechtse spoorbrug wordt er in het Duitse bevel geenszins gesproken. Wel later, op bevel van Student aan 1./Pi.22, maar dat was op 12 mei.

Uit een onderzoek naar de bewapening van de 3e Komp. FJR 1, de Von-Brandis-Kompanie, bleek dat beschikt werd, naast de "Geballte Ladungen" van 3,2 kg, over de Leichte Granatwerfer 36, van 50 mm. Zwaardere mortieren waren niet voorhanden. Denkbeeldig is, dat de parachutisten, die bijzonder in de knel kwamen te zitten, storingsvuur hebben afgegeven. De afstand van het springterrein aan de Krispijnseweg, hemelsbreed gemeten naar de Wolbrandsstraat, lijkt binnen de reikwijdte. De Duitse artillerie, te weten "Zirkus Schram", bewapend met het Skoda-berggeschut-Kurz, Model 15 en de Pak-Versuchs-Kompanie, bewapend met drie stukken Pag van 3,7 cm, onder Hermann Götzel, was nog niet in of bij Dordrecht gearriveerd. Een verdwaald projectiel van buitgemaakt Hollandse kanonnen 12 lang staal, ter hoogte van de Tweede Tol, kan het vanwege het kaliber en de afstand niet zijn geweest.

Tot de mogelijkheden behoort ook een Duitse mortiergranaat, maar dan wel afgevuurd ver verwijderd van de landingsplaats. Of in een volkomen verkeerde richting, per ongeluk. Zoals later goed te zien was, had het explosief een eerste aanslag gemaakt tegen een gegoten granieten lantaarnpaal. Vervolgens veranderde het ding van koers in de richting van Van der Ven, die een zevental meters verder stond bij een houten schuurtje. Dan volgt de detonatie.

Het slachtoffer heeft tot op de dag van vandaag nog steeds de scherven in zijn lichaam. Denkbaar is, dat parachutisten gebruik maakten van een voertuig (wat veel voorkwam) en zich een weg zochten in de stad. Niet alle parachutisten, die geland waren achter het station, waren opgeruimd. Van der Ven werd per motordriewieler vervoerd naar de M.T.S, en aldaar aangekomen ogenblikkelijk doorgezonden naar het Gemeenteziekenhuis. Hij verbleef aldaar gedurende ruim een half jaar."

Verslag van de heer en mevr. Gram-Gelisse, Wonende op de hoek Toulonselaan - De La Reijstraat.
"In de middag van 12 mei werden de gevechten steeds ernstiger. Een Nederlandse officier, die steeds voorbij kwam, maande de militairen uit de huizen te gaan. Wij hadden er vijftien in huis waarvan er een tiental vertrok. De Duitsers verschenen plotseling in de Toulonselaan. Tumult. De jongens zaten op zolder bij een dakraam doch kwamen naar beneden in de achterkamer.
De voordeur werd ingetrapt en een Duitser van klein postuur stormde al schietend de woning binnen. Een van onze jongens wilde de Duitser neerschieten doch deze was hem voor. De man viel dood neer over de naaibox.

Even tevoren hadden onze jongens gevraagd om naar buiten te gaan om de zaak over te geven. Wij als burgers konden dat natuurlijk niet doen. De kleine Duitser, hij was alleen, maaide met een automatisch wapen wild om zich heen. De gehele inventaris werd kort en klein geschoten. Tot overmaat van ramp haalde hij een granaat uit zijn laars en wierp deze in de kleine kamer. Wij werden niet gewond. Door de ontploffing ontstond brand. De familie en de Hollanders werden de straat op gedreven. De burgers in het midden opgesteld, de gevangenen weggevoerd. Daarna werden de burgers afgemarcheerd naar het station. De naam van de gevallen Hollandse soldaat weten wij niet. Wij dachten een Limburger of Oost-Brabander. Later heb ik nog in het puin gezocht naar overblijfselen. Alleen een heupbeen en een verbrande helm werden gevonden. Verder niets. De Hollandse soldaat riep nog "Jezus..Maria..Jozef" en toen was het stil."

Opmerkingen schrijver: de omgekomen soldaat van 2-II-2 RW was waarschijnlijk J. Nelemans.

Verslag van Mevr. Corrie Scheurkogel-de Koff, wonende Dubbeldamscheweg 27 rood.
"Op de eerste Pinksterdag, 12 mei, was ik naast mijn twee broers Rinus en Eef (14) met mijn moeder en zussen Annie, Everada, Jans en Nans thuis. De bovenwoning was door de vele schietpartijen nu niet wezenlijk veilig te noemen. De buurvrouw van beneden, Susanna M.v.d.Kloet (83) bood wel aan moeder de betere bescherming van haar huis. Echter met al die meiden en jongens erbij vond ze minder geslaagd. Pa voer en was in Duitsland. Beurtelings gingen wij op de overloop, bij de trap, of met z'n allen in de vrij ruime WC in dekking.

Toen het rustiger werd luisterden we naar de radio, die steeds aanstond. De N.C.R.V. zond geestelijke liederen uit. Dit was voldoende aangepast aan de ernst in ons land, werd gemeend. Zo hoorde ik het vers: "Kinderen van één vader zijn wij allen" Moeder keek zo nu en dan eens naar buiten. Toen ook, via de achterzijde en ze schrok heftig.

"De gashouder staat in brand ....... ook vuur aan de Markettenweg, jongens .... ach, de Katholieke Kerk gaat er ook aan...jongens ...overal vlammen...........we gaan eruit, ik wil niet dat we levend verbranden .... eruit....!!! Moeder stapt plotseling, zeer opgewonden, over het achterbalkon op een met draad gevlochten grote ruit. Dat deze niet brak noem ik een wonder. Echter de hoogte was te groot om er af te springen. Ze moest terug. Rinus had wel de sprong gewaagd en ging pardoes door het dak van het onderliggende loodsje. Wat een toestand. Op het opslagterrein van de gashouder, naast het gebouwtje van de pompinstallatie, zagen wij ineens de Duitsers. Ze lagen in de schiethouding achter de zwartgeteerde grote gietijzeren gaspijpen. Hun vuur ging richting spoor. Hevige ontploffingen rondom ons, vlakbij nu. De ruiten rinkelden maar ze hielden het. Duitse bevelen hoorde ik zeer duidelijk: "Voraus .... voraus...." En dan te denken, dat we kort hiervoor nog vanuit ons portiek hoorden: "Vaandrig.... komt er dan geen versterking..?"

(Opm. schr: waarschijnlijk Vaandrig J. Vogel of J.H.J.Manders van 2-II-2RW. Temeer daar sergeant Piet Pronk van dezelfde Compagnie even hiervoor deze woningen had bereikt. Volgens sergeant H. van Dort werd wel terdege de spoorwegovergang aan de Dubbeldamseweg overschreden. Dit in tegenspraak met het Stafwerk Zuidfront Vesting Holland. Op dat moment was Pronk in de richting Markettenweg gegaan en aldaar gewond geraakt.)

"De eerste dagen heeft moeder onze jongens, die zo nerveus met hun wapens liepen te scharrelen, nog laten genieten van kersverse krentenbollen van een bakker, die niet over de "lijn" (=spoorlijn) durfde te gaan. Er werd immers geschoten. De voordeur stond toen wagenwijd open en ze gooide die krenten-lekkernij van de trap af. "Dank u wel mevrouw" zouden de Hollandse soldaten hebben geroepen.

We stonden op de trap om naar buiten te gaan toen het slot uit de voordeur werd geschoten. We snelden toch naar beneden. Langs ons heen renden Duitsers naar boven. Toen we buiten kwamen zag ik terloops, dat de voorgevel zwaar was doorschoten. Mitrailleurvuur, denk ik. Misschien hadden de matrassen, die wij voor de ramen hadden geplaatst vuur aangetrokken. Een van de Duitsers vroeg op verhitte toon aan moeder: "Wo gibt's Ihre Waffen ...Karabiner .... ?"
Ze antwoordde: "Wij hebben geen geweren. Vrouwen schieten niet"
De soldaat: "Jasicher... in Polen hatten wir Feuer von Weiber. "
Moeder volhardde met een lang neeee...... !!!

Buiten wemelde het van de vijand. Aan de overkant, bij Versteeg in de tuin met z'n biervaten en midden op de weg. We stonden allen beduusd voor de deur. Alleen Rinus was er niet. Die hield zich waarschijnlijk schuil in het schuurtje. Grote schrik. Woestuitziende Duitsers, handgranaten in de korte laarzen en mitrailleurbanden om de nek. Velen hadden een theedoek of sjaal om de hals. Ze waren wel erg jong. Nu draaiden ze ons de loop toe van een stuk geschut met een rechtopstaande grote pantserplaat. (Opm. schr: Mevr. Corrie wijst op een foto naar een Skoda, 15, kal 75 mm. Geen twijfel, geen PAK 3,7 vdV). Terwijl de commandant zich iets voorover buigt om wat aan het kanon te doen zie ik, dat z'n helm op zijn neus slaat terwijl het bloed en hersenmassa als braaksel uit zijn nek in de kraag golft. De man zakt achter zijn kanon ineen.

Meerdere schoten kwamen vanaf de overkant. Ik denk bij het Paviljoen. Ik reageerde direct en liet me vallen achter een andere Duitser, die bij de inham van het voortuintje voor ons huis lag. Zijn tong hing half uit zijn mond. Hij leefde niet meer. Zus Nans, ook hevig van streek, rent naar de overweg maar wordt door een schot van achteren ingehaald. Haar arm is geraakt en spierwit wankelt ze terug naar ons groepje. De Duitsers werden furieus.
Ze riepen: "Weg...weg... Die Schweineweiber ...weg...!!"

Er waren erg veel Duitsers, ik denk wel tachtig of meer. Links van ons, ongeveer 40 meter verder, waren ze een stelling in gereedheid aan het brengen onder de prachtige bomen van het café Versteeg. De soldaten bewogen zich bij de glijbaan en de schommels. Kanonnen of ander oorlogstuig kon ik niet zien.
Er werd op gelet of we de handen niet lieten zakken. Ik had zo'n pijn in mijn armen gekregen. De Duitsers sleepten waardevolle vazen en prullaria uit het huis van de familie Bouman. Om deze te redden van de oprukkende brand geloof ik niet. Ik denk meer aan stelen, want even hierna zag ik dat ze handgranaten door de ruiten wierpen terwijl het vuur in die richting oprukte. Vernielzucht of een reactie op hun eigen gemoedstoestand? Ze hadden hier immers doden en gewonden.

En dan die weerloze burgers waarvan een zestal aanstonds zal verbranden. Wij mochten niet helpen en de Duitsers deden het niet. De menselijkheid was ver te zoeken. In doodsangst moesten we de hoek om, de Mauritsstraat in. Bij de familie V.d.Pluijm waren gewondenverzorgers vrouwen en Duitsers. Nans werd direct geholpen door een vijandelijke arts. Stapels verband lagen daar. Ieder was druk in de weer. Opnieuw werden we gefouilleerd. Alles werd nagezocht en dan rollen Hollandse patroonhulzen uit de zakken van Eef (=Evert) rinkelend op het trottoir.

Een Duitser grijpt zijn pistool, laadt het door en moeder vliegt er tussen. De soldaat is ruw. Moeder vouwt haar mantel om mijn broertje en schreeuwt: "Je zou toch eerst door mijn hart moeten schieten wil je mijn kind kunnen raken !" Tussen de Duitser en moeder is nauwelijks tien centimeter ruimte. "Hier sind doch die Beweise.... " Dan wijst het Duitse wapen richting stoep. Moeder dringt zich tegen hem aan en dan laat hij het pistool verdwijnen in zijn zak. We beven. Geruime tijd zijn we bij v.d.Pluijm binnen geweest. Tegen de avond, terwijl slierten rook en brandvonken de hoek hadden bereikt, zijn we de straat recht overgestoken en langs de muren vluchtten wij de Sophiastraat in, een eindje verderop. In het eerste huis links vonden we onderdak bij Goudswaart. Ter hoogte hiervan zagen wij nog een lijk liggen. Van vriend of vijand, ik weet het niet. Wij hebben lang nagebeefd."

Verslag van Adrianus Los, Wonende aan de Rijksstraatweg 36A, nu Langeweg 85 te Zwijndrecht.
"Na het spectakel, op 10 mei, van de vele laagvliegende vliegtuigen, gingen we door met werken. We waren aan het sla-steken. Pa vroeg zich af, toen het toch overduidelijk bleek dat wij werden overvallen, of er vandaag nog wel veiling zou zijn. Broers Willem en Leendert zouden dat eens gaan onderzoeken. Uit onze schuur werd de gloednieuwe Ford-vrachtwagen gereden en vanaf ons huis aan de Rijksstraatweg 36A gingen de jongens op weg. Leen aan het stuur. Zij zouden nimmer weerkeren.

Op ongeveer anderhalve kilometer vanaf de verkeersbrug Zwijndrecht-Dordrecht werd later de auto teruggevonden. Die lag in een sloot. Willem (31) was in de cabine door het lichaam geschoten ter hoogte van de buik. Leen had een hoofdschot zo we later hoorden. Dr. de Raadt had beiden met een roeiboot naar Dordrecht vervoerd en gebracht naar het Diakonessenhuis aan de Prinsenstraat. Willem leefde bij deze tocht nog, maar stierf in de loop van deze verschrikkelijke dag. Mijn moeder heeft dit grote verlies nauwelijks kunnen verwerken. Zo begonnen onze oorlogsdagen.

Op 11 mei verschenen er enkele Duitse militairen met een klein stuk geschut. Midden op de weg werd het in stelling gebracht en gevuurd richting Dordrecht. De Grote Kerk zou geraakt zijn met granaten van dit kleine ding.
Deze actie heeft slechts even geduurd. Vervolgens hoorden wij achter in de tuin gejuich. Het waren wederom Duitsers die bezig waren auto's, die op de verkeersweg waren gezet, van het talud te werpen. Tijdens de meidagen is ter hoogte van (nu) Langeweg 105 een vliegtuig, waarschijnlijk een Duitse jager, de grond in gedoken. De datum moet 11 mei zijn."

Verslag van A. van Liere, wonende aan de Glazenstraat.
"Op 10 mei ‘s-morgens rond vier uur werden we wakker van een groot lawaai.
De gedachten gingen eerst naar het rangeren op het zeehaventerrein. Dit was onjuist. Het bleken vliegtuigen te zijn, die laag overvlogen. Wij gingen naar beneden om achter op het balkonnetje polshoogte te gaan nemen.
Op ongeveer een honderd meter kwam een (Duits) transporttoestel langzaam overvliegen. Achter Amstelwijck kwamen witte ballonnetjes naar beneden. Wij wisten niet, dat er parachutisten gedropt werden. De radio werd aangezet.

Toen werd duidelijk, dat er oorlog was met Duitsland. In de loop van de middag kwamen parachutisten door de straat. Aanvankelijk dachten wij, dat hat Fransen waren. Wij gingen zelf ook naar buiten om op de tol (= Eerste Tol) te kijken wat er gaande was. Er werd behoorlijk geschoten. Daarop gingen wij naar binnen. Ik zag Duitse parachutisten langs de dijk bij het café Roubos. Er ontsponnen zware gevechten. De Duitsers gingen richting "School met den Bijbel". Later kwamen er weer Hollandse soldaten in de omgeving. Roepende gewonden... Hilfe.... hilfe...Mutti... Mutti....
De hele avond en nacht ging dat zo door. We gingen in de kelder slapen.
's-Morgens vroeg Duits geroep:"Raus...raus!" Even later ook bij ons. Gebonk op de deur en ramen. We bleven echter stil zitten. De ramen werden ingeslagen. Het slot van de voordeur kapot geschoten. Duitsers kwamen binnen. Ze schoten in de kamer. We riepen, dat wij in de kelder zaten en dat we burgers waren. We moesten er toch uit. Wij werden allen naar de School met den Bijbel gebracht. Dat moest allemaal met grote bekken: "schnell..schnell..Erschiessen..!
Halverwege de Mijlweg zag ik een tiental gesneuvelde Hollandse soldaten. In de rug geschoten, denk ik. Ze lagen langs de dijk. Een ervan leefde nog en vroeg om water. We mochten de man van de Duitsers niet helpen.
Ze dreigden met neerschieten en schoten langs en over ons heen. Wij bleven echter toch aandacht aan de gewonde geven en hebben even met hem gepraat.
Wij zouden proberen hulp te sturen. De Duitsers werden echter zeer ongeduldig en schreeuwden. Op een holletje zijn we toen doorgelopen.

In de tuin van de bovenmeester op een grasveld heb ik 44 gesneuvelde Duitsers geteld. In de namiddag moeten vrouwen en kinderen in de kelder van de school. De vrouwen weigerden waarop een officier toestond, dat de vrouwen en kinderen naar huis konden terugkeren.
De mannen zaten met de Hollandse krijgsgevangenen eerst beneden in de school en later boven. De school werd beschoten en er vielen doden en gewonden onder de burgers en krijgsgevangenen.

Toen wij in de loop van de middag weer thuis kwamen lagen alle ruiten eruit. Het huis zat onder de kogelgaten. De buren wilden niet dat moeder, die hoogzwanger was en wij, in het open huis zouden gaan en dus trokken wij bij de huren in. Mijn vader moest echter in de school blijven. Toen de school onder het Nederlandse artillerievuur kwam te liggen moesten de gevangenen, de mannenburgers en de militairen, de open lucht in en bivakkeerden tussen de afritten van de brug. Later gingen zij op transport, echter niet allemaal, naar Rijsoord. Te voet wel te verstaan. Deze groepen werden door de Duitsers gebruikt als dekking tegen de Nederlandse stellingen. "Deckung...Rotterdam" werd gezegd.
Op zaterdag 11 Mei kwamen de parachutisten, die aanvankelijk uit de omgeving van de Glazenstraat waren verdreven, weer terug. Opnieuw werd er hevig geschoten. Tegen de middag werd het wat rustiger. We verlieten de kelder en gingen in de woonkamer zitten".

De buurvrouw begon op het harmonium psalmen te spelen en wij zongen daarbij. Na een uur of wat werd er opnieuw heftig geschoten. Artillerie- mortier- en mitrailleurvuur ontvingen wij.
De buurman ging als laatste de kelder in met mijn jongste broertje op z'n arm. Een harde knal volgde. Deze sloeg de nog overgebleven onbeschadigde ramen uit de kamer. De stoel waarin de buurman even tevoren had gezeten was door een granaatinslag finaal uit elkaar geslagen... De huizen aan de overkant werden door artillerievuur ernstig beschadigd. Er ontstonden grote gaten in de daken. De straat lag bezaaid met dakpannen en puin.
Zo hebben wij tot de capitulatie in de kelder gezeten. Het kerkje in de Glazenstraat werd noodhospitaal. In ons huis zaten een Duitse dokter en twintig Duitse soldaten. Deze werden tenslotte wat vriendelijker. We kregen zelfs wat te eten. Duitse worst en kuch. Niet lekker maar toch wel goed bedoeld."

Opmerkingen schrijver: In de morgen van de 10e mei kwam een Duits mitrailleurnest onder het Glazenbrugje. Een van beide militairen was gewond. Dit nest zat aan de Zuidendijksekant en was door Hollands vuur niet weg te krijgen. Zelfs een politieagent heeft er met een revolver op geschoten. Het Hollandse vuur werd afgegeven vanachter een zandhoop (de straat werd gerepareerd) aan de Oude Rijksstraatweg. De school aan de overkant (Admiraal de Ruyterschool) waar de pioniers lagen, stond er nog ongeschonden bij. Er waren graven van 5 Duitsers voor de afrit van het huis van Zandee. De woning schuin links achter dat van de familie Van Liere werd bewoond door Fam. Van Herwijnen. In dit huis zijn vele nog bewapende Nederlandse militairen teruggetrokken in de loop van de 11 mei. De parachutisten hebben ze eruit gehaald. Er was nog een Nederlandse soldaat, die zich verborgen had in een gevlochten tenen mand. Deze mand is met de man naar beneden gerold en in de sloot terecht gekomen waardoor de soldaat verdronk.
Naast het café Roubos woonde de familie Scharloo. De heer Scharloo is omgekomen door een granaatinslag in de School met den Bijbel. Links naast Fam. van Liere: Fam. Boom, rechts: Fam. Boerman. Vervolgens G.Tholenaars, Piet van Willigen. Verdere slachtoffers in de meergenoemde school: Hr. Onkruit, Hr. Scheurwater, Hr. Schipper, mevr. Leentje Smits-Kooij, Cornelis 't Hart en Marinus P. van Zanten (Glazenstraat 59. Mevr. L.Smits werd voor haar voordeur neergeschoten. De bewoners van de Glazenstraat zijn op 11 mei om 10.00 uur naar de School met den Bijbel gebracht. De vrouwen en kinderen werden om 17.00 uur vrijgelaten. Adr. van Liere heeft 11 Nederlandse doden geteld langs de Rijksstraatweg - Mijlweg (van het bataljon Ravelli). Een ervan was een eerste luitenant. Hij lag bovenaan de dijk. De meeste zijn begraven tegenover het plantsoen "Vuile Vliet"
Verdere slachtoffers gezien in de School met den Bijbel: twee Hollandse soldaten en drie burgers.

Verslag van mevrouw P. van Ek, wonende in de Glazenstraat.
"Op 11 mei moest iedereen aantreden op straat. Het was in de middag. Sommige Duitsers waren beleefd, anderen cru. De mannen werden met de wapens bedreigd. Er werd gezegd: "Deckung fur Rotterdam". Een andere Duitser zei:" So ist's genugend - Abmarsch." Een van de parachutisten kwam naar me toe en zei: "Wenn nur ein Hollander ins Hause gefunden werde, schiesze ich Alle kaput."Hij zwaaide daarbij dreigend met zijn pistool.
Mijn huis werd niet doorzocht; ook dat niet dat van mijn schoonmoeder, die naast ons woonde. Zij was ook erg geschrokken. Mevr. Smit-Kooij werd in het hoofd geschoten en is even later bezweken. De heer Tholenaars kreeg een handgranaat naar binnen. Hollandsche soldaten, die krijgsgevangen waren gemaakt, werden beschimpt en getreiterd alvorens zij werden afgevoerd.

De ongeveer 70 mannen moesten vertrekken, onder gewapende begeleiding en zoals later bleek, naar de School met den Bijbel. Ik hoorde, dat aldaar verscheidene slachtoffers waren te betreuren. De artilleriebeschieting heb ik niet meegemaakt. Wij zijn later met vele vrouwen en kinderen gegaan naar de kelder van het kantoor van de Fa Penn & Bauduin. Even hiervoor ben ik langs mijn moeder gegaan aan de Glazenstraat 44. Het was verschrikkelijk.
Na het bombardement van Rotterdam, op 14 mei, zijn de mannen vrijgelaten, voor zover ik weet, en naar huis teruggekeerd.
Ons huis was niet beschadigd."

Verslag van Bert van der Zee, wonende aan de Dubbeldamseweg.
"Niet lang na het tumult van de overvliegende Junkers en de verhitte gesprekken van de bevolking op straat ging ik op 10 mei ik op weg naar de E.M.F. Aldaar werkte ik sedert kort maar de fabriek bleek weldra onbereikbaar. Dan maar terug. Dwalend langs de Singel zag ik links op het Beverwijcksplein vele particuliere personen- en vrachtauto's opgesteld voor het gebouw van de GGGD (=Gemeentelijken Geneeskundigenen gezondheidsdienst Dordrecht). Het was er een drukte van belang.
Ik ging erop af en na overleg met een van de organisatoren zat ik plotseling achter het stuur van een grijze Opel van Kofa-Linders. De opdracht luidde gesneuvelden te zoeken en te vervoeren naar de Algemene Begraafplaats aan de Dubbeldamseweg. Een ondertekend passeerbriefje werd me toegestopt. Tengevolge van de vele gebeurtenissen en de koortsachtige toestanden waarin wij ons bevonden is het ondoenlijk precies weer te geven waar de militairen werden opgehaald.
Zo herinner ik me, dat ik geweest ben aan het Bonepad en de Krispijnseweg. De 's-Gravendeelsedijk, alwaar een Duitse Sanitater naast me kwam zitten (mogelijk Hans Lipps, Bad Munster opm.schr.) was vijandelijk gebied geworden. In de auto ontving ik een tweetal schoten waarvan de herkomst onbekend is. Aan het Wieldrechtseveer heb ik gesneuvelden opgehaald en eveneens in het Sportfondsenbad, waar ik Hollandse soldaten, ik meen een tweetal, in hun motorjekker gekleed, waarvan ik echt niet weet of het huzaren geweest zijn, uit het badwater heb gevist.

Aan de Weeskinderendijk zag ik bij motorfietsen een verbrande Hollander en een onthoofde militair. Het was een gruwelijk werk. Op de 12e of 13e mei raakte ik met de auto tussen de strijdende partijen in. Ik moest wachten van de Duitsers bij de Coöperatie, hoek Krommedijk-Martinus Steijnstraat. Ter plaatse laadde ik twee Duitsers op, waarvan opnieuw een ervan onthoofd (= Jáger Fallsch.1.PAKVEHSKp 2 Werner Pusemann, gab.: 17 juli 1917 te Lindenbruck; opm.schr.)

Wij werden vanuit het park Merwestein beschoten. Ook heb ik een gesneuvelde, ik meen aan de Krispijnse Weg, over een ligusterhaag heengetild uit een voortuintje. Het was bar en boos. Op een gegeven moment was ik mijn Kofawagentje kwijt; zeker door een ander meegenomen wat vaker gebeurde. Toen ben ik op pad gegaan met een wagen van Schenk, een Opel-Blitz. Tegenover de hoofdingang van de begraafplaats heb ik nog enkele woorden gewisseld met onze soldaten, die dekking zochten onder de woonpoort van de Anjelierstraat. Het was een nerveuze boel.

Op 12-en 13 mei ben ik ook nog even thuis geweest om een en ander te regelen. De gevechten verplaatsten zich naar de binnenstad zodat mijn familie een goed heenkomen zocht in het Kromhout. De burgervluchte-lingen in de kerk maakten aanstalten te vertrekken. Op de 13e mei s'middags werd ik, terwijl ik enkele spullen had opgehaald in huis, op de Dubbeldamseweg, ter hoogte van de zogenaamde "peperbus" geconfron-teerd met een Duitse tank. In dekking liep ik om de peperbus heen. Breed had ik het op dat moment niet. De tank schoot echter niet en ik weet ook niet waar hij naartoe raad. De ochtend van de overgave ontdekten wij een gesneuvelde Hollandse soldaat, staande in de hoofdingang van de Chr. Ger. Kerk. Waarom de man niet omgevallen is blijft een raadsel. Zijn naam weet ik niet. Na de oorlogsdagen kreeg ik het flink te pakken"

Verslag van G.J. de Vries
"De militaire commandant had aan de directeur van het G.E.B. gevraagd om de straatverlichting langs de Zuidendijk in Dubbeldam te doven, want de militairen die aldaar in stelling lagen liepen gevaar.
Opzichter Ter Knijff en ik begaven ons naar een transformatorstation in Wieldrecht. We reden door de Zeehavenlaan, over de betonbrug en sloegen juist linksaf, toen ik drie Duitsers in de bocht van de berm zag zitten. Hij, die het dichtst hij de rijweg zat, droeg geen helm; hij staarde naar de bruggen in de verte. Ter Knijff aarzelde even maar wees toen op onze militaire auto's met oranje nummerborden, die beneden op de weg stonden.
"Maar ik zie het toch aan hun uniformen ?"
"Langzaam doorrijden; net doen of we niets gezien hebben", repliceerde ik. Bij het Wilhelminaboompje zagen wij de chaos. We stapten uit de wagen en vonden de eerste dode Nederlandse militair ( dpl.sld. W. van Tol, Stafkw. I-28 R.I., ordonn.opm.schr.). "Onze" oorlog was begonnen.

Huilende joden smeekten ons hen mee te nemen. Ze waren uit Eindhoven gevlucht en wisten niet waar zich te verbergen."We hebben geen tijd; we moeten onze militairen helpen", zeiden wij. Uiteindelijk verdroegen wij de aanblik van zoveel ellende niet; met plankgas reden wij naar de Reeweg-Zuid waar we hen bij omwonenden onderbrachten. Met opzichter Stuij (hij verving Ter Knijff) knipte ik de draden van het bovengrondse electriciteitsnet door om de straatverlichting te doven.

We werden door de militaire commandant naar de Kop van 't Land gestuurd en namen de situatie aldaar in ogenschouw. Een luitenant, die juist met z'n manschappen van het veer kwam, was benieuwd of wij onderweg Duitsers hadden gezien. Wij wezen op zijn stafkaart aan waar wij parachutes hadden waargenomen. Wij deelden de commandant mee, dat er versterking op komst was."Ik kan toch niet al die jongens eraan wagen", zei hij tegen me, terwijl we in de berm aan de Zuidendijk lagen. Het was een van de weinige verstandige zinnen die ik die dag. Nog zie ik die jonge militair fietsen, voorovergebogen, een doos scherpe patronen in de hand. Er was bij zijn onderdeel gebrek aan munitie, maar zo, openlijk over de weg rijdend, vormde hij een uitstekend doelwit.
De leerlingen van de M.T.S. lieten zich in de eerste dagen van de oorlog van hun beste kant zien. Onder aanvoering van hun leraar, ir. J.M. Richters, de zoon van de kunstschilder en glazenier Marius Richters, wierpen zij barricaden in de stad op. Daarna hielpen ze leslokalen in ziekenverblijven veranderen. Zo stonden ook de dames uit de omgeving ons bij, die met een wit hoofddoekje om als verpleegsters optraden. "Ich muss fur mein Fuhrer kampfen.." brulde een Duitse parachutist, met schuim op de mond. De jongens haalden de dokter; deze liet zich niet imponeren, schoof de dekens opzij en sprak:"Gehe..". De held kroop daarop weer snel onder de lakens."Der Fuhrer braucht keine Verrater", zei een andere parachutist tegen me toen ik "s nachts bij hem waakte.

De jongens vergaarden levensmiddelen zoals brood bij Bijl in Dubbeldam, in auto's waarvan de ruiten aan flarden waren geschoten. Zij verborgen Nederlandse militairen onder het stro in hun wagen. Een Rode-Kruissoldaat, die voor de M.T.S. op wacht stond, weigerde aan deze activiteiten deel te hebben.
De principiële stakker begreep niet, dat een misdadige overvaller alleen met list kan worden bestreden.

Verslag van mevr. Ina van Asch, wonende Albert Cuijpsingel 205.
"Op zaterdag 11 mei reeds kregen wij Hollandse militairen in huis. Het was toen op de Singel nog vrij rustig; wel veel militair verkeer. Op de hoek Singel - Spuiweg waren reeds barricaden aangelegd. Op de eerste verdieping, in de erker voor de huiskamer, dus aan de Singelzijde, werden zandzakken gestapeld. Ook bij de buren was dat zo, op de balkons. De buurt was stevig bezet. De omgeving van de tunnel werd constant in de gaten gehouden. De militairen gedroegen zich correct.
Op 12 mei s'middags veel krijgsrumoer uit in zuidelijke richting, in de omgeving van het spoor. We zijn veel in de betonnen kelder geweest die mijn vader in de winter van 1939 had laten bouwen.

Op 13 mei, in de middag tegen drie uur, meldde een van onze soldaten dat er tanks in aantocht waren. We zaten op dat moment niet in de kelder. Opnieuw gingen wij naar beneden en wachtten de dingen af. Er werd heftig geschoten. Bij een vuurpauze ging pa de kelder uit om polshoogte te gaan namen. Terstond hierna riep hij naar beneden: "Allemaal eruit...de boel staat in brand!"
Wij zijn de tuin ingevlucht. Het ging door het hek naar het opslagterrein van het GEB en achter de kabelhaspels zagen wij de hevige brand welke vrat aan de huizen, ook naast ons tot aan de hoek van de fotowinkel Duparant. Pa redde zijn auto uit de garage achter in de tuin. Hij ging nogmaals terug het huis in doch deinsde voor het geweld achteruit. Niets kon hij meenemen.
Hij slaakte echter wel een zucht van verlichting, dat wij allen nog leefden. Toen de huizen nagenoeg waren uitgebrand en er alleen nog een verstikkende rook ons toewaaide zijn we door het straatje naast dr. Laay de Singel overgestoken op weg naar het schuin tegenover ons liggende huis van de Fam. Kregten. De Hollandse soldaat, die ons had gewaarschuwd voor de pantservoertuigen lag dood voor het hek van de tuin van Stoop.
De avond was stil, niemand te zien. De volgende ochtend was de capitulatie."

Verslag van Mevr. J. Kluit-Kluizenaar, wonende in het Oranjepark.
"Op 10 mei, lang nadat de parachutisten verdwenen waren achter de hoge bomen van het "Bos van de Roo" kwam Joop Mussert (Overste J.A. Mussert, kantonnementscommandant, wonende in het Oranjepark opm schr.) die schuin tegenover ons woonde, uit zijn huis . Hij stond gedurende enige tijd te praten met nog iemand voor het tuinhek. Het was bij achten. Mijn moeder zei ineens: "Hij mag weleens opschieten..." In de verte hoordan wij enig krijgstumult.
Te voet is Mussert toen weggegaan. Een auto hebben wij niet gezien. Het knetteren van geweerschoten kwam dichterbij. De afstanden werden meteen zeer groot. Militairen en burgers spoeden zich richting strijdtoneel. Auto's gierden ons voorbij wat we niet gewend waren. De schoonheid van deze voorjaarsdag paste in geen enkel opzicht met wat er gebeurde. We waren opgewonden. Groepjes mensen zochten elkaar op. Ze kenden elkaar nauwelijks of in het geheel niet.

Veel inwoners keerden al spoedig terug van hun werk. De ongerustheid stak de kop op. Anderen gingen richting binnenstad. Meer boodschappen doen dan normaal ondanks de in het vooruitzicht zijnde feestdagen. Gehamsterd werd er ook. Je kon immers niet weten hoe lang hat zou gaan duren. Goede zaken werden er gedaan. Er waren zelfs winkels, die uitverkocht geraakten. Dat was heel lang geleden. In de loop van de ochtend zagen wij een luchtgevecht, althans daar leek het op. Voor de vele overvliegende vliegtuigen kregen wij angst. Zoiets hadden wij nog nooit gezien. De dag ging in een nerveuze stemming voorbij. We waagden het niet ver van huis te gaan.
In de loop van de ochtend van 11 mei verschenen zeer veel soldaten te fiets en vele motorrijders. Ze waren allen vermoeid en aangeslagen tengevolge van de gebeurtenissen in de omgeving van Alblasserdam. Een dikke en vrij forse kapitein, vergezeld van een tiental soldaten, vroeg toestemming te verblijven in onze woning. Deze kapitein, ik weet helaas zijn naam niet, zette zich aan tafel, sprak weinig maar onderwijl at hij bijna het gehele schaaltje chocolade flikjes leeg. Er waren Limburgers onder de jongens. Na een poosje knapten zij wat op. De vrouwen in de buurt liepen rond met thee en etenswaren terwijl de mannen vroegen naar nieuws. De H.B.S. en de omliggende woningen werden alle betrokken. Het was een komen en gaan maar alles even opgewonden. De burgers gingen de ruiten beplakken ter bescherming. Omtrent het verloop van de strijd bleven wij in het ongewisse. Patrouilles liepen af en aan terwijl de burgerij werd gemaand binnenshuis te blijven. Dat deden wij echter niet altijd. Er werd minder geschoten. De vertrouwde rust zoals anders keerde niet weer. De duisternis viel in en de militairen bewogen zich in de omtrek onopvallend.

Op 12 mei waren "onze" soldaten ineens verdwenen. In de Toulonselaan, dat zagen wij door de Spoorhof, gingen onze soldaten richting Dubbeldamseweg. Weer velen te fiets. Ook waren er in onze straat. We konden er geen touw aan vastknopen. Soms leek het voorbijgaan op een race-partij.
In onze buurt hoorden wij vele schoten. Soms bijzonder hard. Je hoorden hollen en onduidelijke stemmen. Aangezien het er niet beter op werd zochten wij dekking op de grond achter de stenen bloembak voor en naast de plinten. Na verloop van tijd merkten we, dat de strijd zich verplaatste in onze richting. Wij kregen een gevoel van opgeslotenheid. Zien deden wij niets. Het werd steeds erger. In de middag hoorden wij het gedaver van schoten. Mitrailleurvuur, geweervuur, scherpe en doffe knallen om ons heen en ook over ons. Een auto, voorzien van een rood kruis, stopte plotseling aan onze zijde voor de Spoorhof. Twee burgers, ook met een rood kruis, sprongen vlug uit de wagen en sleepten een brancard met zich mee. Toen ineens een salvo en de mannen renden vlug een van de huisjes binnen. Even later verschenen ze weer en torsten een getroffen militair die de auto werd ingedragen. In vliegende vaart verdwenen zij.

Dan een oorverdovende klap. Ik merkte een inslag op de Spoorhof. Boven de daken verscheen blauwe rook welke onze kant opdreef. Stemmen werden gehoord. Het wederzijdse schieten was oorverdovend en galmde door de straten. We hadden geen idee wat er zich allemaal afspeelde. In de late namiddag ontstonden verschillende branden. Achter het huis van Mussert een rookkolom, aan de spoorbaan en achter de tegenover ons liggende panden. Ook aan de rechterzijde. Het bleek de R.K. Antoniuserk. Je bleven min of meer gedekt liggen op de grond. Een grote angst overviel ons. Toen de duisternis om een uur of acht inviel werd het vuren duidelijk minder. Af en toe waagde ik naar buiten te kijken. De vlammen spiegelden in de ruiten. Er werd het plan opgevat te verdwijnen maar op dit moment kwam daar niets van. De matrassen lagen reeds beneden en onder het wakend oog van de ouders werd wat gerust. Hazenslaapjes zoals bij een koortsachtige dag. Het stonk in huis.

Op 13 mei was het al vroeg dag en we waren allemaal verstijfd. Weer begon de strijd maar meer oostelijk. Via de brandgang verscheen plotseling een agent van politie, de heer Schaafsberg dacht ik. Hij zei dat het nu mogelijk was te verdwijnen. Met een breekijzer werd een deur van de blikfabriek Verblifa te lijf gegaan. Met ons vieren en de buurvrouw Mej. De Hoog ging het langs de sloot naast de H.B.S. richting Singel. Dit tochtje was verre van gemakkelijk. Het allernoodzakelijkste voerden wij met ons mee richting binnenstad. Hier en daar zagen wij een plukje militairen maar geen Duitsers.

Langs de barricaden van de Johan de Wittbrug en Bagijnhof bereikten wij tenslotte "Americain", een opvangcentrum. Het was daar een drukke boel. Spelende kinderen, roepende ouders, mannen en vrouwen, die orde trachtten te scheppen onder de menigte. We hadden er echter niet veel oog en oor naar. Deze nacht hebben we in het gebouw doorgebracht. Voor het eerst sedert dagen een beetje rust. Op de matrassen van de Firma Hendriks en wederom op de grond wachtten we de slaap af.

De 14e mei begon met veel kabaal als was het een feest. Burgers renden vanuit de tuin de zaal binnen. "Mensen... het is afgelopen .... er waait een witte vlag op de Grote Kerk..." Het leek erop of de Hollanders de oorlog hadden gewonnen. Men was geenszins teneergeslagen. Behalve enkelen dan....Toegestaan werd om weer naar huis te vertrekken. Sommigen durfden dat echter niet.
We gingen naar huis. Veel aandacht voor de bende op straat hadden we niet. We leefden en dat was belangrijk.
In ons huis aangekomen schrokken wij heftig. De meeste deuren lagen eruit. De glasscherven lagen zelfs in de achtertuin, bij de schuur.
De Familie Van Beekhuizen, die niet gevlucht was, had gezien dat een Duitser de vorige middag een handgranaat of iets dergelijks door het raampje van de voordeur had gesmeten. Wij begonnen direkt de boel op orde te brengen."

Verslag van de heer W. de Geus, wonende Havenstraat 27.
"Op 10 mei, kort na de landing van de parachutisten achter het Bosch van de Roo, het zal tegen zessen zijn geweest, vlogen de kogels reeds door de vensters. Militairen zag ik scharrelen in en rondom de wagons bij mij aan de overzijde. Ook in de buiten dienst opgestelde dieseltrein. Vuur werd gewisseld. Mensen op weg naar hun werk reden richting Victoria, EMF en wellicht naar de trappen van de verkeersbrug. Nietsvermoedende burgers, geheel onbekend met het oorlogsgebeuren. De plicht roept immers.

En dan wordt een van hen ter hoogte van ons huis dodelijk getroffen. Gedurende het gehele verloop van de strijd zal de man daar blijven liggen. Er komt tegenweer. In de Hoge Bakstraat wordt een barricade opgeworpen. Het schieten neemt zodanig grote vormen aan dat de buren en wij besluiten beschutting te zoeken in het souterrain. Aldaar was slechts uitzicht op straathoogte. Zover ik weet werd ons gehele huizenblok ontruimd. Zonder ophouden bestreden de partijen elkaar tot het donker werd.

Op 12 mei geraakten wij er middenin. s'Middags zag ik plotseling een troep Nederlandse soldaten op de fiets richting bruggen gaan. Weer veel vuur. Wat er van hen geworden is weet ik niet. Een uitbreekpoging hebben mijn vrouw en ik ondernomen echter zonder resultaat. Er was geen doorkomen aan en zeker niet aan de zijde van de Hoogt. Bij een andere poging gelukte het me al kruipende en door andermans woningen gaande een melkzaak aan de Twintighuizen te bereiken. Speciaal voor ons kind had ik dringend melk nodig. Het is me gelukt en voor de afstand van amper honderd meter had ik twee uur tijd nodig.

In het souterrain werd de benauwende situatie bij herhaling besproken. De nog voorhanden zijnde etenswaren werden verzameld uit de woningen. Met jassen en dekens stopten wij ons ‘s-avonds toe en aan improvisatie geen gebrek. Steeds meer voelden wij ons naderende onheil. Waken en hazeslaapjes. Bij het aanbreken van de zonovergoten dag begon de strijd weer. Wij geraakten versuft van het lawaai.

Op 13 mei hoorde ik het inslaan van de voordeuren. Wij zaten toen beneden en besloten de achtertuinen op te zoeken om daar meer beschutting te vinden. Militairen waren in geen velden of wegen te bekennen Ze waren er echter wel, dat was duidelijk te horen. We lagen als een armzalig troepje bij elkaar. In de namiddag het ratelen van rupsbanden. Het kwam, vergezeld van droge harde klappen naderbij. Dekking in de tuin. Horen en zien verging ons. Ik zag stofwolken bij de huizen. Na het tumult van de pantservoertuigen, ontdekten wij een geweldige colonne legerwagens op de oprit van de verkeersbrug. Het ging in de richting Rotterdam. Slechts even was er vreugde vanwege de vertoning van een oranjekleurige vlag, gespannen op elk van de wagens. Waren dit nu de Fransen? We wisten het niet. Er kwam geen einde aan deze stoet.

Plotseling weer een verrassing. Het gorgelen van granaten over ons heen. Van vriend of vijand? Het maakte overigens geen verschil. De nietsontziende projectielen boorden zich in de huizen van onze dierbare stad. Op deze late namiddag, om ongeveer zes uur, zag ik vlammen lekken aan een van de daken van ons woonblok. Ook dat nog....

Overal om ons heen explosies en brand. Blauwe rookslierten drongen de tuinen in. Aan de snelheid van de omhooggaande rookkolommen konden we de afstand van de vuurhaarden tamelijk goed bepalen. Langzaam maar zeker werden wij door het vuur ingesloten. Om zeven uur, die avond, brulde een Duitser vanuit een der dakramen van de woningen aan de Hoge Bakstraat "Jeder aufstehen und sammeln!!!" We werden gedwongen de tuinen te verlaten en achter elkaar lopend ging het in de richting De Hoogt, via het huis van ds Ten Kate.

Aangekomen aan de achterzijde van de Victoria moesten wij via de Hoge Bakstraat terug naar het spoor tot uiteindelijk werd haltgehouden op de binnenplaats van de Victoriafabriek, nabij de portiersloge. We waren niet de enigen. Aanwezig was een troepje Nederlandse soldaten. Ze zaten dicht opeengedrongen tegen het stalen hek en werden zorgvuldig van ons gescheiden gehouden. Ongeveer vijftien soldaten en ruim zestig burgers. Tussen de burgers bevond zich een doodzieke man, Van Kleef heette hij.

De man lag op de grond tussen ons in. Na veel aandringen bij de Duitsers, die klein in getal waren, mocht de zwaarzieke naar binnen worden gebracht. Kaakjes en bonbons werden uit de fabriek gehaald en rondgedeeld. Van ontspanning echter was geen sprake. Eenieder was en bleef angstig. Twee machinegeweren stonden op de grond op ons allen gericht.

Op een gegeven moment dreven enkele Duitsers ons terug de fabriek in maar daar brandde het. Dat werd teveel. De burgers kwamen in oppositie. Dat kan toch zomaar niet! De Duitsers zagen klaarblijkelijk in te ver te zijn gegaan. Het bleef zoals het was. De Hollandse soldaten waren zeer timide. Ondanks hun brute optreden konden we de Duitsers niet onbeleefd noemen. Aan de oostzijde braken opnieuw branden uit maar het vuur van de lichte wapens werd minder. Tijdens het verdere verloop van de avond verstomde dit geheel.

Om ongeveer tien uur die avond, men was druk bezig met een capitulatie in de stad zo ging het gerucht, kregen alleen de burgers van een Duits officier toestemming huiswaarts te keren. Huiswaarts? Welk huis? Alles was voor onze ogen in vuur en vlam opgegaan. Wij togen op weg door de totaal verlaten Havenstraat. Glas en achtergelaten oorlogstuig mijdend liepen wij voorzichtig in de richting van de Krispijntunnel. In de tunnel hing een zware benzinelucht. Wij bestegen de trap aan de Jan Luijkenstraat toen wij plotseling werden aangeroepen door een Duitse militair:"Wer da ... ?"

Ik vertelde de man, dat ik naar familie op weg was aan de Hugo de Grootlaan. Wij hadden immers geen onderdak meer. De soldaat antwoordde:"Sie haben doch selbst Krieg gemacht..." Hij begeleidde ons tot aan nummer 39 en verdween in het duister."

Verslag van mevr. E. Naaktgeboren, wonende 's-Gravendeelsedijk 175.
"Na de landing van de parachutisten werd ons huis eerst in de nacht van 1O op 11 mei bezet door 5 a 6 Duitsers. Dit waren parachutisten. De familie heeft alle dagen in de kelder moeten verblijven. De Duitsers volstonden alleen met de bezetting en ze betrokken de wacht in en om de woning. Na een verblijf van ongeveer 5 uur zijn ze met onbekende bestemming vertrokken. Bijzonder voorvallen zijn er niet geweest. Een vliegtuigbom is een der dagen vlakbij ons ingeslagen. In de kelder was . ook aanwezig de familie Huisman van de houtbereidingsinrichting.

Het in brand schieten van de Openbare school aan de Adm. de Ruijterweg werd waargenomen. Door haar ligging bood ons huis een uitstekend uitzicht. De Duitsers hebben eveneens het naastgelegen pakhuis bezet. Na afloop van de strijd is er op een afstand van ruim 200 meter, nabij de afrit naar "Louter Bloemen" het lijk gezien van een militair. Onbekend is de nationaliteit. Een bijzonder voorval welke vlak voor het uitbreken van de oorlog plaats vond mag niet onvermeld blijven. Namelijk enkele lieden die met verrekijkers de omgeving opnamen en tevens het landschap fotografeerden. Ik vond dat verdacht."

Verslag van de heer G. Teerlink, wonende aan de Binnen Kalkhaven.
"Terstond bij de gevechten veel Duits vuur ontvangen van de overzijde van de rivier. Waarschijnlijk afkomstig van de werf bij Van Drimmelen.
Bij Van der.Wees was daags tevoren een grote partij zuurstof- en gasflessen afgeleverd. Teneinde ongelukken te voorkomen hebben wij binnen alle afsluiters opengedraaid waardoor het kalkplafond stuk werd geblazen en in gedeelten naar beneden kwam. Deze handeling heeft echter voorkomen, dat de gehele haven werd opgeblazen. Het schieten werd steeds heviger. In huis was het geen doen meer.

In de Binnen-Kalkhaven lag een boot met diens eigenaar, tevens schipper. De man was zeer zwart gekleed als signatuur van zijn christelijke vroomheid. Met heel veel pijn en moeite mochten wij uiteindelijk plaats nemen in de voorpiek. Lichaamsbeweging was er nauwelijks, terwijl achter genoeg ruimte aanwezig was. Maar ja, weinig of geen mededogen. Zeer bekrompen.
Achter de Draai kolkten de rookwolken hemelhoog. Grote oranje vuurtongen verhieven zich zo nu en dan. Met een verrekt klein kanonnetje liepen enkele Hollandsche militairen in het rond. De besnorde sergeant-majoor Van Vlierden brulde op zijn Mokums zijn bevelen naar de bleke Hollandsche jongens. Hij week niet. Enfin, 's morgens vroeg op de boot te ongeveer 5 uur, het zal de 13e geweest zijn, sloeg met een geweldige klap een granaat uit elkaar. Ik dacht op het schip, maar het kan er ook net naast geweest zijn. Het vaartuig verhief zich met een siddering en we schrokken. Dit overleven we niet en wij eraf. Vluchten, de stad in. En waarachtig we haalden het zonder kleerscheuren. In de Prinsenstraat zag het groen van de Nederlandsche soldaten. We keek richting Sluisbrug, maar gedaan werd er niets. Levensgevaarlijk. Iedereen op een kluit, wachten, waarop?

We werden verwezen naar de "Americain". Daar waren nogeens een paar honderd schuilende burgers. Toen wij op de 14e in de tuin wat rondliepen zei iemand, dat de stad was overgeven. We konden naar huis. We gingen direct op pad. Ter hoogte van de Binnenkalkhaven werd ons verteld, dat het nutteloos was naar ons huis te gaan; het stond er niet meer."

Het meidagenverhaal van de heer Piet F. Mal en zijn dochter Martha, Adres: Smitsweg:
"Mijn zoon Aard heeft met een soort bolderwagen een zwaargewonde parachutist trachten te vervoeren in de richting van de stee van Bas de Jong. Aangezien de kar aan het einde van de weg naar boven -moest worden geduwd, de Zeedijk op,via een helling in de weg,problemen veroorzaakte was hulp dringend nodig. Deze verscheen even later middels een auto.

De verleende assistentie gelukte echter niet. Het hele geval kwam door de disselboom klem te zitten. Overigens werd de auto op een zeer zonderlinge wijze gemanoeuvreerd, dat heb ik goed gezien.

Nog voor we moesten vertrekken richting Dordrecht, via de Zuidendijk,zag ik dat de parachutisten veelvuldig lichtkogels afschoten van de richting Wieldrechtse Zeedijk. De kleuren waren groen en wit.

Het militaire personeel op "Rustenburg", vlakbij mijn huis, van 17 R.A., als ik me niet vergis, is ogenblikkelijk door de Duitsers gevangen genomen. De paarden werden, voorzover de Duitsers ze niet konden gebruiken, het verderop gelegen land ingejaagd."

In Dordt woonde in mei 1940 op de Vest Ien Baerveldt.
"Aan de overkant van de Spuihaven bevond zich het zogenaamde "Achterslandswerf"

Deze "Lange Loods",zo ook wel genoemd, werd gebruikt door defensie en bevatte legergoederen speciaal voor het Korps Pontonniers en Torpedisten hier ter stede. Toen de oorlog uitbrak werd het aldaar een drukke boel voor de magazijnbeheerder met diens helpers. Toen de Duitsers de binnenstad gingen bestoken, ze rukten zoals we weten op vanuit de richting station, werden de militairen in de Cornelis de Wittstraat waaraan de loods zich bevond, nerveus.Op een gegeven moment werden de meest kostbare zaken geevacueerd en met bootjes de spuihaven a.o. overgevaren. Aangezien er geen duidelijke afspraken waren met de troepen van de Lichte Divisie, welke ook de stad in staat van verdediging brachten, ontstonden er misverstanden. De geruchtenstroom kreeg weer meer voedsel en binnen de kortst mogelijke tijd ging de mare "jongens de Duitsers zitten al achter en in de loods...." Het gevolg was een ongecoördineerde schietpartij. Levensgevaarlijk werd het er terplaatse; eenieder bestookte eenieder.... En juff. Ien heeft dat alles meegemaakt.

Na hulpverlening bij de barricades in de binnenstad; was wel spannend hoorik haar zeggen, liggen we nu plat als een schol in de woonkamer. Van angst lig ik te giechelen onder het dressoir. Een van onze soldaten schiet met een mitrailleur over de haven voor hem. Mijn vader zegt nog, dat hij z'n eigen mensen aan het beschieten is. Wat een drama..."

Na enige tijd ging onze schutter er vandoor. Wist hij veel....!"

Nog een typische gebeurtenis.
"Het huis van de familie Marks, gelegen aan de Burg. de Raadtsingel, naast het Algemeen Ziekenfonds, een leuk gezellig vrij huis recht tegenover het spooremplacement. Een sloot voor de deur en een houten brugje, zoals de woningen ernaast.

Reeds vroeg, na de landing van de parachutisten, verschenen enkele soldaten. Ze liepen langs de groenafscheiding van het spoor en prikten zo nu en dan hun geweren hier door heen. Ook staken zij de weg over in onze richting. Het bleek weldra, dat ze weken voor de Duitsers. Pa, die oud officier is en van wanten weet, hielp de jongens met het zoeken van een opstelling. De aangewezen plaats hiervoor was de sloot. Boven op het balkon was het te opvallend en weinig of in het geheel geen dekking. Dus de sloot in. Enkele houten bankjes werden tewater gelaten zodat de soldaten niet geheel in de diepte verdwenen. Alleen de onderbenen werden nat. Er rees echter het probleem wat te doen wanneer de Duitsers doorbraken. Bij een weg terug moesten zij zich uit het water hijsen en naar boven komen. Dit was dus niks. De soldaten zagen ook nauwelijks hun tegenstander. Ze verdwenen de tuin in. Een ervan was angstig en liep te zwaaien met een zeer grote revolver alsof er achter iedere boom of struik een Duitser verborgen zat. Trouwens de tuinen naast ons werden ook doorzocht. Wat een toestand. Tot grote gevechten is het niet gekomen die dag maar op het emplacement was het toch niet pluis.

De volgende dag was het druk op straat met aankomende Nederlandse militairen. Ook veel motorfietsen en auto's. De meesten reden richting bruggen en dan volgden er weer anderen. Het was zeker niet ongezellig maar wel erg opwindend tenminste ik voelde me opgewonden. Rechts, in de richting Zwijndrecht rookte het en hoorde ik het gerammel van mitrailleurs en knetteren van geweerschoten. Hier werd echter niet meer gevuurd totdat .... we zaten gewoon in de woonkamer en het was in de namiddag van de 11e, een geweldige explosie ons allen bijna op de grond deed vallen... Daar op de hoek van de voorkamer was het... Kalkstof daalde zachtjes neer. Verder geen enkel ander schot of voorval. Zomaar een harde klap en dat was het. Het zonnescherm hing aan flarden in de boom achter in het tuinpad. Een projectiel had een aanslag gemaakt precies op de oosthoek van de voorkamer, net tegen de dakgoot. De scherven hadden een prachtige ster in de stenen geslepen. Waar het ding vandaan kwam? We hadden geen enkele notie. Ik zei reeds, het was stil. Alleen en uitsluitend in de verte hoorden wij het oorlogsrumour.

Zouden de Duitsers zich toch ophouden in de vele goederenwagons tegenover ons? We weten het niet. De volgende dag wel; toen werd het grote ernst. Toen moesten wij na het tumult om en bij de katholieke kerk het hazepad kiezen en verdwenen wij in de kelder van het ziekenfonds, naast ons. De Duitsers braken toen door ter hoogte van de Muzishof maar in onze tuinen heb ik geen bewijzen van hen gevonden. Naast enkele geweertreffers door de ruiten vonden wij ook een grote bout om rails op de bielzen vast te houden in de woning. Dat heet "kikkerbout" dacht ik. Rechttegenover ons huis lagen granaathulzen van wel een halve meter lang maar die zijn volgens mij uitgeworpen door de tanks, die op de 13e mei met ontzettend lawaai in de richting van het station gingen. Door mijn dekking heb ik dit echter niet kunnen waarnemen.

Op de ochtend van de capitulatie lag er ontzettend veel mortiermunitie bij de hoofdingang van het C.J.M.U.-gebouw. Het was scherpe Duitse munitie. Verzameld denk ik door deze lieden. Ook Hollandse pakken geweerpatronen, die ik met veel moeite in onze sloot heb laten zakken."