Pontonniers en Torpedisten

Verslag van de dpl. korporaal Joop Y. Grollé.
"Op 10 mei ben ik alleen, met als enige bewapening een karabijn, het Boonepad afgelopen in de richting Markettenweg. Achteraf gezien was dit zonder enkele dekking krankzinnig maar daar dacht ik op dat moment niet aan. Op het bruggetje aan de Krispijnse kant stonden twee achtergelaten Duitse lichte mitrailleurs waarvan ik er later een meenam. Munitie was er zat. Toen wij in de groentewinkel zaten met Koos v.d.Houwen stond er voor de deur een auto van Van Gent & Loos. Deze benam voor meer dan de helft ons zicht op de parachutisten. Even later is hij toch weggereden. Beneden in de winkel van Wulfse, de groenteman, heb ik de toonbank richting etalage geschoven waardoor ik een nog beter uitzicht kreeg.

We schoten dwars door de ruiten en het mag een wonder worden genoemd, dat we niet door de glassplinters werden geraakt. De Duitsers vernielden echter wel het plafond met hun automatisch vuur. Wit van de kalk zijn wij daarna naar buiten gerend.

Toen ik op 12 mei met de Lewis-mitrailleur stelling nam in het WC-raampje van het Paviljoen (hoek Toulonselaan - Transvaalstraat) zag ik oprukkende Duitsers in de Van Houweningestraat en de Crayensteynstraat. Ik zag het in stelling gaan van twee Duitse kanonnen. Ze hadden een heel korte loop met een vierkanten pantserplaat en de meesten dachten, dat het een soort mortieren waren (Skoda-berggeschut opm. sch.) De een was duidelijk gericht langs de rails in de richting van het station. De andere wees meer in onze richting. Door de hoge spoordijk zag ik nauwelijks de helft van de pantserplaat. Ze stond naast de samenkomst van de sloten aldaar. Een op en neer lopende Duitser is waarschijnlijk geraakt; hij liet zich niet meer zien. Van de verlaten zware mitrailleurs op zijspannen in de kromming van de Dubbeldamseweg even voor de overweg hebben Bas den Toom en ik een tweecylinder B.S.A. losgekoppeld en meegenomen. Wij konden ons zodoende veel gemakkelijker verplaatsen.

Toen het bijna donker was op de 12e mei waren wij op de Krommedijk, niet ver verwijderd van de overweg. Omwonenden zeiden ons, dat het niet pluis was in de twee spoorwagons, die stonden achter het hek van het zogenaamde "Lips-lijntje" Dat zouden weleens spionnen kunnen zijn, werd gezegd. Aanvankelijk wilden we dat gaan onderzoeken maar de duisternis en de komst van Luitenant Van der Houwen beletten dat. Via de Balistraat verdwenen wij in de richting van de Reeweg Oost.

Op 13 mei in de middag hebben wij, Bas den Toom en ik, met de M 20 op de hoek van de sigarenwinkel aan het Vrieseplein, naast de op de grond liggende B.S.A. (we hadden geen tijd het ding op de steun te zetten) vijandelijke vechtwagens onder vuur genomen. Het zou wel niets hebben uitgericht maar toch deden wij het. Even hiervoor hebben wij van een tweetal gesneuvelde Duitsers, ter hoogte van de winkel van De Gruijter (hoek Vrieseweg), de wapens weggenomen. Deze soldaten waren in het gewone legergroen gekleed met de normale infanteriehelm. Ze lagen tegen de trottoirband, zondere enige dekking. Dit gebeurde dus voor de grote aanval van de tanks op 13 mei."

Verslag van de Korporaal Siem Heiden, Depot Korps Pontonniers en Torpedisten.
"Ik had hem op de korrel. Als ik de trekker van mijn geweer zou overhalen als hij opnieuw even achter het urinoir bij het Van Baerleplantsoen vandaan zou komen om in de richting Hugo de Grootlaan en Krispijnseweg te gluren, zou ik hem hebben. Maar, al was hij een Duitse parachutist, die verraderlijk midden in de nacht was neergedaald, hij was een mens. Het zweet droop van me af en ik had moeite te voorkomen dat mijn handen beefden. Ik kon het niet... "

Toen gebeurde het. Een bakker kwam op de fiets uit de Van Baerlestraat. De Duitser dook achter het urinoir vandaan en vuurde zijn heupmitrailleur af. De bakker viel neer. Toen had ik nog maar een gedachte: schieten, voordat hij jou ziet, want anders is het met je gebeurd. Ik zei de soldaat, die naast me zat op de zolder van het huis schuin tegenover het urinoir voorzichtig het raampje open te doen. Tien seconden later liet de Duitser zich weer zien. Onze schoten knalden tegelijk; de Duitser viel, trachtte overeind te krabbelen, kroop toen dat niet lukte in de richting van de sloot bij het Weizigtpark, schokte een moment later en bleef vervolgens roerloos liggen."

Siem Heiden van het Korps Pontonniers was in de vroege morgen van de 10e mei wakker geschrokken van vliegtuiggedaver. Toen hij kort daarna schoten hoorde alarmeerde hij de jongens in de zaal van de school op de hoek Bosboom Toussaintstraat - Betje Wolffstraat, waar hij lag ingekwartierd. "Wij renden naar het dak en zagen een stuk of vijftien grote vliegtuigen in de richting van het station gaan. Toen opeens waren er parachutes, die kennelijk neerdaalden op de weiden en velden aan de andere kant van de Krispijnseweg. Ik vloog in pyama naar beneden naar de wacht. Daar kreeg ik tien patronen van de 250 die er waren voor de gehele bezetting van de school. Ik trok mijn uniform aan en rende naar buiten, de Bosboom Toussaintstraat door in de richting van de Krispijnseweg.

Ik zag op het weiland Duitsers die zig-zag lopend bezig waren te verzamelen. Ik schoot vijf van mijn tien patronen af. Opeens sloeg er gespreid mitrailleurvuur door de Bosboom Toussaintstraat. Ik zocht dekking in de Rhijnvis Feithstraat en keerde via enkele zijstraten terug naar de school."

Bij de school wachtte Siem Heiden een onaangename verrassing. Er stopte namelijk juist een auto die door een zware beschieting bij de tunnel was gekomen en die bracht, waaraan de grootste behoefte bestond: patronen. Siem graaide onmiddellijk in de voorraad en vulde zijn tassen. Er kwam bericht, dat Luitenant Koos van der Houwen op de hoek Brederodestraat - Van Baerlestraat stond en geen patronen meer had.

"Ik vroeg de foerier om een ransel en liet er zo'n twintig kilo patronen in stoppen. Ik ging op pad, passeerde de Bosboom Toussaintstraat, de Jacob Catsstraat en de Vondelstraat, die alle onder vuur lagen van mitrailleurs, welke achter de sloot langs de Krispijnseweg tegenover elk van de zijstraten stonden opgesteld. Zo kwam ik bij de Hooftstraat en daar zag ik lichtspoorkogels doorheen vliegen. Dat was een meevaller want ik kon zien, dat de mitrailleur te hoog stond afgesteld. Ik kon rollende met het vrachtje op mijn rug onder de fluitende kogels door de hele afstand naar de Brederodestraat afleggen. Daar werd ik met vreugde ontvangen door luitenant Van der Houwen en de ongeveer twintig man, die hij bij zich had."

Even later was Siem in gezelschap van een vrijwilliger op pad om de zaak te verkennen. Door de ligusterhagen en de tuinen langs de Van Baerlestraat in de richting van de tunnel. Via een gangetje kwamen zij achter de huizen bij het Van Baerleplantsoen en vonden daar vier zwaargewonde mensen, die verzorgd werden door een zuster met een rode-kruisband om de arm. Enkele minuten later zaten zij op de zolder van een van de woningen aan het Van Baerleplantsoen en zagen daar de Duitser achter het urinoir, die zij kort daarna zouden doodschieten.

"Toen wij de mitrailleurschutter hadden neergelegd liet ik de soldaat achter op zolder en keerde terug naar de Brederodestraat om verslag uit te brengen. Maar toen ik luitenant Van der Houwen wilde vertellen, dat wij een Duitse mitrailleurschutter hadden gedood was ik zo nerveus, dat ik geen stem meer had. Op dat moment kwam een mevrouw eraan, die een grote ketel koffie droeg. Zij had er een hele fles cognac er doorheen gedaan. Toen ik een paar slokken had genomen sloeg de luitenant me opeens op mijn schouder en vroeg: "Heb jij soms een mof neergeschoten, Siem?" Hartstikke dood, hoorde ik mezelf zeggen: ik had mijn stem weer terug. Gelukkig, want ik zou hem nog hard nodig hebben."

Korte tijd later stond de groep verspreid over woningen langs de Krispijnseweg, ter hoogte van de Hooftstraat, tegenover ongeveer honderd Duitsers, die bewapend met onder meer zeven mitrailleurs in de berm van de sloot lagen. Siem kreeg een idee: "Als wij het geluid van een Hollandse mitrailleur zouden kunnen nabootsen zouden de Duitsers zeker hun kop omhoog steken om te zien waar het Hollandse wapen stond en zouden zij links en rechts gaan schieten." De list lukte. Toen luitenant Van der Houwen tot drie had geteld blaften de geweren in het ritme dat een Hollandse mitrailleur geeft bij een korte vuurstoot.

"En ja hoor: de Duitsers kwamen omhoog en begonnen als gekken te schieten. Wij doken weg, maar even later gaven wij een spervuur. Gericht, want wij wisten toen waar zij zaten. Toen onze geweren leeg geschoten waren waren de Duitsers in paniek. Maar wij niet minder. Een soldaat was naar de zolder gekropen en ging voor het raam staan kijken. En toen kregen wij de volle laag van een Duitse mitrailleur, die bij het Bonepad stond opgesteld. De kamer werd doorzeefd met kogels. Wij in dekking en toen werkte ik een plannetje uit: ik zou mijn helm voor het slaapkamerraam houden en twee man zullen in de erker schietklaar liggen. Wet ging zoals ik had gedacht: de volle laag kwam in de richting van mijn helm. Maar de twee soldaten kregen de Duitse schutter te pakken."

Siem Heiden stormde hierna de trap af en toen hoorde hij de Duitsers roepen. Hij zag acht handen boven de slootrand uitsteken. Even later gaven achttien Duitsers, onder wie twee officieren, zich over aan vier Nederlandse soldaten. "Wij staken de weg over en toen wilde een van onze sergeants een Duitse mitrailleur de sloot in schoppen. "Ben je bedonderd ... !! brulde ik, "We moeten dat ding zelf hebben. Wij gaan ze met hun eigen wapens te lijf... !"

De overgave van de achttien Duitsers aan de Krispijnseweg betekende een wending in de strijd. De parachutisten, die op de velden waren geland hadden zich allemaal of vrijwel allemaal teruggetrokken in het Bosch van De Roo langs de spoorbaan, thans het "Weizigtpark". Het was logisch, dat zij die kant optrokken want zij hadden er dekking en het lag op de route die zij moesten gaan: naar de bruggen over de Oude Maas.

"Wij wilden met een man of twintig bij het Boonepaadje (een weggetje dat vlak bij de huidige ingang van het Weizigtpark begon) het Bosch van De Roo in gaan", vertelt Siem Heiden verder."Ik had oorlogsbuit bij me gestoken: 2 pistolen, een prachtige stafkaart en zes handgranaten. Langs de slootkant hoorde ik gekreun. Het was de mitrailleurschutter, die op mijn helm had gemikt en toen door mijn twee metgezellen was neergeknald.

"Ik lichtte het hoofd van de zwaar gewonde man wat op om hem een beetje koffie te geven. Opeens floot een kogel over mijn hoofd, kennelijk afkomstig van een van de Duitsers in het Bos. Toen was de menselijkheid uit me verdwenen. Ik smeet de gewonde Duitser de sloot in en ging verder."

De Nederlanders trokken in drie groepen het Bosch van De Roo door. Links langs de spoorbaan een sergeant met zijn mannen; in het midden luitenant Van der Houwen met zijn groep en rechts langs de sloot aan de zijde van het Bonepad Siem Heiden en de zijnen. v "Wij gingen verder, kruipend en lopend, van boom tot boom. Na zo'n 150 meter begon een wild geschiet achter me. Het was ongeveer dertig meter voor mijn groep uit en begon ik, terwijl ik daar zo lag, vreselijk te schelden. "Niet schieten..!- riep ik - "er is geen mof te bekennen. Een lange blonde sergeant achter me riep:"Wij schieten niet! Het vuur komt van de spoorbaan!" Toen barstte ik bijna uit elkaar van woede. Iemand was vergeten onze eigen mannen op de spoorbaan te waarschuwen, dat wij achter de Duitsers aan zaten. Zij vuurden uit alle macht op ons. Ik vloekte en brulde, dat zij hun eigen mensen aan het vermoorden waren. Toen werd ik gehoord en het vuren hield op. Siem Heiden kroop weer verder, enkele tientallen meters voor zijn mannen uit. "Toen ik bij een soort volière, althans een met gaas overspannen stuk van de tuin kwam, vroeg ik de mannen wat dichterbij te komen om me dekking te geven, terwijl ik zo'n veertig meter over open terrein moest. Aan het einde van de volière lag een hoop grond van ongeveer een meter hoog en tien meter breed. Ik rende erheen om daar dekking te vinden.''

Zijn het de brede, goud-gele korporaalstrepen geweest, die de Duitsers deden denken, dat er een hoge Nederlandse officier kwam aangestormd gevolgd door een complete legermacht? Of heeft iets anders hen bewogen? (let op sneuvelen Cie Cdt, Frhrr Von Brandis, opm schr.v.d.V.) Siem Heiden weet het niet. Maar opeens rees een rij Duitsers achter de hoop aarde op. "Mijn hart sloeg in m'n keel. Maar toch brulde ik in het Duits meteen: Handen omhoog..zwijnen! En kijk, ze deden het. Zij luisterden ook toen ik beval in rijen van vier te gaan staan. Acht rijtjes, netjes naast elkaar: 32 Duitsers. Ik liet ze hun handgranaten neerleggen en toen zag ik, dat ze venijnige diabolo-granaten in doeken op hun borst droegen. Als je zo'n ding in je hand hebt, er even aan draait en het wegsmijt, ontploft het een ogenblik later. Ik liet ook die dingen weggooien."

Toen raakte Siem Heiden een momentje in paniek. "Ik stond moederziel alleen voor al die Duitsers. Tussen hen in was een gewonde luitenant met een verband onder zijn helm. Een brutaal, agressief mannetje zo te zien. Ik zag hem veelbetekenend naar de twee Duitse pistolen kijken, die ik op hen had gericht. Ik schrok me rot...Stonden die dingen op veilig of scherp? Hoe moest ik er mee omgaan? Ik duwde de pistolen snel weg en richtte mijn geweer, dat ik onder mijn arm had, op hen. Toen stond korporaal Maas, van de opleiding, opeens naast me."

Achtentwintig van de gevangen Duitsers werden weggeleid door het Bosch van De Roo en tenslotte naar de school aan de Betje Wolffstraat. De vier anderen bleven achter bij Siem Heiden, die met drie van zijn mannen het Bosch verder wilde uitkammen. De Duitsers wilde men gebruiken als dekking. "Aan het einde van het Bos, alwaar een gashouder stond,(op 12 mei'40 uitgebrand bij de volgende gevechtshandelingen, opm. schr.) moesten wij tot aan onze knieën door een sloot. Het eerst ging een van de soldaten. Toen de vier Duitsers en toen ik, vijf meter erachter. Uit de sloot gekomen keek ik om naar de twee andere soldaten. Ze waren weg, er tussenuit gepiept toen ik door de sloot ging. Ik beval de Duitsers te gaan liggen. Daarna ging ik op onderzoek op het DFC-veld, dat toen aan de Markettenweg lag. Er lagen vier dode Duitsers.

Kort daarna herhaalde zich wat in het Bos gebeurde. Soldaten beschoten hun eigen partij omdat wederom vergeten was een bericht door te geven. Siem Heiden, de soldaat die hem vergezelde en de vier Duitsers, die het twijfelachtige genoegen hadden als dekking te mogen fungeren, waren het mikpunt.

"Wij trokken door het open veld ten oosten van het Bosch van De Roo in de richting van de Krispijnseweg; wij voelden ons tamelijk veilig. Maar toen opeens begon het. Een schot..tien schoten ... wel honderd kogels werden op ons afgevuurd. De vier Duitsers, die bij ons waren, doken meteen in een greppel; ik had een witte zakdoek bij me, die ik aan mijn bajonet bevestigde. Ik zwaaide en brulde om de schutters duidelijk te maken wat er aan de hand was. Ik wachtte, terwijl ik me tegen de grond drukte. Het vuren hield op en na vijf minuten kwam er, heel voorzichtig, een Nederlandse sergeant. Ik heb tegen hem gescholden en gebriest over de Nederlandse soldaten, die zonder leiding er maar op los schoten.

Nadat het geschiet van onze soldaten was opgehouden kon het ploegje van Siem Heiden - hijzelf, één Nederlandse soldaat en de vier gevangenen - het terrein doorzoeken. Zij vonden nog vier Duitsers, die waren weggedoken onder de in het veld liggende parachutes. "Met de vier, die wij al hadden en de vier, die wij erbij kregen, wandelden wij door het veld naar de Krispijnseweg en vervolgens naar de school aan de Betje Wolffstraat. Aldaar in de cantine zag ik al die ontwapende Duitsers staan. Ik wilde weten of ze nog wat bij zich hadden. Dat hadden zij inderdaad: zes condooms, iedere man."

Jan Schuiten was de pontonniers-administrateur van de groep pontonniers die in de school lag. "Heb je hun zakboekjes en papieren bekeken?" vroeg Siem. Jan had het gedaan en hij had een paar aantekeningen die hem van belang leken opzij gelegd. Als gevolg daarvan ging een troepje van een man of vijf op pad. Zij vonden in een bakkerij vier Duitsers, die zich direct overgaven. In een café aan de Krispijnseweg (Sebes) waren er nog vier. Zij stonden te biljarten, blijkbaar om de tijd die hen restte tot hun gevangenneming zo prettig mogelijk door te brengen. Ook zij gingen zonder moeite mee. In de buurt was er een schuilkelder. Daar zaten er drie in en zij kwamen gewillig naar buiten. Daarmee was de eerste fase van de slag om de Krispijnseweg en het Bosch van De Roo beëindigd. Vijftig Duitsers waren er gedood; een aanzienlijk aantal door matrozen, die op de daken van de huizen langs de Krispijnseweg hun stellingen hadden betrokken.

De zestig "onbeschadigde" gevangenen werden op transport gesteld. Zij waren de enige Duitse gevangenen in Nederland, die nog over de Noordzee konden worden gebracht. (= onjuist, opm.schr.VdV). Later werden zij vanuit Engeland naar Canada verscheept. Het verdere verloop van de oorlog werd aldaar doorgebracht. Siem Heiden nam de volgende dag nog drie Duitsers gevangen. Hij was in het huis van Karel Lotsy aan de Burg. de Raadtsingel. Hij kende Lotsy als lid van het Nederlands Olympisch Comité.

Door de ramen kijkend zag hij opeens, langzaam rijdend, een bestelwagen aankomen, waarop een witte vlag was aangebracht met daarop een rood kruis. Hij vertrouwde het niet en schoot de deur uit om met zijn geweer in de aanslag de bestelwagen tot stilstand te brengen. Er lag een dodelijk gewonde Duitser in maar er waren ook nog drie anderen tot de tanden bewapende Duitsers. Siem liet de drie uitstappen en gaf de chauffeur het teken door te gaan met de gewonde naar het Gemeente Ziekenhuis. Voor de gewonde was er waarschijnlijk geen redding meer.

Tijdens de volgende oorlogsdagen in Dordt, toen eerst uit het zuiden aanrukkende troepen parachutisten en vervolgens het over de intact gebleven Moerdijkbruggen binnenrollende Duitse geregelde leger de Dordtse straten binnendrongen, zwierf Siem Heiden als een eenling rond. Vechtend waar nog iets te vechten viel. Maar zijn grote daden had hij verricht: aan en in de omgeving van de Krispijnseweg en het Bosch van de Roo. Hij was opgebrand en alleen de herinnering bleef.

Siem Heiden verkreeg op 13 nov.'46 te Amsterdam uit handen van Z.K.H. Prins Bernhard de Bronzen Leeuw. "Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in de strijd tegenover de vijand onderscheiden door op 10 mei 1940, deel uitmakend van een kleine groep vrijwilligers, op onverschrokken wijze en steeds als de voorste op te treden, tegenover in getal en bewapening veel sterkere afdelingen valschermjagers in opvolgende gevechten op verschillende plaatsen in de buitenwijken van Dordrecht, waarbij een groot aantal Duitsers sneuvelde of gevangen werd gemaakt."

Opm sch: het getal van vijftig Duitse gesneuvelden is onjuist; er waren tenminste 20 gewonden van de ruim 80 gedaalde parachutisten. Het aantal doden bedroeg minder dan 10.