IIIe Afdeling van het 14e Regiment Artillerie (III-14 R.A.)

III-14 R.A., Kapitein J. Mulder meldt in zijn oorlogsrapport:
"...de schildwachten hebben een Duitser gedood en zijn bij gebrek aan munitie teruggetrokken op Dubbeldam. Besloten werd de batterijen te heroveren en opnieuw te bezetten. Bij de eerste aanval sneuvelden 3 man; gewond werden 6 officieren, 5 onderofficieren p 9 korporaals en manschappen. Wij hebben ons achter de Zuidendijk genesteld om doordringen van de vijand naar Dordt te voorkomen. Deze zat op dit moment nog achter de Wieldrechtse Zeedijk.

Zaterdagmorgen op 11 mei '40 bij het aanbreken van de dag daalden wederom parachutisten in het voorterrein die gedeeltelijk konden worden bevuurd en onschadelijk gemaakt. Samenwerking werd verkregen met de 3e compagnie van 1-28 R.I. onder kapitein Bolle. In overleg werd besloten een omsingeling te wagen en voorwaarts te gaan met medewerking van Zware mitrailleurs. Deze poging gelukte. Het voorterrein tot de Wieldrechtse Zeedijk werd heroverd waarbij 7 Duitsers werden gevangen genomen. De Li. Batterij was nog geheel intact; de stukken van de midden Batterij waren in de sloot geworpen terwijl de munitie van de Rechter Batterij tot ontploffing was gebracht. Intussen werd de nieuwe opstelling van de zijde van de spoordijk Dordrecht-Moerdijk onder geschut- en mortiervuur genomen terwijl op verscheidene punten werd ingeschoten. Parachutisten daalden voor en achter de stelling."

Dpl. Wachtmeester Th. Kolbeek van III-14 R.A.: (okt '46)
"... de Duitsers zaten achter de sloot en hadden zeker 2 mitrailleurs en machinepistool bij zich. Wij zijn het eerste eind gezamenlijk tirailleursgewijze opgerukt. Toen moesten we over een dam met prikkeldraad. Daarover zijn wij gekropen en werd voor het eerst op ons geschoten. Over de dam kwamen wij in een sloot. Toen we op ongeveer 50 meter afstand waren ben ik uit de sloot gegaan om te kijken naar de containers, die in het terrein her en der verspreid waren neergekomen. Op dat moment werd er op mij geschoten. Ik ging plat op de grond liggen en kroop naar de sloot terug. Ik vermoed, dat het korte vuurstoten uit een machinepistool waren anders begrijp ik niet, dat ze mij niet konden raken op zo'n korte afstand. In de sloot hebben ze op mij gewacht. Nu wisten we precies waar de Duitsers zaten. We hadden alleen karabijnen bij ons. Geen mitrailleurs. Daarna hebben wachtmeester Van Brakel en ik de Duitsers onder vuur gehouden. Deze, op hun beurt, trachtten op ons te vuren toen we in de sloot zaten. Maar ze moesten steeds omhoog schieten door de glooiing van het terrein. Op ongeveer dertig meter genaderd, hoorden wij een ontploffing! De Duitsers waren met 4 of 5 man uit de kuil gesprongen en hadden een handgranaat in de kuil gegooid teneinde het materiaal daarin te vernietigen en staken hierna de handen omhoog. Ze zijn toen gevangen genomen. De inhoud van de kuil was geheel vernield; ook de beide mitrailleurs. Deze twee mitrailleurs zaten in een kuil vlak naast elkaar. Wij hebben ons bezig gehouden met het verzamelen van de buit. We moesten zeer voorzichtig zijn. Zij hadden 2 mitrailleurs en handgranaten maar wij niet.

Een werkelijk gevecht is het niet geweest. De kuil konden we door de vers opgeworpen aarde goed zien. We vonden meerdere handgranaten terplekke."

Res. Kapitein J. Barkmeijer, Batterijcommandant 2-III-14 R.A. (CvMO, 20 sep 46):
"....de batterijen hadden 3 maal 2 schildwachten. Een of twee hebben kans gezien kruipend door het veld en door sloten onze troep te bereiken......

1e aanval: De 1e luit. Koch en naar ik niet zeker weet de 2e luit. C.Spoeldert beiden van de 2e batterij, verkenden het kruispunt waar o.a. over de dijk met handgranaten werd geworpen. Persoonlijk heb Ik toen een poging gewaagd om met behulp van een 5-tal vrijwilligers de Duitsers achter de duiker in de flank te komen. Ik riep 5 man mij te volgen, sprong over het begrenzende slootje en onmiddellijk door genoemd 5-tal gevolgd, hetgeen mij later momenten van voldoening bezorgde, trouwens in aanmerking genomen, dat wij allen artilleristen waren met gebrekkige wapens in geheel open terrein tegen de met automatische wapens uitgeruste Duitsers, die achter de dijken etc. ingegraven waren en waarvan we niet alle plaatsen wisten waar ze zaten, was de houding van allen, hoog tot laag, uitstekend, De poging door mij ondernomen liep al spoedig spaak doordat ik op twee plaatsen werd aangeschoten en zelf werd uitgeschakeld. De dpl. G. Westerdijk werd toen hij me hielp door het hart geschoten."

Rapport van de dpl. sold. J.Westeneng 1e Batt. III-14 R.A.:
"Volgen", werd gezegd. Hetzelfde zei kapitein Dethmers. Nu was hij er niet meer bij. Ik moest denken aan die twee meiden, die eind april vanaf de Schenkeldijk foto's aan het nemen waren van onze stelling. We konden er niets tegen doen. De kogels sloegen links en rechts van me in. Waar zitten die Duitsers toch? Bij het vooruit gaan zag ik de 1e luit, ir. Robbé Groskamp gewond liggen nabij de Zeedijk. Vlakbij hem lag, als ik me niet vergis, soldaat Van Elten. Hij bewoog niet meer. Dit alles speelde af vlakbij de kruising ZeedijkSchenkeldijk. Ik was zeer gespannen. Kon ik ze nu maar eens te grazen nemen. Even naast de sokkel van een electriciteitsmast zag ik beweging. Dan een kop omhooggaan. Een eindje verder weer die kop. Ik schoot met mijn karabijn en het was uit. Ik denk dat het raak was.

Van westelijke zijde ontvingen wij mitrailleurvuur. Er was veel lichtspoor; dat was duidelijk te zien. In de nacht van de 10e mei heb ik geslapen aan de voet van de Schenkeldijk. Het was bitter koud. Ook was ik erbij op het moment, dat een parachutist gevangen werd genomen. Hij had een lichte mitrailleur bij zich. De man was correct. Door anderen werd hij naar achteren gevoerd. Op de Zeedijk trof ik in een daglonershuisje, in de bedstee, een neergeschoten boer aan. (Heer E.Brand, Buitendijk, vdV). Deze was dood. Gedurende de gehele oorlogsdagen hebben we niet alleen strijd geleverd met de Duitsers maar ook met de zon, die zij mee hadden.

Dpl. Wachtmeester H.N.J. Leufkens (III-14 R.A., sep 46):
"...ik was op wacht achter de stukken van de eerste batterij, midden in de polder tussen de Buitendijk en Schenkeldijk. Ik hoorde gebrom buiten, ging kijken en zag Duitse vliegtuigen. Ik heb toen de mannen gealarmeerd en zei hen niet te schieten tot ze langs ons heen waren. . We kunnen ze dan in de rug aanvallen. Vervolgens hebben wij ze van achter aangevallen waarbij een Duitser sneuvelde en verschillenden gewond werden. Twee van onze mannen zijn gevangen genomen terwijl ze op wacht stonden bij de batterij. Ik was toen met zeven man en hebben ons toen aangesloten bij een andere troep die kwam van de Schenkeldijk. Hierna gingen wij weer tot de aanval over. Bij deze actie sneuvelde (lees dodelijk gewond vdV) de kapitein Dethmers en werden gewond de 1e luitenants Rutten en Robbe Groskamp. Kapitein Barkmeijer werd eveneens gewond. Omdat we de batterijen niet konden heroveren zijn we teruggegaan.

Op de 11e mei hebben wij parachutisten gevangen genomen, die tussen de Schenkeldijk en de Buitendijk lagen met een vijftal vrijwilligers nl. Ok Haank wachtmeester Van Brakel, wachtmeester Kolbeek, wachtmeester Haank, soldaat Kengen en ikzelf. Wij moesten goed kijken waar ze zaten en daarna hebben we ze onder vuur genomen. Toen kwam een andere afdeling van ons, die ze vervolgens gevangen nam. Het waren vier Duitsers; ze zaten in een gat, dat was uitgegraven voor mitrailleurs. De mitrailleur en munitie hebben we eruit gehaald en afgeleverd bij kapitein Mulder."

(Staf) Res. 2e luitenant-A.van der Veen Meerstadt (III-14 R.A., sep 46):
"Wij bevonden ons op de alarmplaats "Dordwijk" alwaar wij opdracht kregen het voorterrein in te gaan. Elke officier vergezeld van 12- tot 14 manschappen teneinde te trachten dit voorterrein te zuiveren van parachutisten en de batterijen opnieuw te bezetten. Wachtmeester Frings was ook bij me benevens de Afdelingscommandant kapitein J.Mulder. Wij hebben ons begeven via Dordt in zuidelijke richting gaande naar de Achterweg, aldus de weg ten zuiden van het buiten Dordwijk Hierbij werd geen aanraking met de Duitsers verkregen. Bij de spoorbaan aangekomen vertelde ons een spoorwachter, dat er parachutisten teruggetrokken waren in de richting van de Algemene Begraafplaats. Aangezien echter de batterijen in zuidelijke richting lagen veranderde ons voortgaan in die richting en gaande zuid, west van de spoorbaan Dordrecht-Moerdijk. Nabij het kruispunt van de spoorovergang Zuidendijk bleken enkele parachutisten zich verdekt te hebben opgesteld. Wij liepen aan de westzijde, aan de kant van de mitrailleur met ons hoofd ter hoogte van de spoorbaan. Deze parachutisten hebben ontzien aankomen en ons tot op zeer korte afstand laten naderen (ongeveer 50 meter). Toen er werd geschoten zagen we ze zitten. Ik zag enkele van mijn mensen naar voren rennen o.a. Frings en een man die daar gesneuveld is. Deze mannen zijn direct naar voren gesneld teneinde te trachten de mitrailleur tot zwijgen te brengen. Zij hadden de bajonet op het geweer bij deze aanval, ondanks het vijandelijk vuur. Wachtmeester Frings werd hierbij getroffen door een schot in de rug.(longschot) Zelf werd ik ook gewond. Mijn been werd verbrijzeld en ik viel. De andere mannen zochten dekking maar bleven doorvuren. Het resultaat was, dat de mitrailleur terugtrok. Nadat ik weer enigszins hersteld was, enige mensen hadden mij iets weggetrokken, lag ik in dekking tegen de spoordijk. Aldaar heb ik doorgevuurd en nog een mitraillist aangeschoten. Ik kon niet meer voor- of achterwaarts. Kapitein Mulder heeft mij zien vallen en heeft daarna met levensgevaar de verbindingen met de andere groepen weten te herstellen. Later ben ik door boeren weggehaald en naar een huisje gebracht gelegen ten westen van het kruispunt Spoordijk- Zuidendijk. Aldaar kwam onze groep met zijn gewonden weer bij elkaar. Toen heb ik opdracht gegeven om voorwaarts te gaan naar de batterijen en heb het commando overgegeven. Na enige uren ben ik hier afgehaald door P. van Noord (dr. P. v. Noord) (Afd. Art.) met een paar rodekruissoldaten, die ons naar een ziekenhuis in Dordt moesten brengen. Korporaal was ook gewond ..."
Verslag van Wmr. Cap. J.J. van Orakel; sept 1946.
"Op 11 mei maakte ik drie krijgsgevangenen. De gehele patrouille had er ongeveer acht. Bovendien maakte ik buit: 1 mitrailleur, munitie, handgranaten, een pistool, een loop van een mortier alsmede mortiermunitie en een hoeveelheid opwekkingspillen. Dpl. A.J. Weishaupt maakte vier of vijf Duitsers gevangen, met buit. Van de gevangenen waren er twee gewond. De een had een schot in de knie en de andere een enkelblessure.
Later vonden wij nog twee Duitsers waarvan bij een officier (lees onderofficier opm.schr.) de levenstekenen waren geweken."

Dpl. Wachtmeester D.A.H. Haank: "Voor de overgave gooiden de Duitsers handgranaten in de put. Toen wij hen naderden kwamen er meer bij. Ik meen, dat het er 7 waren. Een van hen was gewond. We hadden een hond achter ons aan en dat was lastig. Ik wilde hem nog doodschieten maar op het moment, dat wij over de dam moesten liep hij weg."