2e Regiment Wielrijders (2 R.W.)

Verslag van Res. Vaandrig J.H.L. Manders, sectiecommandant van de derde sectie 2-II-2 Regiment Wieldrijders.
"Op 13 mei kreeg ik de beschikking over een stuk Pag en een zware mitrailleur. Mijn afdeling was in de vroege morgen van 13 mei opgesteld bij de St. Jorisbrug aan de Westzijde van de Steegoversloot front Oost.

Om ongeveer 7 uur 's ochtends werd ik bij den Commandant II-2 R.W. geroepen in de Incassobank op 't Bagijnhof. Deze gaf mij bevel met mijn afdeling voorwaarts te gaan in het vak gelegen tussen de St. Jorisweg en de Vrieseweg met medevoering van een zware mitrailleur en een stuk Pag. dat met handtrekkracht moest worden voortbewogen en waarvan de munitie moest worden gedragen. Ik moest voorzichtig voorwaarts gaan tot ik op vijandelijke tegenstand stuitte.

Dit bevel werd door mij als volgt uitgevoerd. Langs de Vest rukte ik op naar de Vriesebrug aangezien de St. Jorisbrug opengedraaid was. Daar zou ik bij een vijandelijke tegenstoot in een onvoordelige positie zijn gekomen terwijl bij de Vriesebrug een versterkt bruggenhoofd was en dit een eventuele vijandelijke tegenstoot minder overrompelend zou doen zijn.

Na de Vriesebrug, waar voortdurend geschoten werd, met sprongen te zijn gepasseerd, verspreidde ik een gedeelte van mijn mensen over het mij aangewezen vak. Daar op mijn vraag waar men vijand zou verwachten geen antwoord kon worden gegeven, liet ik door een gedeelte van mijn mensen de huizen en de daarbij behorende tuinen doorzoeken. Hierdoor kon ik wel niet zo snel als wenselijk was voorwaarts gaan maar de kans om van de hoofdmacht afgesloten te worden was hierdoor uitgeschakeld.

Met de rest van mijn mensen en de zw. mitr. en het stuk Pag ging ik voorwaarts langs een vooraf vastgestelde en aan de mensen bekend gemaakte as van beweging: Lange Kromhout-Warmoezierspad-tuinen tussen Kasperspad en Van Hoogstratensingel- Berkenpad. Bij het park (Merwestein opm. schr.) bleek vijand te zitten. Van een sergeant die niet tot mijn afdeling behoorde, vernam ik dat er Duitsche tanks in aantocht waren. Daar de wildste geruchten de ronde deden gaf ik dit bericht middels een ordonnans door aan mijn Bataljonscommandant waarbij ik de bron vermeldde waaruit ik dit bericht putte.

Dezelfde ordonnans bracht mij om onstreeks 12.00 uur het bevel over van mijn Bataljonscommandant om zo gauw mogelijk terug te keren achter de Vriesebrug. Mijn bataljonscommandant bevond zich achter de Vriesebrug evenals de Regimentscommandant. Daarna nam ik met mijn afdeling weer dezelfde opstelling in bij de St. Jorisbrug via de Jorisweg met de lt. Boerman (1-II-2 R.W.) en over de Vrieseweg de Vdg. Vogel. (2-II-2 R.W.).

Teruggekeerd bij de St. Jorisbrug bevonden zich zowel bij de Noorderbrug als bij de Korte Kolfstraat eigen troepen. Over Duitse vechtwagens kan ik niets meedelen aangezien er bij de St. Jorisbrug geen geweest zijn.

Om 18.30 u kon ik voor mijn mensen, die sedert 10 Mei niets meer van de keukenwagens hadden gekregen, brood en eieren bemachtigen. Om ongeveer 20.00 uur bemerkte ik, dat op zeer onordelijke wijze militairen zich in de richting van het veer naar Papendrecht begaven. Na vergeefs telefoneren naar mijn Bataljonscommandant stelde ik mij persoonlijk op de hoogte bij genoemd veer en vernam ik dat het de bedoeling was terug te trekken op Papendrecht.

Nadat ik mijn mensen had laten verzamelen bij de rijwielen zijn wij in de richting van het veer gemarcheerd en eveneens teruggetrokken op Papendrecht."

Verslag van de Res. Kapitein J. Yssennagger (2 RW)
"Op 13 mei 1940, na 3.00 uur, ontving ik op de cp. van het Bataljon bevel om te 4.00 uur de uitgangsstelling in het verlengde van de Schenkeldijk in te nemen om vervolgens, na een inleidende artilleriebeschieting, een aanval te doen op de Tweede Tol. De uitgangsstelling werd eerst te 5.30 uur ingenomen waar ik toen contact zocht met de commandant van III-2 RW. Op het moment, dat ik mij hiervoor even van mijn compagnie had verwijderd kwamen zes vechtwagens aanrijden en begonnen te vuren. Daar geen tegenweer mogelijk was hebben de aanwezige onderdelen zich overgegeven. Zelf ben ik, na vuur te hebben ontvangen, in een duiker gekropen waarin zich reeds enige manschappen bevonden. Toen ik later hieruit wilde gaan richtte een Duitse onderofficier zijn pistool op mij en restte me niets anders dan mij over te geven.

Ik ben daarna te voet naar het barakkenkamp bij de Tweede Tol gezonden en passeerde onderweg een twintigtal vechtwagens terwijl ik bovendien zag, dat geschut stond opgesteld. Onderweg haalde ik de reserve eerste luitenant L.A.L.M. Lobach in. Tezamen zijn wij bij de Tweede Tol door Oberst Bräuer en diens adjudant Hauptmann Rau ondervraagd. De behandeling was zeer correct.

Op 14 mei 's morgens vertelden Duitse officieren, dat Rotterdam gebombardeerd zou worden. Teneinde dit zo mogelijk te voorkomen stelden de in het barakkenkamp aanwezige Nederlandse officieren het volgende bericht op, dat met toestemming van de Duitse commandant mocht worden doorgezonden, mits de Generaal Student dit goedkeurde.

Willemsdorp, 14 mei 1940, 11.45 uur

Ondergetekenden, allen officieren van het leger van Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, verklaren, dat zij op 13 mei 1940 in Duitse gevangenschap zijn geraakt, nabij Willemsdorp.

Sinds 13 mei, te 16.00 uur, is een bijna onafgebroken colonne geschut van zwaar kaliber, pantserwagens, infanterie op auto's, op rijwielen en te voet, met de daarbij behorende treinen aan het passeren van Willemsdorp.

Dit - uitsluitend ter inlichting - door tussenkomst van de Garnizoenscommandant te Rotterdam aan Zijne Excellentie de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht.

Jhr. W.A. van den Bosch, res. majoor der Huzaren, H.J.Stas, res., ritmeester der Huzaren. J.Yssennagger, res. kapitein 2 RW, C.Stoetzer, res. 1e luitenant der Infanterie, J.Waverijn, res. 1e luitenant 2 RW, A.Westerveld, res. 1e luitenant der Infanterie, L.A.L.M. Lobach, res. 1e luitenant 2 RW, E.L.M. Halewijn, res. 2e luitenant 2 RW, A.G. v.d. Voort van Zijp, res. 2e luitenant 2 RW.

Dit stuk is gelezen door Oberst Bräuer. De Duitse luitenant Moll heeft Lobach en mij in een auto gebracht tot aan de zuidelijke brug te Rotterdam, eind Rozenstraat. Aldaar heeft genoemde luitenant de Generaal Student ons verzoek om dit stuk naar de stad te mogen brengen overgebracht.

Het antwoord van de Generaal, zoals ons dit door de luitenant Moll werd medegedeeld, luidde: "Es hat doch gar keinen Zweck...."

Wij hebben de eerste bommenwerpers zien aankomen en zijn onverrichterzake teruggekeerd."

Gevechtsbericht van Staf I-2 R.W. over de dagen 10 t/m 14 Mei 1940, opgemaakt op 23 Mei 1940 door 1e Luitenant A.J. Kruithof:
Op 10 Mei 1940 om ca. 5.30 werd het bataljon te Oirschot gealarmeerd. De alarmopstelling werd ingenomen en om ca, 9.30 kwam het bevel van C. 2 R.W, voor afmarsch. De marschweg was: Tilburg - Dongen - Hout - Gorinchem - Sliedrecht. Te Sliedrecht werd uit de keukenwagen gegeten en gerust tot ca. 22.00.

Hier had de B.C, opdracht gekregen deel uit te maken met het bataljon van een gevechtsgroep onder C. 2 R.W., die zich meester moest maken van de nieuwe brug over de Noord bij Alblasserdam. Ge durende de nacht van 10-op 11 Mei heeft de Staf aan de groote weg naar Alblasserdam gelegen.

In de morgen van 11 Mei ontving:
de Vbd.A. opdracht een verbinding aan te leggen tusschen de cp.s van C. 2 R.W. en C. I-2 R.W., welke verbinding in de loop van den middag moest worden verlengd ten gevolge van de verplaatsing van de cp. van C. 2 R.W.;
de Sectie Mr.v.8 opdracht om in stelling te komen in de omgeving van de groote brug en vuur uit te brengen op de aan de overzijde van de Noord gelegen scheepswerf. Nadat 7 projectielen waren afgeschoten werd het vuur op last van den B.C. gestaakt.

Te ongeveer 14.00 kreeg de Staf opdracht te marcheeren over Papendrecht naar Dordrecht, alwaar de nacht werd doorgebracht.

Op 12 Mei 1940 kreeg de Staf opdracht te gaan naar de cp. van den B.C. in de hoeve Haaswijk, gelegen op het kruispunt van de horizontaal 423 en verticaal 109. Het bataljon maakte toen deel uit van een gevechtsgroep onder C. Afz.Staf en kreeg in de nacht van 13 op 14 Mei opdracht een uitgangsstelling te bezetten aan de Schenkeldijk en wel over een breedte van 500 meter Zuid van de Zeedijk. Hierbij heeft de Vbd.A, dienst gedaan om het bataljon bij de opmarsch naar de uitgangsstelling in front te beveiligen. Na een heftig luchtbombardement kwam het bevel terug te trekken op de cp. van den B.C.. (hoeve Haaswijk).

De Sectie Mortieren van 8 is in de uitgangsstelling aangekomen, doch is ten gevolge van naderende vijandelijke paws niet meer in stelling kunnen komen, terwijl tevens de wagens door de paws van de weg werden geworpen. Ook hier werd na het bombardement bevel ontvangen terug te trekken op de cp van den B.C.

Op de co. kreeg de Staf later bevel om te marcheeren over de Spoordijk naar Sliedrecht en vandaar, na te zijn verzameld en eenige tijd rust te hebben gehad, naar Wijngaarden Hier heeft de Staf in reserve gelegen achter een opstelling aan de Merwede van een gedeelte van ons bataljon, welke opstelling als reserve gehandhaafd werd tot het neerleggen van de wapenen.

Wijngaarden, 23 Mei 1940.
De C. Staf - I - 2 R.W.,
de 1e luitenant,
A.J. Kruithof.

Verklaring afgelegd door VENEMA R.L., geboren 23 januari 1919, dienstplichtig soldaat, in 1940 ingedeeld als motorordonnans zi-spanrijder bij M.C.-II-2-R.W., van beroep slager, wonende Benedenoosterdiep 71 te Veendam, in de 413e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 6 november 1950:
Mijn sectiecommandant was de luitenant LAUWERS, toetertijd kandidaat-notaris. Ik was zijn motor-ordonnans. Op een gegeven moment op 13 mei 1940, toen ik bij Vroom en Dreesman in Dordrecht was, kwam Overste MUSSERT. Hij is binnen bij onze Luitenant geweest; wij waren buiten. Later vertelde de Luitenant dat de Overste onze compagnie had willen meenemen. De overste is weer weggegaan maar is daarna teruggekomen en liet toen de hele troep hem volgen. Daar ik ordonnans van de Luitenant was ben ik niet meegegaan, maar het de Luitenant bericht wat er was gebeurd. De gehele compagnie was achter de overste aangegaan. Ik vroeg de Luitenant of ik ze zou terughalen, waarop hij antwoordde: "Ja, probeer ze maar terug te halen". De Luitenant had een bespreking met andere officieren. Ik was in Dordrecht niet bekend, was er slechts een keer tevoren geweest. Ik reed een stuk of wat straten door en zag toen motoren op straat staan. Overste MUSSERT stond een eind verderop. Ik ben de jongens voorbij gegaan en heb toen kenbaar gemaakt dat zij mij moesten volgen. De motoren stonden aan de weg, de jongens hadden zich gedekt in portieken. Er werd geschoten. De jongens wilden wel met mij mee terug, de algemene mening was dat ze door Overste MUSSERT in een val waren gelokt. Ze hadden hem moeten volgen en kwamen onverwacht onder vuur, waardoor ze van de motoren moesten. Toen ik aankwam bevonden ze zich in de portieken. Het vuur kwam zeker niet uit de lucht; er waren toen geen vliegtuigen.

De compagnie was er nog betrekkelijk dichtbij. Ik had nog geen vijf minuten gereden. Terwijl ze worden beschoten ben ik er naar toegegaan en heb ze kenbaar gemaakt dat ze mij moesten volgen. Toen ik zag dat de jongens mij volgden heb ik niet meer op Overste MUSSERT gelet. Deze zat in een auto die veel verderop stond.

Later op die dag zijn we midden voor het station in stelling gekomen, in een soort school denk ik, en hebben van daaruit gevuurd. Wij zijn in de huizen in stelling gekomen en luitenant LAUWERS heeft orders gehaald om te vragen wat wij verder moesten doen. Wij bleven met 4 man achter en hebben uit het huis op het station geschoten en zijn toen later ook teruggegaan.

's Avonds daarvoor waren we doorgedrongen tot aan het station; wij zaten in Hotel Ponse en schoten in de richting van het station en de loodsen. Wij hadden ten laatste geen munitie meer en ik stelde de Luitenant voor munitie te gaan halen uit de motoren die een eind achter ons stonden, De Luitenant zeide : Dat is zelfmoord. Tesamen met de zijspanrijder van Kapitein GEOFFEN ben ik toen munitie gaan halen en we kwamen met twee motoren met munitie terug.

WEBBINK behoorde bij een andere sectie; hij was toen wel bij ons.

VAN HEERDE was bij mijn sectie.

Luitenant LAUWERS was prima. Wij hadden ook een Indische Luitenant bij ons, doch ik heb deze in die dagen niet gezien. Als wij een opdracht kregen was Luitenant LAUWERS daar steeds bij.

Van het optreden van de 2e sectie, van Luitenant RINIA VAN NAUTA, heb ik niets gezien. Wij zijn over Alblasserdam gekomen, waar we een bombardement bij de brug hebben meegemaakt. Het hele bataljon zat toen onder de brug.

Toen Overste MUSSERT ons uitscholt, was de luitenant er, naar ik meen, niet bij.

Er werd ons gezegd, en dat was ook onze mening in die tijd, dat overste MUSSERT ons verraden had.

Tijdens de bezetting was ik aangesloten bij de K.P. Practisch is er niet veel gebeurd. We hebben nog een week op een stuk land op het droppen van wapenen en munitie gewacht, maar deze zijn niet gekomen. Het bleek dat er geen goede orders waren gegeven. Het stuk land had afgebakend moeten zijn, maar dit was er niet bijgezegd. Ik heb niet aan stunts meegedaan en ook niet met Duitsers gevochten.

's-Gravenhage, 6 November 1950.

R.L. VENEMA.

Verklaring afgelegd door VAN HEERDE H.W., geboren 6 december 1919, dienstplichtig soldaat, in 1940 ingedeeld bij M.C.-II-2 R.W., van beroep banketbakker, wonende Chr. Geurtsweg 96 te Apeldoorn, in de 413e vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 6 november 1950:
In 1940 was ik ingedeeld bij de wielrijders. Luitenant Lauwers was mijn sectiecommandant. Toen wij bij Vroom en Dreesman in Dordrecht waren kwam er een opdracht dat wij onze motoren moesten pakken en ergens heen moesten. Een sergeant nam ons mee. Wij kwamen kort daarna onder vuur. Ik durf niet te zeggen of dit van Duitsers afkomstig was. Daarna kregen wij opdracht heel kalm terug te trekken. Dit bericht was afkomstig van de Luitenant. Wie het meededeelde, weet ik niet.

Overste Mussert heeft ons gezegd dat wij hem moesten volgen en toen kwamen wij onder vuur te liggen. Wij moesten toen terugtrekken, waarbij ons werd gezegd zo snel mogelijk voorbij een hoek die erg onder vuur lag weer terug te gaan. Mijn motor werd niet geraakt. Twee motoren in de straat waren wel defect.

Ik weet ook niet of Overste Mussert ons gezegd heeft da wij lafaards waren.

Voor deze gebeurtenis hadden wij ‘morgens vroeg in stelling gelegen bij het station. Ik ben daar nog even bewusteloos geraakt, en Hotel Ponse binnengedragen. Ik lag met mijn stuk achter de vluchtheuvel tussen het station en het hotel. Precies voor mijn mitrailleur is er iets ingeslagen, waardoor mijn stuk ook onbruikbaar werd. Ik werd toen niet gewond, maar raakte bewusteloos. Ik heb de mitrailleur niet meer teruggezien. Toen wij van dit punt wegtrokken werd er gezegd dat in de omgeving een geheime zender was opgesteld, maar wij hadden geen gelegenheid meer om dit te onderzoeken.

Later op den dag heb ik deeluitgemaakt van een patrouille die o.m. een Rode Kruiswagen, die niet tot het leger behoorde (het was een vrachtwagen met een doek van het R.Kr. erop) aangehouden. De wagen bleek veel munitie en ook rolletjes pepermunt te bevatten.

Door de radio was er tegen een dergelijke wagen gewaarschuwd. De chauffeur was in burger gekleed. Aangezien hij een verdacht persoon was heb ik hem aan Overste Meysberg overgeleverd.

Wij hebben ons toen weer bij onze sectie gevoegd op het moment dat deze zou gaan terugtrekken naar Papendrecht.

In het verzet ben ik bij een R. Kruisafdeling geweest. Ik werd een paar keer uitgestuurd naar neergestorte vliegtuigen.

's Gravenhage, 6 november 1950

H.W. VAN HEERDE.

Reserve Majoor J.Eggens, Commandant I-2 R.W.

Rapport.

In september 1938 werd I-2 R.W., gedurende enkele dagen gemobiliseerd. Op 11 april 1939 werd het bataljon in 's-Hertogenbosch weer geformeerd en vertrok het dien avond naar Apeldoorn. Nier verbleef het tot 11 november 1939.

Tot de algemene moblisatie stond het onder de bevelen van de Territoriale bevelhebber te Apeldoorn, de kolonel J.Dwars. Daarna werd het ingedeeld bij het 2e Regiment Wielrijders, onder de luitenant-kolonel H.Mijsberg en maakte het deel uit van de Lichte Divisie Noord.

Op 11 november 1939 werd gedurende de nacht gemarscheerd naar Oirschot. Deze mars was uitstekend. Slechts 17 wielrijders waren binnen een half uur na aankomst van de hoofdmacht nog niet op de plaats van bestemming aangekomen en dit was grotendeels toe te schrijven aan defecte rijwielen. Na die dag maakte het bataljon deel uit van de Lichte Divisie, Oorspronkelijk bestond het bataljon uit drie tirailleur-compagnieën, een mitrailleurpeloton op motoren, een sectie mortieren op auto's en een verbindingsafdeling. De drie laatste afdelingen waren in onderhoud bij de Staf. Waren bij het begin van de moblisatie drie adjudanten- onderofficier en een sergeant-majoor-instructeur van het beroepspersoneel ingedeeld, vrij spoedig werden deze vier beroepsmilitairen teruggeroepen door 1 R.W, en bestond het bataljon, tot de algemene moblisatie, uitsluitend uit reserve personeel en dienstplichtigen.

Later werden drie sergeants-majoor (beroeps) ingedeeld, waarvan een als administrateur, een als commandant van een sectie M.C, en de derde als commandant van de sectie mortieren.

Direct na aankomst te Apeldoorn werd beslag gelegd op de schietbaan aldaar en hierop werd met karabijn en lichte mitrailleur veel geoefend totdat van hogerhand de order kwam deze baan niet meer te gebruiken wegens gevaar voor de omwonenden. De sectie mortieren en het mitrailleurpeloton mochten gebruik maken van het schietterrein te Oldebroek.

Bij het inschieten van de lichte mitrailleurs bleek het grootste deel niet bruikbaar wegens oxydatie van het lichte metaal en of andere storingen. Deze konden vrij spoedig worden verholpen.

Bij de algemene moblisatie werden vier stukken PAG (pantserafweergeschut) ingedeeld. Het bleek me, dat de manschappen nog niet met deze wapens hadden geschoten. Ik heb daarop, zonder nader overleg, een schietoefening laten houden op het IJsselmeer, ten westen van Harderwijk. De resultaten waren bedroevend. Van de elf schoten, die op een vierkant doel met ongeveer 1,20 m. zijde op 300 meter afstand werden afgegeven, was er geen enkele treffer, terwijl een schot, dat, volgens instructie een meter naast de schijf moest vallen, deze trof.

Na terugkomst werden de richtmiddelen gecorrigeerd en met succes want bij de volgende oefening, die op dezelfde plaats werd gehouden en waarbij het gehele bataljon aanwezig was, gelukte het in twaalf schoten de schijf zeven keer te raken, terwijl deze toen op 450 meter was geplaatst. Ik greep deze gelegenheid tevens aan om het schieten met zware mitrailleurs en met mortieren te demonstreren. Het kostte natuurlijk wel enige correspondentie eer de munitie weer was aangevuld.

Ook het oefenen met halfscherpe handgranaten had plaats. Jammer genoeg was de voorraad te beperkt om allen een beurt te geven maar de schrik was er toch uit en dit werd nog beter toen bij patrouillering langs de grens in Limburg geregeld werd uitgerukt met scherpe handgranaten in de broodzak. Met springmiddelen werd een enkele keer geoefend, maar dit werd me later verboden. De oorlogsvoorraad moest intact blijven. N.b. bleek daarna, dat deze voor een groot deel onbruikbaar was maar gelukkig kon de verwisseling nog voor het uitbreken van de oorlog geschieden.

De geest bij het bataljon was zeer goed; er behoefde betrekkelijk weinig te worden gestraft en het bleek me dikwijls, dat een onderhoud onder vier ogen een zeer goede uitwerking had. De minder goede elementen schuilden voor een groot deel bij de chauffeurs van het korps Motordienst terwijl de onder de wapenen geroepen korporaals en manschappen van het Vrijwillige Landstormkorps Motordienst over het algemeen al heel weinig begrip van discipline hadden. Ik schrijf de goede geest ook vooral toe aan de plichtsbetrachting van de officieren en aan het feit, dat de soldaten wisten, dat vrijwel allen in dezelfde omstandigheden verkeerden; noodgedwongen waren wij onder de wapenen en verlangden allen zeer naar de terugkeer in de burgermaatschappij. Ook de bataljonsavonden, geleid door de res. kapitein J. Yssennagger en dikwijls uitgevoerd door eigen krachten hebben ongetwijfeld veel bijgedragen tot de goede geest in het bataljon, evenlas de oprichting van cantines in eigen beheer. De onderofficieren hadden een eigen lokaal, terwijl voor de korporaalsen manschappen bij de meeste compagnieën een cantine aanwezig was. De consumptie was goed en goedkoop, terwijl toch nog een flinke winst gemaakt werd, die weer ten bate kwam van de troep.

Behalve tractaties bij verschillende gelegenheden ontving iedere korporaal en soldaat een behoorlijk Sint Nicolaaspakket en op de verjaardag van Prinses Juliana ieder een zilveren theelepel, met inscriptie. Bij een nevenbataljon waren de cantines verpacht; de consumptie was duurder maar niet beter. De winst was veel geringer.

Bij het overgrote deel van het leger heeft men niet aan het uitbreken van een oorlog willen geloven. Ik meen gerust te zeggen, dat bij mijn bataljon ditzelfde voorkwam. Vanaf het begin heb ik de oorlog als iets onvermijdelijks beschouwd en heb ik geprobeerd deze gedachte ook bij allen te doen postvatten. Ik weet wel, dat men mij pessimisme heeft verweten. Hoe weinig men zich soms op de oorlog voorberreide moge blijken uit het navolgende:

De generaal baron N. van Voorst tot Voorst had als commandant van de Lichte Divisie bepaald, dat iedere week twee avondbijeenkomsten voor officieren en twee voor onderofficieren moesten worden gehouden. Op een dezer avonden werd door een luitenant van de Mitrailleur-Compagnie het vuren op vliegtuigen door zware mitrailleurs behandeld. Het gesprokene was mij niet duidelijk zodat ik een en ander toetste aan de reglementen. Het bleek mij toen, dat het vuren volgens het reglement, dat n.b. uitging van een vliegtuig met een snelheid van 150 km, per uur, veelal niet het minste resultaat zou hebben, indien het vliegtuig niet ongeveer in de richting van de schutter vloog. Bevond het vliegtuig zich op 500 meter of een grotere afstand over of langs de mitrailleur dan kwam veelal het eerste schot reeds achter het vliegtuig. De volgende schoten hadden dus in het geheel geen zin. Ik heb enige berekeningen uitgevoerd en aan de hand daarvan tekeningen op schaal gemaakt.

Op het bureau van de Lichte Divisie heb ik een en ander uitgelegd en o.a. aangetoond, dat een verplaatsing van het kringvizier naar voren een grote verbetering zou geven. Jammer genoeg was de genoemde generaal toen niet meer commandant en werd het commando tijdelijk waargenomen.

Hoewel geen der officieren van de staf een fout in mijn betoog kon aanvoeren gebeurde er niets behalve dat enige tijd later een luitenant van de luchtdoelartillerie op mijn bureau is geweest. Wel werden bij mijn bataljon en bij een nevenbataljon de kringvizieren verplaatst, maar niet op aanwijzing van hogerhand.

In april 1940 had ik een methode uitgedacht voor de bestrijding van vechtwagens door middel van flessen gevuld met benzine. Ik had daarover herhaalde- lijk gelezen maar ik vond het tot ontbranding brengen van benzine een moeilijk vraagstuk. Een lont gaf vele bezwaren doordat de benzine spoedig verdampte en bovendien een brandende lont de opstelling verraadt en de werper beinvloedt. In verband met de tijdsomstandigheden wordt de proefneming hier niet nader aangeduid.

Gezien mijn ervaringen met mijn beschouwingen over het vuren op vliegtuigen gaf ik er nu de voorkeur aan de Minister van Defensie een voorstel aan te bieden; tegelijkertijd bood ik aan de verhandeling over het vuren op vliegtuigen. In deze werd ik gesteund door mijn regimentscommandant, die mij zelfs adviseerde de stukken direct aan de Minister te zenden. Evenwel heb ik dat niet gedaan en midden april zijn de stukken via de hierarchieke weg ingediend. Na een paar dagen kwam alles bij het regiment terug met de mededeling, dat de majoor, volgens het reglement op de inwendige dienst, alleen voorstellen mocht indienen betreffende plaatselijke toestanden:::

Ondanks alles heb ik het als mijn plicht gevoeld het hierbij niet te laten en verkreeg ik een onderhoud bij de commandant van de Lichte Divisie, de kolonel H.C. van der Bijl. En al moest ik eerst het argument horen, dat wij zuinig moesten zijn met de benzine, ik zou een demonstratie mogen geven, terwijl, nadat de ritmeester G.V.T. Cohen Stuart had verklaard, dat mijn betoog juist was, ook de stukken over het vuren op vliegtuigen zouden worden doorgezonden. De demonstratie had plaats in Oirschot en de kolonel was met de resultaten zeer tevreden. Nu moest er echter een omstandig rapport gemaakt worden en foto's overlegd. Op het door de luitenant-kolonel Mijsberg geopperde bezwaar, dat dit weer vertraging zou geven werd door de kolonel geantwoord, dat hij de toestand als rustig beschouwde. De foto's zijn gemaakt en het rapport werd ingezonden; ongeveer twee weken daarna brak de oorlog uit. Waar in de mededeling van gegevens meermalen werd vermeld, dat Duitse parachutetroepen zich nabij de grens bevonden en o.a. in diverse artikelen over deze troepen werd geschreven heeft het mij verbaasd, dat men bij hogerhand ("Een van hogerhand had uitgemaakt, dat parachutisten wel iets waren voor Rusland met zijn grote onbewoonde uitgestrektheden maar niets voor een dicht bevolkt land, als het onze. En daarmee was het onderwerp parachutisten voor Nederland in de ban gedaan. De meidagen hebben echter geleerd, dat parachutisten, juist voor een dichtbevolkt land, gevreesd moeten worden.") klaarblijkelijk al heel weinig aandacht aan een eventueel optreden van deze troepen heeft besteed. Bij mijn bataljon werden op eigen initiatief verscheidene oefeningen gehouden waarbij werd verondersteld, dat parachutisten waren geland. (O.a. in het najaar van 1939, bij het vliegveld Teuge.) Misschien was deze geringe aandacht te wijten aan het feit, dat in de voorschriften hierover weinig was te vinden; in dit verband meen ik nog wel te mogen zeggen, dat men dikwijls teveel waarde hechtte aan de voorschriften. Zelfs heb ik herhaaldelijk tot de officieren gezegd:"Een voorschrift wordt gemaakt door mensen, die bepaalde gevallen op het oog hebben. Heel vaak zullen wij ons verstand laten overheersen en van de voorschriften moeten afwijken." In verband hiermede breng ik gaarne hulde aan de reeds eerder genoemde generaal, die niet schroomde zo nodig van de voorschriften af te wijken en van wien ik mij nog herinner, dat hij bij een bespreking van een oefening zei:"Als een commandant moet weten wat er in een plaats op 40 km. van hem verwijderd gebeurt en hij geen patrouille uitzendt, omdat die volgens voorschrift niet verder dan bijvoorbeeld 10 km. mag worden uitgezonden, dan deugt die commandant niet voor zijn werk...."

Uit hetgeen ik aangevoerd heb moet men vooral niet de indruk krijgen, dat het bataljon uiteindelijk gereed was voor de oorlog of daarvoor gereed kwam en dat er niet vele fouten werden gemaakt. Integendeel, bij elke oefening bleek weer, dat er zeer veel ontbrak en de oorlogsdagen hebben bewezen, dat wij nog moesten leren oorlog te voeren.

De samenstelling van het bataljon was in de loop van het mobilisatiejaar gewijzigd en was bij het uitbreken van de oorlog als volgt:

Staf., waabij de verbindingsafdeling en de sectie mortieren;

Een compagnie pantserafweergeschut (C.Pag.) van 4 stukken (Böhler 4,7 cm);

3. tirailleur-compagnieën, elk van 4 secties;

1. mitrailleur-compagnie, van 4 secties,

Bij toerbeurt verrichtte een tirailleur-compagnie patrouillediensten aan de grens in Limburg en daarvoor was deze ondergebracht in de kazerne te Blerick.

Oorlogsdagen

Ik had mij donderdag 9 mei, evenals de drie voorafgaande dagen, wegens lichte griep zeer vroeg ter ruste begeven en werd na een behoorlijke slaap te hebben genoten omstreeks 04.00 uur wakker door een sterk motorgeronk boven Oirschot. Hoog in de lucht waren, zij het zeer moeilijk, vliegtuigen te zien, die zich in oostelijke richting begaven. Ik ging onmiddellijk naar de Regiments-commandant, die mij mededeelde, dat de oorlogstoestand was ingetreden. Een lichtzijde kon ik hierbij toch nog ontdekken; ik was nu ontheven van een eventuele opdracht, die mij zeer veel zorgen zou hebben gegeven. Ik was nl. aangewezen voor een optreden, reeds voordat de oorlog zou zijn uitgebroken, tegen eventuele vijandelijk gezinde elementen in Venlo. De voorbereidingen waren getroffen maar de opdracht was buitengewoon zwaar; twee á drie kilometer van de grens verwijderd en aan de oostzijde van de Maas met een brug, die zeer spoedig zou moeten springen. De R.C. deelde mij mede, dat hij mitrailleurs had doen opstellen als luchtafweer. Wij mogen de R.C. dankbaar zijn, dat hij eerst te 05.30 uur het Regiment liet alarmeren want de volgende nachten is van slapen slechts weinig terecht gekomen. Het bleek mij, dat zelfs karabijnschutters begonnen te vuren op de overvliegende vliegtuigen, die stellig op meer dan 1000 meter hoogte waren. Ik heb dat vuren doen ophouden. De commandant 2. R W, gaf mij opdracht de alarmstelling in te nemen en mij gereed te maken voor de afmars, die begon om 08.30. Deze zou gaan over Tilburg, Keizersveer naar Gorinchem. Het Bataljon is te 09.30 uur uit Oirschot vertrokken, voorafgegaan door II-2. R.W. Marsindeling:

een Sectie van 3-I-2 R.W.,

een stuk 4,7 (Pag),

3-I-2 R.W. min een Sectie,

1-I-2 R.W. min een Sectie,

M.C. min een Sectie,

een Stuk 4,7 (pag),

Goederentrein, Keukentrein,

een Sectie zware mitrailleurs,

Lichte munitie-trein,

Geneesk.trein.

een Stuk 4,7 (pag).

een Sectie van 1-I-2 R.W., (de tweede compagnie van I-2 R.W. verrichtte bij het uitbreken van de vijandelijkheden juist patrouillediensten aan de grens bij Venlo).

In Moergestel werd het Bataljon voorbijgegaan door een gedeelte van het K.R.A. (Korps Rijdende Artillerie). Hierdoor werd de mars bemoeilijkt. Opdracht werd ontvangen van C,-2 R.W, om na het overschrijden van de laatste brug over het Wlilhelminakanaal dit telefonisch aan de commandant van de Lichte Divisie te melden. Tengevolge van een storing van de telefoon kon dit niet geschieden. Op last van C.-2 R.W. waren reeds vóór Tilburg kwartiermakers onder de res. 1e luitenant A.J. Kruithof vooruitgezonden, die inkwartiering moesten voorbereiden in het rayon: Noordeloos-Giessen Nieuwkerk-Schelluinen-Arkel en Noordeloos. Bij het overtrekken van de brug bij Keizersveer zag ik een stuk 6-veld vuren op een vliegtuig. Het leek naar niets. Ook hoorde ik, dat de Moerdijkbrug in handen van de vijand zou zijn. Ik kon het niet geloven.

Het overzetten bij Gorinchem nam veel tijd in beslag. We hadden geluk, dat aldaar geen bommen werden geworpen. Onderwijl was opdracht ontvangen van C.-2 R.W. om in Sliedrecht en Giessendam de noordoever van de Merwede te bezetten teneinde het eventueel overtrekken van de parachutisten te voorkomen. Het vak van het Bataljon werd westwaarts begrensd door de Stationsweg (niet inb.) te Sliedrecht en oostwaarts door verticaal 116 (midden dorp Giessendam). Dit vak werd door mij verdeeld in twee vakken, elk te bezetten door één Compagnie, één Sectie 4,7 (pag) en één Sectie zware mitrailleurs. Mijn commandopost was bij de driesprong van kunstwegen (vert. 113.70426.60, Tiendweg rechts van Station); hierbij de Verbindingsafdeling en de Sectie mortieren van 8 (Stokes Brand, 8,1 cm.). De commandopost van de commandant 2 R.W, was bij het viaduct (vert. 111,70-427,4D)(= spoorviaduct met de weg naar Wijngaarden,v.d.Vorm).

Voordat de opstelling door de onderdelen geheel was ingenomen werd omstreeks 19.00 uur van C.-2 R.W, op diens commandopost bevel ontvangen als onderdeel van een gevechtsgroep, bestaande uit onder meer II-2 R.W. als voorste bataljon en I-2 R.',!. als achterste bataljon op te rukken over de nieuwe verkeersbrug over de Noord, richting Barendrecht.

Op deze commandopost - nl. op de cp. C.-2 R.W. - had toen een aanval plaats van een of meer vliegtuigen. Enige schoten troffen een keukenwagen. Opgetreden werd tegen het onoordeelkundig schieten met karabijnen op de vliegtuigen Twee burgers, die per fiets uit Rotterdam waren gekomen, deelden hier mede, dat zich enkele kleine groepen Duitsers bevonden op de weg die zij hadden afgelegd nl, o.a. 16 man bij de verkeersbrug over de Noord. Mijn voorstel om deze burgers als gids dienst te laten doen werd niet aangenomen.

Het bataljon had onderwijl gegeten uit de keukenwagens. Ik gaf vervolgens bevel handgranaten en extra munitie uit te geven. De marsindeling van het bataljon, volgende op 1500 meter achter II-2 R.W. (minus een compagnie) was:

3-I-2 R.W.

Een Sectie 4,7 (pag)

De Verbindingsafdeling

De Sectie mortieren van 8

1-I-2 R.W.

Een Sectie 4,7 (pag)

De Mitrailleurcompagnie

Hierachter volgen:

Een Afdeling K.R.A. (korps Rijdende Artillerie)

de trein en één compagnie van II-2 R.W.

Omstreeks 21.00 uur meldde zich bij mij de commandant van 2-I R.W., die met ongeveer 100 man uit Blerick was nagekomen. In verband met de grote vermoeidheid van deze compagnie, die zich nog in Schelluinen bevond, heb ik opdracht gegeven aldaar tot legering over te gaan en dan de volgende morgen bij het bataljon aan te sluiten.

Het bataljon bleef 's nachts verspreid opgesteld op de nieuwe autoweg Gorinchem - Hendrik Ido Ambacht met het hoofd ongeveer bij verticaal 106 (ongeveer 500 meter oost van Alblasserdam)

Op de weg stonden verschillende vrachtauto's opgesteld teneinde het landen van vliegtuigen te beletten. In een cabine heb ik gepoogd een tijdje te slapen maar dat lukte niet. Een groot deel van de manschappen lag in hun dekens gewikkeld langs de kant van de weg. Beschutting was er nergens. Het was koud.

Zaterdag 11 mei

C.-II-2 R.W. zond 's nachts een ordonnans naar de trein om de Zweedse pontons te laten halen. Ik heb daarop dadelijk mijn luitenant-adjudant (G. Göppinger) daarheen gezonden, die na veel moeite deze boten naar voren wist te brengen. Verscheidene keren werden lichtsignalen waargenomen in de richting van het eiland van Dordrecht en IJsselmonde.

Na het aanbreken van de dag kwamen herhaaldelijk laagvliegende vliegtuigen over. Een beschieting met zware mitrailleurs, lichte mitrailleurs en karabijnen gaf geen zichtbaar resultaat. Waargenomen werd, dat in het zuiden parachutisten neerdaalden. Het bleek, dat het voorbataljon niet in staat was zich meester te maken van de brug. Wij hadden verscheidene keren licht mitrailleurvuur van beide zijden gehoord en op een gegeven ogenblik zagen wij de klep van de brug naar beneden gaan en dachten wij te kunnen oprukken, maar de hoop was ijdel. Indien 's avonds direct na het aanvalsbevel was beproefd de brug met een kleine afdeling te nemen had dit mijnsinziens vermoedelijk wel kunnen gelukken; de brugklep kon nl, aan de oostzijde worden neergelaten. Ik kreeg de indruk, dat men door omtrekking zich in het bezit wilde stellen. De vijand had onderwijl gelegenheid versterkingen te laten aanrukken. Een aanval op de brug had slachtoffers geëist; zonder verliezen kan men nu eenmaal niet oorlog voeren. Om 08.30 uur ontving ik bevel van C. 2 R.W, met het bataljon de Noord te overschrijden, ongeveer bij pl. 122 en mij daarna in het bezit te stellen van de driesprong van kunstwegen verticaal 104,20-429,30 (Lammetjeswaal) en omgeving. Daarna door te stoten naar de viersprong van kunstwegen verticaal 103,50-428,60 (Poort-Oostendam) en mij vervolgens in het bezit te stellen van Hendrik Ido Ambacht.

Toen ik mij naar de waterkant begaf om een overzetplaats te zoeken werd direct mitrailleurvuur ontvangen. Na een verkenning werden naar voren gebracht 3-I-2 R.W., 1-I-2 R.W., twee Secties zware mitrailleurs, een Sectie 4,7 (pag), de Sectie mortieren van 8 en de Verbindingsafdeling. Onderwijl had zich gemeld de sergeant Weijgers, van 2-I-2 R.W., met 10 man, die er in geslaagd was bij Venlo nog over de Maas te komen. Deze sergeant heb ik voor een eervolle vermelding voorgedragen. De pontons werden aangetrokken. Van de overzijde werd mitrailleur- en geweervuur ontvangen. Van de vijand was echter geen spoor te zien. Ten zuiden van de brug waren twee pontons van II-2 R.W, overgetrokken met ongeveer 20 man onder de reserve eerste luitenant D.J.Boerman. Het overzetten van het bataljon met de pontons leek mij vrijwel ondoenlijk. Een betere oplossing leek mij gebruik te maken van een schip, dat aan de oostzijde lag. De schipper Van der Vaart, wiens naam wel genoemd mag worden, bracht eerst vrouw en kinderen aan de wal en heeft, geassisteerd door een soldaat, zijn schip zeilklaar gemaakt. In het ruim was plaats voor wel 150 man. Ik zond evenwel slechts twee secties en de commandogroep van 3-I-2 R.W. onder de reserve eerste luitenant A.W.P. Lampe, omdat ik liever niet te veel wilde wagen. Voor dekking van de overtocht werd vuur van de zware mitrailleurs afgegeven. O.a. had ik zelf op de tweede verdieping van mijn commandopost een mitrailleur opgesteld, die gedurende het grootste deel van de overtocht zelfs over het schip heen kon vuren. De verliezen waren dan ook miniem; een soldaat kreeg een schot door zijn voet. Tot mijn grote spijt zag ik, dat het schip niet kon terugkeren. Het was aan de andere kant van de rivier vastgelopen zoals ook mij vandaar werd geseind. Bij het daarna afladen van de pontons vielen vier gewonden van 3-I-2 R.W., waarvan een dodelijk. De pontons werden doorschoten zodat het overzetten hiermede althans voorlopig niet kon geschieden. Hevig kermende lag de sergeant Tuin, die een schot door zijn linkerdij had gekregen, op de weg. Deze man is, naar mij ter ore is gekomen, later weer hersteld doch heeft een stijf linkerbeen overgehouden.

Het overgezette deel bezette enige gebouwen doch kon niet verhinderen, dat voortdurend karabijn- en soms mitrailleurvuur werd ontvangen van onze zijde. Omstreeks 11.00 uur werd een bombardement uitgevoerd door vijandelijke vliegtuigen. Hoewel er slechts weinig schade werd aangericht was de morele uitwerking groot. De afdelingen van de voorhoede, die ten zuiden van de brug met twee boten aan de overzijde waren, werden omstreeks die tijd aangevallen en trokken terug. Hierdoor werd de positie van de door mijn bataljon overgezette afdeling ernstig in gevaar gebracht. Het vuur van de tegenpartij bleef aanhouden. Het was zeer moeilijk de plaats van de vijand vast te stellen. Ten slotte gelukte het mij ten dele dit door persoonlijke waarnemingen. Ik zag door mijn kijker omstreeks vier man waarvan er een iets op zijn rug droeg. Zij bewogen zich nabij een gele villa. Toch dorst ik eerst vuur af te geven nadat ik telefonisch bericht ontving van C.-2 R.W,, dat zich geen manschappen van II-2 R.W, meer aan de overkant bevonden daar ik niet kon vaststellen of het Duitsers waren. Het mitrailleurvuur, dat ik liet afgeven, was te hoog gericht. De Sectie pag. heeft onderwijl de watertoren doorschoten met zeer goed resultaat. Van de vier schoten, op ongeveer 900 meter gelost, waren stellig drie goed geplaatst. Door de Sectie mortieren en zware mitrailleurs werden nu en dan onderdrukkingsvuren afgegeven. Het was eveneens zeer moeilijk de richting van het vijandelijk karabijnvuur te bepalen. Op een gegeven ogenblik had ik gedacht het te kunnen doen toen de kogelbaan kon worden gevolgd door het feit, dat het projectiel eerst een ruit had doorschoten en daarna de muur daarachter trof. Met de reserve kapitein J.Yssennagger heb ik de richting nagegaan maar een opstelling van het Duitse wapen vonden we niet. Zelf heb ik, op een houten stellage staande, karabijnschoten gelost maar ook dit zal geen resultaat hebben gehad. Ik geloof nu, dat het vuur op grote afstand werd afgegeven door een wapen met kijkervizier en dat de mitrailleurs zich op of nabij de verkeersbrug bevonden. Tenslotte heb ik nog door de zware mitrailleur bij mijn commandopost laten vuren op een wit huis aan de overkant. Daar stond een raam open en waarin ik een militair zag. Mijn vuurbevel kwam niet eerder dan toen sergeant Erkelens, die van de overkant met een bootje was teruggekeerd, mij verzekerde, dat genoemd huis niet door de luitenant Lampe was bezet. Ons mitrailleurvuur lag wederom te hoog en vermoedelijk was dit maar goed ook want ik vrees toch, dat eigen soldaten in dit huis zijn geweest. De bedieningsmanschappen van de zware mitrailleur moesten door mij gecorrigeerd worden; op een gegeven moment lagen ze allen languit op de grond. Eerst heel laat werd de opstelling door de tegenpartij ontdekt. Juist toen ik weer eens de kamer binnen ging kwam er een vuurstoot in het vertrek zonder echter verliezen te veroorzaken. Daarna heb ik een andere opstelling laten innemen.

Een tweede bombardement werd zonder verliezen doorstaan. Wel werden twee manschappen weggebracht, die een zenuwschok hadden opgelopen. Vervolgens kwam omstreeks 14.00 uur telefonisch bevel van C.-2 R.W., dat de aanvalgroep moest terugtrekken en het bataljon zich naar Dordrecht moest begeven om aldaar zich onder de bevelen te stellen van de Garnizoenscommandant. Nadat door een stuk 4,7 pag. nog een huis onder vuur was genomen waarin zich vermoedelijk vijand bevond, is het gelukt onder bescherming van het vuur van de zware mitrailleurs het gedeelte van 3-I-2 R.W., dat zich nog op de westoever van de Noord bevond, zonder verliezen terug te halen. Ik heb de luitenant-adjudant opgedragen te zorgen, dat de rest van het bataljon naar Dordrecht marcheerde en ik ben zelf met de Verbindingsafdeling als eerste bij Papendrecht overgegaan. Evenwel had ik daarvoor nog moeten zorgen, dat een gedeelte van 1-I-2 R.W. weer terug kwam; dit was nl. reeds verder in de richting Sliedrecht doorgereden. Hoe groot de morele uitwerking van de luchtbombardementen was moge o.a. daaruit blijken, dat een vaandrig, die mij tevoren gevraagd had of hij toch nog de brug mocht bestormen, op mijn vraag na het bombardement:"Waar is je moed?", mij toevoegde:"Ik ben bang majoor'

Zelf zag ik, terwijl ik op de weg stond, een grote bom vallen. Ik wilde persé zien waar deze terecht kwam maar heb dit toch niet afgewacht want plotseling gingen al de ruiten van mijn cp. aan gruis en wist ik niets beters te doen dan mij op te bergen tussen een loodsje van plaatijzer en een heg.

Op de zijweg naar Papendrecht hoorden wij enige bommen vallen op een paar honderd meter van ons verwijderd. Mijn zijspanrijder was zo overstuur, dat hij van de motor afsprong en mij midden op de autoweg in het zijspan liet zitten. Nadat ik enige hartige woorden tot hem had gesproken, geloofde ik, dat zijn vrees voor bommen wel enigszins op de achtergrond was gedrongen.

Na in Papendrecht met het pontveer te zijn overgezet, stelde ik mij telefonisch in verbinding met de Kantonnementscommandant. De Kapitein-adjudant (v.d.mark) van deze verzocht mij toen door een gedeelte van mijn Verbindingsafdeling een tunnel (Krispijn) van Duitsers te doen zuiveren. Aangezien deze afdeling lichte mitrailleurs noch handgranaten had en deze mij ook niet ter beschikking gesteld konden worden heb ik gemeend aan dit verzoek niet te voldoen.

Bovendien vernam ik later, dat zich in de bedoelde tunnel geen vijand bevond. Omstreeks 15.30 uur kwam ik aan op het Luitenant-Kolonel J.A.Mussert, waar ik slechts zeer globale inlichtingen kon krijgen over de toestand in de stad en op het Eiland van Dordrecht. Ik kreeg opdracht het bataljon onder te brengen in het park "Merwesteijn", waarheen ik mezelf begaf.

Hier vond ik het derde bataljon van 2.R.W., of althans een groot deel hiervan; nog altijd is niet duidelijk waarom dit onderdeel niet meer naar voren was. Later begaf ik me weer naar de Kantonnementscommandant waar ook mijn ondercommandanten aankwamen. Ik heb bezwaren geopperd tegen een verblijf van mijn troepen in de open lucht. Ik kreeg gedaan, dat ik enige scholen voor legering ter beschikking kreeg. Onderwijl was bij de Kantonnementscommandant een bevel binnengekomen, o.a. inhoudende, dat ik weer onder de bevelen van C.2 R.W. zou worden geplaatst, zodra deze in Dordrecht zou zijn aangekomen. Deze aankomst had eerst plaats in de loop van de volgende voormiddag. Inmiddels was een groot gedeelte van het bataljon aangetrokken. Hoewel gedurende de mars van deze onderdelen van de Noord naar Dordrecht luchtbombardementen plaatsgevonden hadden en vele vliegtuigen zich in de lucht bevonden werden geen verliezen geleden. Het bleek mij later, dat aan een gedeelte van mijn Mitrailleur-compagnie en aan een Sectie 4,7 (pag) door de C.-2 R.W, een afzonderlijke opdracht was verstrekt waardoor deze afdelingen eerst de volgende morgen in Dordrecht zich bij mij konden voegen terwijl de Sectie Zware mitrailleurs, onder de sergeant-majoor-instructeur Müller in het geheel niet is gekomen. In afwachting van de komst van C.-2 R.W, heb ik in overleg met de Kantonnementscommandant ongeveer de oostelijke helft van Dordrecht bezet met het als voormeld inmiddels aangetrokken gedeelte van mijn bataljon. Drie vakken werden aangewezen waaromheen wachten werden geplaatst en waarbinnen werd gepatrouilleerd. De verplegingsofficier was onderwijl aangekomen. De keukentrein evenwel niet, zodat door het aankopen van brood etc. in de voeding van de manschappen moest worden voorzien. Ik vernam van de reserve kapitein der Militaire Administratie, de verplegingsofficier A.J.Spierings, dat de keukentrein, op last van de Adjudant Onderofficier Van Tilburg, over Wijngaarden was teruggereden, richting Schoonhoven. Zelf heb ik de nacht, met de Kapitein Spierings, doorgebracht in de school Mühring (Vrieseweg) en hebben wij een paar uur geslapen op de harde houten vloer. Voor de eerste maal konden wij hier enig toilet maken.

Zondag, 12 mei.

Bij het aanbreken van de dag bleek, dat ook II-1 R.W. zich in de buurt van het Merwesteinpark bevond. Er werd door dit onderdeel gevuurd op vliegtuigen, die vlogen op grote hoogte. Ik heb toen ingegrepen teneinde de opstelling niet te verraden. Na de ervaringen van de vorige dag leek dit schieten mij absoluut verkeerd. Als gevolg van een gerucht, dat uit een rodekruisauto op soldaten werd geschoten werd een dergelijk voertuig door onze manschappen bestookt. Gelukkig werd een Nederlandse rodekruissoldaat, die zich daarin bevond, niet getroffen. Hij moest wel even weer tot rust komen.

Op mijn commandopost in de school Mühring kwam de reserve 2e luitenant Van Es van 28 R.I. (lees K. van Nes, sectiecommandant 3-I-28 R.I. vdV.), die zich onder commando van de reserve kapitein N.Bolle, van III-28 R.I. (lees I-28 R.I.) de vorige dag had bevonden bij Kop van 't Land en welke luitenant mij meer inlichtingen verschafte omtrent de toestand. O.a. was de vorige dag in de omgeving van Dubbeldam en bij de viersprong van kunstwegen Schenkeldijk-Zeedijk (verticaal 106-420), gestreden. Waarvoor deze afdeling van Kop van 't Land naar Dordrecht werd gezonden is mij niet duidelijk. Omstreeks 06.00 uur moest ik mij melden bij de cp. van de commandant Afzonderlijke Staf Lichte Divisie, Cdt. Luitenant-kolonel der Huzaren J.J, van Diepenbrugge, die zich bevond bij "Het Vissertje" (verticaal 108-423) Daar deze plaats geheel onbeschermd was, is deze commandopost teruggetrokken en later gevestigd aan de Noordendijk, ongeveer bij pl. 20 (verticaal 107,85-424,20). Van deze commandant werd bevel ontvangen zich met het bataljon meester te maken van het gedeelte van het Eiland van Dordrecht, noord-oost, begrensd door het Wantij; zuidoost door de Nieuwe Merwede en west ongeveer door verticaal 107. Aan mij werd toegevoegd een zwakke compagnie van III-28 R.I. (lees I-28 R.I.vdU) onder kapitein Bolle (Cdt 3-I-28 R.I. vdV), welke gedeeltelijk was voorzien van rijwielen en waarbij een Sectie zware mitrailleurs, op karren. De bezetting had om ongeveer 09.30 uur plaats gevonden zonder tegenstand te hebben ondervonden. Het bezette terrein werd in vier vakken verdeeld. In elk vak was een compagnie + een Sectie zware mitrailleurs. En bij de Kop van 't Land bovendien een Sectie 4,7 (pag). Mijn commandopost werd gevestigd bij de viersprong Haaswijk, (verticaal 109-423). Hierbij werd ondergebracht de Verbindingsafdeling, één Sectie 4,7 (pag) en één Sectie mortieren van 8. De taak van elke bezetting was: het doordringen van de vijand te beletten en eventuele valschermtroepen gevangen te nemen. Omstreeks 11.30 uur werd op bevel van de commandant Afzonderlijke Staf Lichte Divisie de eerste compagnie van het eerste bataljon (1-I-2 R.W.) opgedragen zich onder de bevelen te stellen van de commandant II-1 R.W. en 2-I-2 R.W. van de commandant III-2 R.W. Hierdoor moest een hergroepering plaats vinden van de twee overgebleven compagnieën.

Door de reserve eerste luitenant G.Göppinger werd een verbinding gezocht met de trein, die in Dordrecht was achtergebleven, teneinde in de voeding te kunnen voorzien. De luitenant Göppinger is daarbij gesneuveld in het park Merwestein, welk feit mij eerst later werd gemeld. De dag verliep overigens rustig. Alleen de voeding liet te wensen over. Er werd nl. geen eten aangevoerd.

Het bleek, dat de trein in Dordrecht onder vuur was genomen en dat er vele voertuigen waren beschadigd zodat de keukenauto's niet naar Dubbeldam konden komen. Na het invallen van de duisternis voegde zich bij mij een gedeelte van 2-I-2 R.W., onder de reserve tweede luitenant H.Kokkeel. Opdracht werd aan deze verstrekt met zijn afdeling de wegen naar Dordrecht en naar het westen af te sluiten aangezien er enige berichten binnenkwamen, dat zich vijand bevond tussen Dubbeldam en Dordrecht. Omstreeks deze tijd kwam de commandant Afz. Staf Lt.D. op mijn cp. en deelde mij mede, dat zijn cp. was verplaatst naar verticaal 108.30-423.20 (= Kromme Zandweg)

Ik meen hier nog te moeten vermelden, dat in de loop van de dag zich op mijn cp. vervoegde een kapitein van de artillerie met een luitenant. Het volgende gesprek had plaats: "Majoor, ik heb 300 man. Kunt u mij gebruiken?" Waar bent u de vorige dag geweest?" "Daar en daar" (de juiste naam weet ik niet meer). "Waarom bent u daar niet gebleven?" "Jij konden het niet houden". "Had u verliezen?" "Neen, maar wij konden het niet houden....." Dat zijn me nu Nederlandse officieren....." "Dus u kunt mij niet gebruiken?" "............ " Ik zal de woorden, door stippeltjes aangegeven, niet weergeven en ik heb de kapitein wel zeer onparlementair van mijn cp. verwijderd. Het was dan ook zeer bedroevend dat wij dergelijke soldaten hadden. Nog heb ik belet, dat een grote autocolonne zich op de kale weg bij mijn cp. opstelde. Ook de sergeant van de Verbindingsafdeling der Lichte Divisie, die mij vroeg zich ook in de boerderij te mogen inkwartieren, heb ik naar andere gebouwen verwezen. Ik kreeg toen ten antwoord:"Ja, maar daar zijn geen wachten", waarop ik hem opdracht gaf dan zelf maar wachten uit te zetten."Ja, maar wij zijn geen vechtsoldaten, majoor", ik toen horen. Mijn antwoord vermeld ik liever niet.

Met C.-III-2 R.W, en diens adjudant, de reserve kapitein A.de Rooij en de majoor J.Daniëls heb ik in het donker geprobeerd de cp. van de commandant Afz. Staf + Lichte Divisie te vinden maar het gelukte niet. Op de terugweg naar mijn cp. vertelde genoemde kapitein, dat er 70- tot 80 stuks Duitse vechtwagens over de Moerdijkbrug waren gekomen. Het spijt me nu nog, dat ik de kapitein de Rooij onheus behandeld heb, omdat dit weer een van de vele onware geruchten leek. De volgende dag bleek de waarheid.

Maandag, 13 mei

's Nachts lagen de bataljonsarts en ik enige uren op een bed in de boerderij terwijl het niet op wacht staande gedeelte van mijn cp. zich in de schuur had neergelegd. Omstreeks 02.00 uur hoorde ik roepen:"Waar is de majoor Eggens..?" De commandant Lichte Divisie, v.d. Bijl, was op de cp. aangekomen. Door en door vermoeid was ik en ik trilde over m'n gehele lichaam. De kolonel gaf bevelen voor een aanval op de viersprong van kunstwegen nabij de Tweede Tol (verticaal 103-419) Toen moesten nog gewaarschuwd worden de Cdt. Afzonderlijk Staf Lt. D, en de commandant III-2 R.!". (res, maj. jhr, W.A. van den Bosch,vdV). Ik heb ogenblikkelijk mijn onderdelen gealarmeerd. Een vaandrig, die met een motorrijder naar de commandant van 3-I-2 R.W. (J.Yssennagger) was gegaan kwam spoedig terug met de melding', dat de cp. was verlaten en er een zoeklicht op de weg stond.

Een ogenblik was ik bang, dat de Duitsers waren doorgedrongen. Toen begon het mij te dagen. Het zoeklicht was natuurlijk een electrische lantaarn van de wacht en de helden waren bang geworden. Ik heb hem direct teruggezonden en nu vond hij ook de kapitein op zijn cp., die ik met de vaandrig de vorige dag had bezocht. Onderwijl waren de evengenoemde commandanten gekomen en werden de bevelen door mij herhaald. De uitgangsstelling zou zijn aan de Schenkeldijk en het verlengde (de oude Veerweg) daarvan. Deze moest om 04.00 uur zijn ingenomen. 1-2 R.W. zou aanvallen over een front van 500 meter zuid van de Zeedijk. III-2 R.W, over eenzelfde frontbreedte noord van deze dijk. Van de overzijde van de Kil zou tegelijkertijd een afdeling aanvallen, die vaste voet had aan de oostoever (Wieldrecht) ten oosten van 's-Gravendeel. Artilleriesteun zou gegeven worden.

Ik heb toen o.a. de kolonel v.d. Bijl medegedeeld, wat de kapitein de Rooij mij had gemeld. Eerst werd gezegd:"Er is niets van waar", later:"Nu ja, misschien één, hoogstens drie". Nadat de kolonel en de andere officieren waren vertrokken heb ik mijn bevelen kunnen geven aan de ondercommandanten, die inmiddels op mijn cp. waren aangekomen. Ik heb de kapitein Bolle opgedragen zich naar de uitgangsstelling te begeven en een front in te nemen van 200 meter zuid van de Zeedijk. Ten zuiden daarvan zou komen de 3e compagnie van de kapitein Yssennagger met een frontbreedte van 300 meter.

Onderwijl was ook de commandant van een batterij K.R.A. gekomen aan wie ik het aanvalsbevel van de commandant Lichte Divisie heb medegedeeld.

Het was inmiddels al veel later geworden en omstreeks 04.00 uur heb ik mij met de Verbindingsafdeling en ongeveer 30 man, onder de luitenant Kokkeel,begeven over de Stevensweg (=bedoeld wordt: Meeuwenseweg vdV) naar de Zeedijk.

Op het punt 108,30-421,50 (=Aloisehoeve vdV) trof ik aldaar de commandant Afz. Staf Lt.D. (J.J.v.Diepenbrugge) en een batterij K.R.A., waarbij de afdelingscommandant majoor C.L.W. Baron van Boetzelaar (=II-K.R.A.). Tevens twee Secties zware mitrailleurs van mijn bataljon. Er was nog al veel gedrang op de smalle weg zodat ik op verzoek van de batterijcommandant de zware mitrailleurs door de batterij K.R.A. liet voorgaan. Zelf ben ik met de Verbindingsafdeling en de afdeling onder luitenant Kokkeel naar voren gegaan om althans de uitgangsstelling te bezetten, daar ik kon nagaan, dat de compagnieën onmogelijk op tijd terplaatse konden zijn. Onze aanval leek me vrijwel onmogelijk. In polderterrein op te trekken tegen een niet in het minst geschokte vijand terwijl geen voldoende tijd van voorbereiding aanwezig was geweest. E.e.a. biedt geen kans van slagen. Overste Van Diepenbrugge was door kolonel Van der Bijl persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor het innemen van de uïtgangsstelling.(om 04.00 uur:::)

Van een officier van het K.R.A., die per auto naar voren was gereden vernam ik bij de driesprong ten noorden van Zuid Buiten (=T-kruising Zeedijk-Elzelingenweg), dat op de Zeedijk ongeveer bij de Schenkeldijk vuur van klein kaliber geschut was ontvangen en aldaar er enkele doden lagen. Daar de ontplooiing in het zijterrein, dat doorsneden was met brede diepe sloten, niet mogelijk was, liet ik de Verbindingsafdeling noord van de Zeedijk, langs de berm, oprukken en de rest langs de zuidberm. Zelf liep ik links op de dijk naast een naar voren gaand stuk van het K.R.A.. Een klein kaliber projectiel vloog vlak langs ons heen maar kwam niet tot ontploffing. Het stuk geschut kwam in stelling en begon te vuren. Ik zag door mijn kijkerg dat het eerste schot veel te laag en te veel links kwam. Op mijn aanwijzing werd de richting verbeterd en het derde schot leek mij vrij goed gericht hoewel een bepaald doel niet was te onderscheiden. Hierna ben ik met mijn commandogroep langs de zuidberm naar voren gegaan. Toen wij ongeveer 200 meter voorbij de driesprong, als voornoemd, waren gekomen (= in westelijke richting) kwamen plotseling verscheidene vliegtuigen aangieren en lieten hun bommen vallen. Deze kwamen bij de genoemde driesprong en oostelijk daarvan terecht. Daarna kwamen deze of andere vliegtuigen ons bestoken met mitrailleurvuur. Het gierende en op een sirene gelijkende geluid van de vliegtuigen en de daarna volgende vuurstoten van de mitrailleurs hadden een zeer enerverende uitwerking. Wij hadden geen enkel afweermiddel tegen dit geweld. Het was voor mij dan ook een moeilijk moment toen ik op een vraag van een der soldaten:"Kunnen wij hiertegen dan niets doen, majoor?" moest ik antwoorden:'"Neen, niets::"

Nadat deze luchtaanval ongeveer driekwartier had geduurd keerde de rust terug. Ik zag tot mijn grote voldoening, dat de vaandrig Bierens,(Sectie.cdt 2-I-2 R. W.) die even later dodelijk gewond zou worden, met zijn manschappen weer voorwaarts ging. Slechts drie man behoefde ik een aansporing te geven.

Even daarna kwam een bevel van overste Van Diepenbrugge om terug te trekken. vdV)bij de driesprong aantrof, die aldaar sloot geworpen en zaten Enkele gewonden, die materiële schade was was onbruikbaar en kon de weg vernield had.

Ik begaf me terug naar de uitspanning (=Klein Zwitserland waar ik een wachtmeester en verschillende artilleristen het bombardement hadden ondergaan. Enkelen waren in een geheel onder het slijk. Echter de verliezen vielen mee. vermoedelijk waren getroffen door mitrailleurkogels. De groot. Het in stelling gebrachte stuk geschut (=7-veld) niet meer teruggehaald worden, daar een grote bomkrater de weg vernield had.

Verschillende auto's en trekkers waren zeer beschadigd. Een caisson (=munitiewagen vdV) stond in brand en geleidelijk ontploften door de hitte de projectielen zodat terugtrekken hierlangs en langs de dijk zeer gevaarlijk was geworden. Ik herinner me, dat de sergeant Parmentier mij op de mars hierheen gewezen had op een kinderschommel (Klein Zwitserland vdV). Nu was er niet veel meer van te zien: De luitenant Kokkeel had zijn fiets tegen een boom geplaatst. Fiets + boom waren verdwenen. In de uitspanning was nog een voorraad limonade aanwezig. Dat de manschappen hiervan een gedeelte opdronken kon ik wel billijken en heb daartegen geen maatregelen getroffen. Een officier van het K.R.A, maakte mij erop attent, dat een grote afdeling wielrijders, die tegen de Schenkeldijk lag, terugtrok. Inderdaad zag ik haar in noordelijke richting gaan maar even hierna keerde ze weer terug. Het was echter niet om weer voorwaarts te gaan, integendeel, zij was door verscheidene vechtwagens (=tanks, w.o, Pz III en II,vdV) beschoten en gaven zich over.(Zie Duitse foto Zeedijk)

Op dit moment besefte ik dat echter niet; even later wel. Want toen ik mijn commandogroep man voor man liet terugtrekken door het terrein noord van de dijk en ik nog met drie man was achtergebleven, vloog een granaat door of vlak langs het huisje waarachter wij stonden en bleek, dat een groep vechtwagens was genaderd, waarvan de voorste zich op niet minder dan 100 meter van het huis bevond. Met de sergeant Boonk en de ordonnansen Urlings en Bredenbach ben ik in een schuurtje gekropen hopende, dat wij niet ontdekt zouden worden en om dan 's avonds weer verder terug te trekken. Met mijn pistool in de hand heb ik het verdere verloop afgewacht. Nadat eerst weer vliegtuigen een mitrailleuraanval op ons hadden gedaan en wij wonder boven wonder niet werden geraakt en ik een stuk 7 veld, dat meer naar achteren was geplaatst, hoorde vuren, waarschijnlijk op de vechtwagens aan de Schenkeldijk, ben ik van uitputting ingeslapen.

Plotseling werd ik wakker en meende in-de deuropening een Duitse soldaat te zien. Waarschijnlijk heb ik een beweging met mijn pistool gemaakt want ik hoorde toen zeggen:"Ik ben Hollander..." Het was soldaat Van Driel, van de mortieren. Hij had kans gezien uit het voorterrein weg te komen en was langs de voet van de dijk naar ons gekomen. Hij vertelde me later, dat hij onder aan de dijk had gelegen toen de vechtwagens kwamen aanrijden. De mortierauto's werden door deze wagens van de dijk geworpen. Van ellende zijn we weer ingeslapen en werden later gewekt door de sergeant-toegevoegd Parmentier, die reeds op de cp, van overste Van Diepenbrugge was geweest. Toch was hij wederom naar voren gegaan omdat hij meende, dat ik was gewond. De vechtwagens waren onderwijl teruggereden. Vermoedelijk is dit geschied omdat ook voor hen de weg vrijwel versperd was door de aangebrachte vernielingen, terwijl de brandende caisson met zijn ontploffende granaten ook een belangrijke hindernis vormde. In elk geval konden wij ons nu begeven naar de commandant van de Afz. Staf. Deze bevond zich bij een grote boerderij, ongeveer 200 meter oost van de driesprong (Zeedijk-Elzelingenweg;= Aloisehoeve vdV). Hier was eveneens een grote ravage aangericht. Een schuur was afgebrand; een hooimijt stond nog in vlammen en vele motorvoertuigen waren onbruikbaar. Mijn zijspan bleek onbeschadigd op de driesprong te staan en het gelukte de berijder Urlings deze naar achteren te brengen al moest hij daarvoor de hoge dijk af- en weer oprijden. Ik ontving bevel met het overschot weer terug te gaan naar Haaswijk en maatregelen te treffen tegen aanvallen van vechtwagens. Zoals me later bleek, is de derde compagnie, onder de kapitein Yssennagger, in de uitgangsstelling door de vechtwagens gevangen genomen terwijl de kapitein Bolle (3-I-28 R.I.) wegens het bombardement bij de Kop van 't Land is achtergebleven. Verliezen aan doden en gewonden waren er zeer weinig. Een der officieren verklaarde later, dat eerst over de troep was geschoten en daarna de commandant van de eerste vechtwagen zich had vertoond en geroepen: 'Waffen nieder... !!!"Widerstand gibt doch nichts mehr...:::" Ook naar mijn mening zat er niets anders op dan zich over te geven. Enkelen zijn nog door het zijterrein ontsnapt, o.a. de luitenant J.Koppenol en de vaandrig M.Rom Colthoff (Sectie Cdt. 2-I-2 R.W,) Eerstgenoemde moest zich in Dordrecht gevangen geven terwijl de laatstgenoemde op zijn vlucht werd neergeschoten (n.m.m, niet geheel juist; vdg M.Rom Colthoff is gevonden in het huisje van Pap (verbrand) aan de Achterweg en werd eerst op 9 juni'40 geborgen vdv).

Volgens kapitein Yssennagger bedroeg het aantal vechtwagens omstreeks dertig. Ook al zouden geen vliegtuigen zijn verschenen zou er van een aanval tegen een zo sterke tegenstander niet veel zijn terecht gekomen. Uit het feit, dat de vliegtuigen zo spoedig ter plaatse waren, blijkt, dunkt me wel, dat de aanval voor de vijand niet onverwacht kwam. De genoemde officier deed mij het verhaal van de gevangenneming na de capitulatie, daags tevoren, naar ik meen op 15 mei, ontving ik van de twee onderofficieren, die ook bij de aanval van de vechtwagens waren geweest, het volgende verslag: "De vechtwagens schoten ieder neer, die gezien werd. Slechts enkelen zijn aan de dood ontsnapt door zich te verbergen aan de slootkanten en onder de vele brugjes. Er was er zelfs een, die bijna in een der sloten verdronk; De verhalen waren niet van de lucht. Alle ontstonden door de ontstane paniek. "Hij liegt als een ooggetuige" was ook hier van toepassing. Bij de boerderij Haaswijk gelukte het me de compagnie pantserafweergeschut (onder 1e luit. H. Oltmans vdV) te verzamelen. Ik kon hiermede de verschillende toegangswegen, o.a. naar het "Vissertje", afzetten, waarheen zich de commandant van de Afz. Staf Lichte Divisie had begeven. De kapitein Bolle is met zijn onderdeel bij de Kop van 't Land gebleven. De beide artsen (H.Reerink en B.v.d. Heide vdV) hadden ongeveer 500 meter oostelijk van Haaswijk een hulppost ingericht en waren voorlopig aldaar werkzaam gebleven. Overste Van Diepenbrugge besloot vervolgens langs de spoorbaan naar Sliedrecht terug te trekken. Deze terugtocht geschiedde in goede orde en zonder door de vijand te worden gestoord. Van de bataljonsarts vernam ik later, dat de vechtwagens eerst waren verschenen toen wij goed en wel weg waren. De enkele auto's, die er nog over waren konden evenwel niet over de spoorbrug en moesten halverwege worden achtergelaten. Een chauffeur, die dit zag aankomen, vroeg me nog of hij niet mocht proberen toch over Dordrecht naar Sliedrecht te gaan. Ondanks mijn appreciatie voor de zorg, die hij voor zijn materieel had, moest ik hem dit weigeren. Nadat, voor zover ik kon nagaan, allen waren vertrokken, ben ik op de duo van een motorfiets weggereden. Van het bataljon trokken over: een of twee Secties Mitrailleur Compagnie, zonder motoren en mitrailleurs; de Compagnie PAG, met twee trekkers en twee vuurmonden; ongeveer 10 man van 2-I-2 R.W., onder de luitenant Kokkeel; een deel van de Sectie mortieren van 8, evenwel zonder de mortieren en een groot deel van de Verbindingsafdeling, vermoedelijk omstreeks 125 man in totaal. Verder nog twee vuurmonden van de batterijen K.R.A. (de overige zes konden niet meer mee door de gevolgen van het bombardement) en enkele manschappen van andere onderdelen. Na de overtocht werden twee stukken pag, en een stuk 7-veld in stelling gebracht om de nadering van de vijand over de spoorbrug te beletten. Tevens nog een Sectie van de Mitrailleurcompagnie onder de sergeant-majoorinstructeur F.W.B.Müller. Deze s.m.i, heeft zich op Sliedrecht teruggetrokken toen hij op 12 mei in Papendrecht zijn commandant (res.kapitein A.J.C.Bom vdV) niet kon vinden. De goede aanvalsgeest ontbrak bij hem geheel. Hij verontschuldigde zich later met te zeggen:"Ik had geen orders ontvangen".

In Sliedrecht heb ik voor het eerst sinds vrijdag iets warms kunnen eten, nl. een bordje griesmeelpap. Tevens heb ik een tijd kunnen rusten ondanks het bijna voortdurende geloei van sirenes. Vervolgens heb ik, met sergeant Parmentier, zo goed mogelijk het gevechtsbericht opgemaakt. Wij moesten op ons geheugen afgaan daar de bescheiden door het sneuvelen van de luitenant G.Göppinger grotendeels waren verloren. Bovendien was het niet meer behoorlijk uit te maken op welke tijdstippen de verschillende gebeurtenissen hadden plaatsgevonden doordat hiervan geen aantekening was gehouden. Een enkele keer had ik wel op mijn horloge gekeken en dan bleek me, dat het soms meer dan vijf uur vroeger was dan ik had verwacht. Daarna ben ik met een officier van het K.R.A. in een gevorderde auto naar Papendrecht gereden om contact op te nemen met de commandant 2 R.W. (= 0verste H.Mijsberg vdV). Hier trof ik de kapitein-adjudant (A.J.G.Boutmy vdV) en tevens de commandant van het 2e Regiment Huzaren-Motorrijders (luitenantkolonel A.J.E.Mathon vdV). Ik ontving de mededeling, dat het Eiland van Dordrecht werd ontruimd. Vervolgens heeft een korporaal mij op de duo van een motor teruggereden naar Sliedrecht aangezien de auto reeds was vertrokken.

Was ik op de heenreis in de auto niet beschoten nu ontvingen wij enige malen vuur van de overzijde van de Merwede. Het leek mij echter veiliger op de bochtige weg niet hard te rijden. De korporaal dacht daar echter anders over. Een paar weken later vertelde hij me, dat hij op de terugweg naar Papendrecht geraced had en waarschijnlijk daardoor niet werd beschoten. Door de overste Van Diepenbrugge is nog gevraagd om de spoorbrug bij Sliedrecht te laten springen. Hiervoor werd geen toestemming verkregen. Eerst laat in de volgende voormiddag is dit geschied. Na het invallen van de duisternis werd bevel ontvangen naar Wijngaarden terug te gaan, waar ook reeds een afdeling van het K.R.A, was ondergebracht. De bezetting van de noordoever van de Merwede bleef gehandhaafd. Het bataljon had vrijwel geen gevechtswaarde meer. Ik begreep, dat waarschijnlijk voor ons voorlopig de strijd geëindigd zou zijn.

In Wijngaarden vond ik in het oude gemeentehuis een lege kamer alwaar ik de nacht op een brancard doorbracht. De kapitein Spierings, die uit Dordrecht was teruggekeerd en de reserve 1e luitenant H.Oltmans gingen op de vloer slapen.

Dinsdag, 14 mei

In de voormiddag meldde zich 1-I-2 R.W. Deze compagnie had nog een gedeelte van de lichte mitrailleurs behouden, zodat ik een volledige Sectie naar Sliedrecht kon zenden met de opdracht zich onder de bevelen te stellen van de reserve kapitein A.J.C.Bom, die ik met de verdediging van de noordoever van de Merwede had belast. Te 14.10 uur kwam uit Sliedrecht een motorordonnans met het bericht, dat boten met Duitsers zich op de rivier bevonden.

Dit bericht werd doorgegeven aan de commandant 2 R.W. (Mijsberg) met de mededeling, dat ik het nader zou laten onderzoeken. De res. 1e luitenant A.J. Kruithof (=plaatsvervangend bataljonsadjudant + Sectiecommandant Compagnie Pag I-2 R.W., het eerste in verband met het sneuvelen van luitenant G.Goppin-ger,vdV) werd opgedragen zich van de toestand in Sliedrecht op de hoogte te stellen en aan de commandant van de Sectie Pag (H.Oltmans) werd bevolen met zijn twee vuurmonden de boten zo nodig te vernietigen. Te 14.20 uur meldde een ordonnans, dat het eigen troepen waren, die overstaken::

Te 14.40 uur kwam de dpl. Stevens uit Sliedrecht op mijn cp. met het bericht, dat de luitenant-kolonel J.A.Mussert was doodgeschoten (was op dat moment nog niet overleden vdV), terwijl hij me tevens vier geladen revolvers en een handgranaat overhandigde. Even later meldde zich op mijn cp. de kapitein Bom, vergezeld van de reserve-majoor W.den Boer en de kapiteins G.v.d.Mark (adjudant van Mussert) en E.J. v.d. Flier, welke laatste officieren bij genoemde gebeurtenissen aanwezig waren geweest. Ik heb direct verhoren afgenomen en de laatstgenoemde officieren onder geleiding van de kapitein Bom doorgezonden naar de commandant Lichte Divisie, kolonel H.C. v.d.Bijl, terwijl ik de reserve kapitein T.Y.Hiemstra (compagnies-cdt 1-I-2 R.W, vdV) heb opgedragen de taak van de kapitein Bom over te nemen. Deze laatste heeft zich gemeld bij kolonel Van der Bijl en heeft de verhoren overhandigd. Hieraan is schijnbaar weinig waarde gehecht. Een commissie van onderzoek heeft enige dagen later nieuwe verhoren afgenomen. Toen later op de dag zekerheid werd verkregen, dat neerleggen der wapenen juist waren is hieraan gevolg gegeven.

(Dit rapport is geschreven in december 1940 en ter inzage aangeboden aan diverse officieren van het eerste bataljon 2 R.W., aldus majoor bataljonscommandant J.Eggens, vdV)

Verslag optreden I - 2 R.W. in oorlogsdagen 1940.
Als c. van de eerste s.pag was ik ingedeeld bij de comp.pag van I-2 R.W. (legerende in het kamp Oirschot).

10 Mei 1940. C.a. 5 uur 30 werd I-2 R.W. gealarmeerd, waarna de alarmopstellingsplaats van het Bat. werd ingenomen. (Noord van den kunstweg Oirschot - Best aan den Stratenschen dijk blad 51 vt. 10, 75 - 65, 80).

Ongeveer 9 uur 30 werd afgemarcheerd met als marschweg Oirschot = Moergestel = Tilburg = Dongen = Noord-Oostrand-Oosterhout = Keizers- Gorinchem. Opdracht: terugtrekken op omgeving Gorinchem.

Voor Moergestel ontving ik opdracht, namens C.-I-2 R.W, van den lt.adj. den Res.1e Lt. Goppinger G., inkwartiering voor het Bat. te gaan voorbereiden in het rayon: Hooge Gieszen = Hoogblokland = Arkel = Schelluinen = Gieszen-Nieuwkerk = Neder-Slingeland = Hooge Gieszen (oorden inbegrepen) en daartoe met de kwartiermakers der compagnieen af te marcheeren naar Noordeloos, teneinde mij daar ten gemeentehuize te melden bij den kwartiermaker van het Regiment, den 1eLt. W.Kuchler.

C.a. 12 uur meldde ik mij bij den 1e Lt. Kuchler t.a.p. en vernam, dat C.- R.W. met zijn Staf te Noordeloos zou worden ondergebracht (C.-2 R.W. bij dan plaatselijken medicus),terwijl II-2 R.W. in de omgeving van Goudriaan tot legering zou overgaan.

Daar van III-2 R.W, mij geen legeringsplaats werd opgegeven daar C.-2 R.W. positie koos N.O. van beide Bat.S.,daar tenslotte de Merwede en het Merwede-Lek-kanaal beide een goede hindernis vormden, om er achter tot de verdediging over te gaan, besloot ik de inkwartiering als volgt (mondeling) te bevelen:

1. C.-I-2 R.W.met Staf, Vbd.A. en S.mr.van 8 te Hoogblokland;
   (C.-I-2 R.W. in het hulppostkantoor, telefonisch verbindbaar met C.-2 R.W. )
   1-I-2 R.W, te Muizenbroek 2-I-2 R.W. nog niet aanwezig
   3-I-2 R.W. te Schelluinen
   M.C.-I-2 R.W. te Gieszen-Nieuwkerk
   Comp.Pag.: bij elk der legerende onderdeelen één stuk voor directe beveiliging tegen vij.paws.

2. Treinen zoveel mogelijk bij het betrokken onderdeel.

3. De kwartiermakers der, onderdeelen dragen, zorg, dat de cpn. hunner Cn. telefonisch via Rijksnet verbindbaar zijn met cp. I-2 R.W. (voor opening net wordt mijnerzijds zorggedragen).

Algemeene aanwijzingen:

I In verband met het dreigend luchtgevaar, verkenningen uit de lucht en door vijandelijke pantserwagens, moeten" de onderdeelen (inclusief hat materieel) geheel en al "opgeborgen" worden in de huizen, onder de boomen of in schuren. Vooral tengevolge van het mogelijk verkennend doorstoten van vij.paws. mag van de wegen af, niets te zien zijn der onderdeelen.

Opmerkingen:

A. Daar het optreden van vij.valscharmjagers mogelijk was, leek het me gewenscht de onderdeelen "uit" elkaar te doen legeren, zoodat wanneer één der onderdeelen door vij, valschermjagers mocht worden omsingeld, de overige onderdeelen ontzettingsmaatregelen zouden kunnen namen.

B. Hierdoor werd tevens verkregen, dat de legerende onderdeelen over voldoende inrichtingen (huizen, schuren, boomen) zouden beschikken om het materieel geheel en al aan waarneming uit de lucht te onttrekken.

C. Zoowel de M.C. als de St. (inclusief Vbd.A.) beschikten over voldoende stoot= en vuurkracht om zonder directe dekking van tiraillisten te legeren.

D. Ten opzichte van de beide waterwegen werd C.-I-2 R.W. voldoende ruimte gelaten om bij een eventueel vij.actie zijn troepen over goede wegen te kunnen verplaatsen en in het gevecht te brengen.

Na beëindiging der te treffen maatregelen, was het Bat. nog niet aangekomen. De kwartiermaker van 2 R.W. had ook nog geen nadere bevelen ontvangen. Ik bosloot hier niet in de lucht te blijven hangen, doch het Bat. op te zoeken: Daar ik vermoedde, dat het geenszins uitgesloten was dat andere opdrachten aan mijn B.C. waren verstrekt, zoodat geen legering in dit rayon zou plaats vinden, verzamelde ik de kwartiermakers der onderdeelen op Schelluinen en begaf me naar de Schelluinensche Brug over het "Kanaal" (vt.123 - 427). Aldaar reden onderdelen der treinen der Lt.D, in W. ri. Ik reed dus ook in W.ri. en vond in Sliedrecht mijn Bát.; vanaf Schelluinen tot voorbij Sliedrecht stond een onafgebroken kolonne van troepen en treinen op den vrijwel open dijk der Merwede.

Alleen 2 Nederlandsche vliegtuigen kamen c.a: 17 uur uit N. ri. gevlogen, ongeveer ter hoogte van den Sliedrechtschen watertoren(vt. 114 - 425) en keerden boven de Merwede weer terug.

Aangekomen te Sliedrecht bevond C.-I-2 R.W. zich op den c.p. van C.2 R.W. (viaduct vt. 111.70 - 427.40). Na terugkomst van C.-I-2 R.W. werden nieuwe bevelen uitgegeven. Ik had het co. van mijn S. 4,7 weer op me genomen. De S. had gegeten uit de keukenwagens, de motoren en trekkers werden getankt, terwijl de soldaten.zelfs gelegenheid gehad hadden bij de burgers hun bestofte oogen uit te wasschen. De pantoffelparade der burgerij was meer dan hinderlijk en gevaarlijk.

De nieuwe opdracht luidde: Aanval op Waalhaven hiertoe zou worden opgemarcheerd via brug Alblasserdam tot den-lijn IJsselmonde - Barendrecht. O.a. ons Bat, ingedeeld in Zuidelijke.marschgroep, i.c. Barendrecht.

C.a. 20.00 werd uit Sliedrecht afgemarcheerd naar den nieuwen autoweg Gorinchem - Alblasserdam - Rotterdam.

Het Bat. werd hier opgesteld met den kop ongeveer bij de Middelwatering (vt.106 - 429).

Daar ons Bat. als achterste Bat. in de marschgroep was ingedeeld kreeg het geen gelegenheid nog des avonds de enkele Duitschen mitr. gr., welke naar inlichtingen bij Alblasserdam de brug over de Noord bezet had op te ruimen. Mijns inziens had dit door het afzonderlijk verkennend orgaan van de marschgroep, eventueel versterkt met een S.wrs. moeten kunnen geschieden. (Over het gemis aan paws. en luchtafweermiddelen bij de Lt.D. zal in dit verband geen opmerkingen ge.maakt mogen worden).

De brug had genomen Kunnen en moeten worden, maar daartoe diende deze brug omlaag te worden gelaten en te blijven. Over een opgehaalde brug is geen aanval mogelijk. Da handle-installatie bevond zich in onze handen (Oostzij- de der brug).

De nacht werd werkeloos door het Bat. aan den kant van den weg doorgebracht. De vij. kreeg gelegenheid, zich toen te versterken, met waarschijnlijk 4 mitr.gr.n.

11 Mei 1940. Overgangspogingen.

C.a. 9 uur ging het Bat. naar voren om den overgang over de Noord te beproeven bij pl. 122.,om zich daarna in het bezit te stollen van de knooppunten van kunstwegen N, van Hendrik-Ido-Ambacht en Zuid van Hendrik-Ido-Ambacht, om vervolgens het dorp Hendrik I.A. te nemen.

M.C., S.Mr. van 8 en een sectie pag richten daartoe een vuurbasis in aan den oever der Noord. Met den 1e Lt. Oltmans verkende ik de opatellingsplaats voor deze S. (onderweg werd ik getroffen tegen mijn linker schouder, door een vij.projectiel, vermoedelijk een lichtkogel, de schrik was grooter dan de uitwerking). Mijn S. 4,7 bleef in reserve onder de brug over de Noord (ook c.p, van C.-2 R.W. vt. 103,60 - 430,00), hier bevonden zich nog een S. pag. en twee Ss.-M.C, van II-2 R.W., alsmede personeel van Staf- 2 R.W.

In den loop van den morgen werden twee luchtbombardementen uitgevoerd op onze troepen. Ook de c.p.-C.-2 R.W.trok hierbij bommen en mitr. vuur uit vlgt.n. aan.Ik besloot in verband met de groote hoeveelheid personen onder de brug mijn S. te verplaatsen en zich te doen dekken achter de huizen in de tuintjes der straat, welke van de brug in vrijwel N.ri.loopt.De kanonnen bleven onder bewaking onder de brug.

Onderwijl leidde C.-I-2R.W persoonlijk de overtocht van zijn onderdeel. In eersten aanleg gingen c.a. 80 man naar den W.oever van de Noord; terwijl maatregelen werden beraamd nog meer troepen over te brengen(door vastloopen van het schip, was het niet mogelijk direct meer troepen over te brengen).Het valt te betreuren dat aan C.-2 R.W. in den middag bevel werd gegeven de troepen terug te nemen(ook zelf die, welke reeds West van de Noord waren!!).

C.-I-2 R.W. kreeg opdracht zich met zijn onderdeel te begeven naar Dordrecht. Van den 1e Lt. Oltmans kreeg ik bevel af te marcheeren in de ri. Sliedrecht.

Onder het verzamelen van mijn S., kreeg ik opdracht van den Kapitein aldjudant den Kapitein Boutmy, eenige tijd de brug over de Alblas (vt.104 94 - 430,50) te bezetten enwel totdat de huizen N. van den Alblas dusdanig zouden branden, tengevolge van den aanval met brand bommen, dat van die zijde geen verrassende of verkennende vij.afd.n meer verwacht behoefden te worden. Het duurde niet lang of de brand was dusdanig verspreid door den wind, dat aan het bevel was voldaan. Ik verzamelde dus de S.en marcheerde af ri. Sliedrecht.Op den autoweg zwierven onderdeelen van II-2 R.W. van mijn Bat, was niets meer te zien. Herhaaldelijk vielen vlgt.n. ons aan met bommen en boordwapenen, waarvoor we ons dekten aan den kant van den weg.

Bij het viaduct(vt.107,3 - 428,8) over den autoweg voor den kunstweg Papendrecht - Oud Alblas, bevond zich de Kapitein Bom (C. -I7.C. - I2 R.W.. Hi j hield mi j aan. Hij had opdracht van C. 2 R.W. ontvangen om alle passeerende ónderdeelen van I-2 R.W. aan te houden en daarmee een achterhoedestelling in te richten vanaf bovengemeld viaduct (inbegrepen)in Z.ri. In N.ri., aan den weg naar Oud Alblas zou worden ingericht door II-2 R.W..

De Kapitein Bom bevond zich daar met c.a. 1 S. zw.mitr. + co.gr.-M.C.

De mitrs. waren opgesteld terzijde van het viaduct (hoofdrichting) Alblasserdam). De beide stukken 4,7 deed ik onder het viaduct opstellen(front brug Alblasserdam,tevens schootsrichting). Individueel passeerende wrs. werden aangehouden en voorloopig als li.flankdekking ingedeeld.

C.a. 18.00 had een luchtgevecht plaats in de ri.Waalhaven,waarbij vij.vlgt.n. werden afgeschoten, hetgeen het enthousiasme van den troepen kennelijk deed opleven.

Later passeerden in Noordelijke ri. op geringen afstand en zeer geringe hoogte vele Junker transporteurs ri.0. naar W. en visa versa. Tegen het donker arriveerden ook de onderdeelen van II- H.R.A. onde het viaduct. De soldaten van mijn S. welke practisch den geheelen dag geen eten hadden gehad, mochten met toestemming van een der bt. com.n.van K.R.A. zich tegoed doen bij den keukenwagen aan capucijnersners en erwtensoep.

Ongeveer 22.00 werd bericht ontvangen door den Kapitein Bom dat hij kon afmarcheeren en zich wederom bij zi jn onderdeel kon melden. Ook II-K.R.A. zou afmarcheren. De volgorde werd : II-K.R.A., M.C.-I-2 R.W., pag.-I.2 R.W. Gezamenlijk werd in volkomen duisternis in de ri. Papendrecht gemarcheerd, zoodat we voor het aanbreken van den dag de Merwede gepasseerd zouden kunnen hebben.

Ongeveer bij de P.K. van Papendrecht(vt.106,60 - 426,85)werd door II-K.R.A. plotseling rechtsomkeert op de plaats gemaakt en teruggemarcheerd: Ik ontving het bericht dat onmiddelijk de naaste omgeving van Papendrecht moest worden verlaten, daar c.a. 200 vij.bombardeurs een aanval op het veer te Papendrecht en omgeving zouden doen!

De tweede afdeeling K.R.A, reed me alweer voorbij. C.-M.C. zag ik niet; ik besloot voorlopig K.R.A. te volgen en me vervolgens hier achter weer op te stellen. II-K.R.A. passeerde ik even voor Sliedrecht op den bekenden autoweg. C.-II-K.R.A. bevestigde mij het bericht aangaande het op handen zijnde bombardement. Onder het viaduct van den autoweg, zuid van het station Sliedrecht, borg ik mijn S.pag. onder bewaking op (evenals een inmiddels gearriveerde S. M.G. onder co. van den S.M.I. Muller) en deed mijn manschappen, welke zeer vermoeid waren, rusten in een huis aan den Stationsweg. Een soldaat werd als bewaking in de struiken voor het huis gezet, terwijl een sergeant per motor werd uitgezonden om verband met den Kap. Bom op te nemen.

12 Mei 1940

Voordat ik ingeslapen was kwam bovengemelde sergeant reeds terug, berichtende dat bij het Papendrechtsche veer kon worden overgestoken. Ondanks hun groote vermoeidheid, Waren mijn mannen in een oogwenk weer gereed tot afmarsch. Onderweg begon het reeds te lichten; in Papendrecht wilde ik dan ook niet zonder meer doorrijden naar het veer, teneinde opeenhooping van wachtend materieel en troepen te voorkomen. Ik stelde mijn stukken gedekt op tusschen de huizen en de boomen bij het meest Westelijke, kruispunt van kunstwegen te P. en reed zelf vooruit naar den pont. De wachtende kluwe wagens was weer schrikbarend groot, zonder vrijwel eenig luchtafweer (ik meen o.a. een geheele Regimentstrein). De Kap.Bom was hier ook aanwezig, terwijl ook reeds spoedig C.2 R.W. arriveerde in zijn gehavende auto(tengevolge van een luchtaanval toen C.- 2 R.W. zich rijdende In zijn wagen bevond).

Vele vlgt.n. vlogen hier hoog en laag over de Merwede, en besteedden zoo nu en dan eenige aandacht aan den pont, zonder echter dezen aan te vallen. Herhaalde malen moest zichtdekking worden gezocht. Ook het hoofd der luchtbeschermingsdienst van Papendrecht bevond zich een oogenblik bij den pont. Van hem vernam ik, dat Zwijndrecht reeds "Duitsch" was. Ik herrinner me nog zeer verbaasd geweest te zijn hierover, en ik vroeg me af waarom er dan 11 en 12 Mei geen artillerievuur op Zwijndrecht was gelegd. De beide afdeelingen K.R.A. hadden hierop toch met veel gemak een verstorend vuur kunnen afgeven.

C.a. 6.00 kon ik met mijn S. overgaan; tegelijk met eenige keuken auto’s. Een officier, naar ik meen van St.-Lt.D. was belast met de regeling der vervaart. Veiligheidsmaatregelen waren niet te nemen: Op den pont waren enkele (naar ik meen 4) luchtdoelmitrs. opgesteld, welke ik opdroeg, alleen op aanvallende vlgt.n. te vuren. Overigens zorgde ik er voor, dat bi j het op- en afladen zoo min mogelijk personeel op den pont stond, doch men zich dekte tegen de huizen, zoodat een eventueele aanval zoo min mogelijk resultaat zou "opleveren.

Bij vertrek uit P. sprak C.-2 R.W. den hoop uit, dat ik heel en wel aan den overkant zou komen.

De overtocht verliep zonder enige incidenten. Bij aankomst te Dordrecht wachtte ons echter nieuwe en andere moeilijkheden, waarmee we tot nogtoe niet te maken hadden gehad. Een sergeant van de wrs. stond vlak bij de aanlegplaats van den pont; hij attendeerde mij er op, dat er in Dordrecht uit de huizen geschoten werd. Hier en daar zag ik zelfs menschen op het dak. Gemelde sergt. wist me te vertellen dat ons Bat. zich bevond in het park "Merwestein"(vt 106.00 425.OO). Ik nam het karabijn van mijn zijspanrijder in de hand, terwijl ook de troep in de trekkers zich tot vuren gereed hield. Er werd geen vuur ontvangen zoodat we ongehinderd in het park "Merwestein" konden komen. Bij het park trof ik mijn c.c. den 1e -Lt. Oltmans, welke mij beval naar de v.d.Murenschool (c.p, van C.-I-2 R.W. te gaan, Daar aangekomen, gelastte mijn B.C. dat mijn S. tot 12.00 im deze qchool zou rusten waarna een nieuwe opdracht zou worden .ontvangen, Voor brood en melk was gezorgd, zoodat na gegeten te hebben, mijn soldaten en ik ons neervleiden in een der lokalen.

Voordat we goed en wel waren ingeslapen kwam c.a. 7.30, de 1e Lt. Oltmans me roepen en zeide me direct mijn S. voor afmarsch gereed te maken en daarna af te marcheeren naar "Merwestein".

De trekkers waren ondertusschen weer met benzine volgetankt. Aangekomen in het Park "Merwestein" bleek het bataljon reeds vertrokken, terwijl eigenlijk niemand me kon inlichten waar het heen was gegaan. De treinen van I-2 R.W. waren nog aanwezig.In en door het Park , werd nu dapper geschoten. Men maakte mij er op attent, dat de vonkelende schroefsterren op mijn zwarte motorjekker vuur aantrokken. Ondertusschen kwam ik te weten dat ons Bat. was afgemar cheerd in de ri. -Dubbeldam. Ik verliet in volle vaart het park Merwestein en kon zonder ongelukken het Bat. inhalen op den weg naar Dubbeldam; voorloopig dekte ik de kolonne in den rug tegen eventueele paw. aanvallen, terwijl later de cp. C.-I-2 R.W. (de boerderij Haaswijk vt.109-423) tegen paws. moest worden beschermd.

In den loop van 'den morgen kwam er bericht op den cp. binnen dat met het optreden van vij .paws.geen rekening behoefde te worden gehouden. De stukken bleven natuurlijk in stelling een front Z.W. ri, en een front Z.O.ri. bg.vuren werden voorbereid op belangrijke punten in het terrein.' I-2 R.W, had opdracht ontvangen het Eiland van- Dordrecht (E.v.D. ) oost van diagonaal 107 van vij. te zuiveren. 1-I-2 R.W. werd ter beschikking gesteld van C.-II -• l, - R.W. (maj.Kloppenburg) terwijl een comp: van III-28 R.I. op rijwielen ons Bat.kwam versterken. Deze laatste comp.(Kap.Bolle) behoorde tot de oorspronkelijke bezetting van het E.v.D. Naar ik meen werd door mijn B.C. de bezetting van het oostelijk gedeelte van het E.v.D. als volgt geregeld.:

1-I-2 R.W. ter beschikking van C.-II-1 R.W. + 1 S.-M.C.

2-I-2 R.W. ter beschikking van C:-III-2 R.W.+ 1 S.-M.C.

3-I2 R.W. opgesteld aan Schenkdijk Oude Veerweg + 1 S.-M.C.-III-28 R.I.opgesteld bij Kop van 't Land eigen zw.mitrs,plus 1 S. 4,7 van I-2 R.W.

vdb.A., S.mr, van 8 en S. 4,7 op cp.-C.-I-2 R.W. Haaswijk, één S.M. C. onder s.m.i. Muller verdwenen treinen in Park "Merwestein" .

Onderstusschen bleek toen reeds gedeeltelijk, dat de inf. onderdeelen, welke zich bij het uitbreken van den oorlog op het E.V.D. bevonden en onder C.-kant. Dordrecht stonden, des Zaterdagsavonds op Dordrecht werden teruggenomen. Dit was daarom zeer te betreuren, daar hiertoe ook behoorden de S. van den 2e Lt. J.Julius (III-28 R.I.), welke zich door verovering in het bezit had gesteld van nog op het E.v.D. aanwezige artillerie (III-14 R,A.). Door het terugnemen der infanterie moest de Lt.Julius deze stukken achterlaten en kwamen ze in Duitsche handen,

l) Eveneens tot III-28 R.I. behoorde een vaandrig Marijs Hij moet den lOden Mei na hevige gevechten krijgsgevangen gemaakt zijn, en ontving later een speciale parlementaire opdracht van den Duitschen commandant te Willemsdorp, .n.l. om C.-Lt.D. er van in kennis te stellen dat bij de Moerdijkbrug stond opgesteld een kolonne paws. van 40 tot 60 stuks.Deze vndrg. had deze kolonne persoonlijk gezien en heeft dit bericht aan C.-Lt.D. voor 's-avonds 12 Mei nog kunnen doorgeven. Ook C.-III-2 R.W. had dit bericht ontvangen van den betrokken vndrg. via een zijner c.cn. C.-,Afz.St.-Lt.D. welke het bevel voerde over een groot gedeelte der vechtende troepen op het E.v.D., bevond zich in den vroegen morgen van den 12en Mei met zijn gevechtsstaf geheel voor zij n& eigen troe. pen bij "'t Visschertje" vt.108,60-423,75), zonder te weten welk risico hij liep.

C.a. 11.00 kwam er bericht op den c.p. van C.-T-2 R.V.2 dat er een vij.paw.trein verwacht moest worden op den spoorlijn DordrechtSliedrecht. Mijn B.C, gaf mij opdracht met een stuk 4,7 van mijn S (het stuk dat bij zijn c.p, stond front Z.W.)stuks c. sergt. oo mij naar gemelden spoorweg te begeven en een eventueel naderende paw.trein te vernietigen. Van welke zijde 'de pawtrein verwacht moesworden, werd niet in het bericht vermeld.

Het stuk werd door mij opgesteld front West;(in deze ri. was de spoorbaan ca. -1000 meter 'te overzien) bij k.p. 91.Een der bedieningsmanschappen kreeg opdracht front N.O. te maken en te waarschu. wenzoodra een pawtrein over den spoorbrug bij Sliedrecht mocht naderen(c:a, b km afstand). Eenige tientallen maters uitwaartsch van de overwegen(vt.108,15 - 424,02) (Vt.108,63 423 80)werden door mij de k-rollen uitgelegd (ik geloof totaal 6 stuks) terwijl ik vervolgensde toestemming kreeg van mijn B.C. den spoorbaan met tro. tyl(ontvangen uit,een der tirailleur secties) te vernielen. Deze vernieling voerde ik persoonlijk uit ter hoogte van de k-rollen. Enkele zich in het terrein bevindende militairen in de omgeving van het Visschertje kregen opdracht front Noord te maken, zoodra de tegenstander zich uit den tot stilstand gekomen trein zou begeven; tenslotte plaatste ik een ordonnans bij het Visschertje om mijn B.C. te doen waarschuwen, wanneer zijn c.p. in gevaar zou verkeeren (Zie schets 2 pag.10)

De paw.trein kwam niet!

In den loop van den middag ontving ik opdracht van mijn B.C. het commando op me te nemen van de troepen, welks lagen bij het snijpunt van de spoorlijn en kunstweg Dordrecht - Dubbeldam (vt.106,80. 424,30). Het stuk 4,7 van den sergt. Goos, kon ik daartoe op gemeld punt doen opstellen.

C.-I-2 R.W. nam deze maatregel omdat hij bericht ontvangen had van aldaar aanwezige troepen, dat "ze het er niet konden houden". Reeds had hij te tijdelijker assistentie een sergt, (van de Vbd.A). met enkele mannen derwaartsch gezonden.

Bij aankomst stelde ik het stuk 4,7 op in een tuin", gedekt achter de liguster heg, zoodat vuur op den spoorovergangen op de huizenrand gelegen op c.a. 300 meter afstand, zuid van den spoorbaan ge bracht> kon worden.Het heette dat uit gemelde huizenrand herhaaldelijk vijandelijk vuur werd ontvangen.

Deze voorstelling van zaken is onjuist.Res.kpt.Bolle C.-3-I-28 R.I, bij wien zich Lt.Julius met twee Sn.van 2-1-28 J. had aangesloten zocht tegen den avond van 11 Mei tlf:verband met

C.-Groep Kil en deelde mede het ongeraden te achten des nachts ter plaatse te blijven. Daar het intusschen C.-Groep Kil bekend was geworden, dat da Lt.D, op 12 Mei het Eilan van Dordrecht zou binnenrukken, meende hij beter te doen met den overtocht over

Juist Z.O. van den spoorwegovergang lag een zee diepe kuil van c.a. 10 m. middellijn. Hierin vond ik ongeveer 30 soldaten, artilleristen,infanteristen,pontonniers en torpedisten met o.a. één lt. mitr. en er vlakbij een zw.mitr.(van III-28 R.I.). Geen van hen durfde den kuil te verlaten. Ik zelf wandelde over den weg; van vijand was niets te bemerken.Pdet de pistool in de hand heb ik hen gedwongen zich te verspreiden.Eén bom of een stekend vliegtuig was genoeg geweest om hier vele slachtoffers te maken.

Ik deed de karabijnschutters opstellen aan den spoorbaan (front Noord) de lt.mitr. bleef ter plaatse mot flankerend vuur West langs den vijver, de zw.mitr. kreeg een opstelling op de eerste étage van een der huizen (hoofdschootsri. c.a. West) (zie schets 1 pag.6) Juist toen ieder zijn opstellingsplaats had ingenomen en ik(achteraf ook wel onvoorzichtig, maar er was toch geen vijand achter het stuk 4,7) rechtop stond te kijken, floten er plotse enige kogels langs me heen.Van waar deze kwamen is onbekend gebleven,ze kwamen vrijwel uit W.ri.

Inmiddels was me gebleken, dat op mijn li.flank zich troepen bevonden naar ik meen onderdeelen van II- 1 R.W. ) ongeveer in de omgeving van "Nooit gedacht" (vt.106.70 , 423.6o). Mijn trekker en ander materieel was pgeborgen In de kwekerij.

'Juist nadat we beschoten waren kwam den off.v.Gez.van der Heijden (1-2 R.Vi. ) van uit Dubbeldam bij me aan. Hij was op weg naar Dordrecht, doch besloot nu langs den'Noorderweg te gaan.

Na eenigen tijd kwam een burger met witte zakdoek uit W.ri. naar ons toe, met de mededeeling, dat er wel 50 Duitschers op ons afkwamen en dat we dus moesten terugtrekken. Ik heb dien burger enkele uren bij ons laten blijven, maar de 50 Duitschers kwamen niet. Er werd ook vrijwel niet meer op ons geschoten.

Tegen den avond viel West van mij inslagen van artillerievuur waar te nemen. Ik kreeg den indruk, dat het vuur verplaatst werd en als eigen verstorend vuur moest worden beschouwd. Vele burgers vluchtten toen uit Dordrecht en passeerden onze opstelling, zich begeven de in de ri.Kop van het Land. De neventroepen waren niet meer waar te nemen, achter mijn' opstellingsplaats van trekker,motoren enz. werd geschoten.

Teneinde de c.p. van mijn co. te dekken en zorg te dragen, dat geen vij. onderdeelen via Dubbeldam in den rug van ons Bat. kon ageeren, verplaatste ik voor het invallen der duisternis mijn opstelling achter den weg Dubbeldam - Visschertje(de Kromme Dijk was m.i. bereidbaar en bood een mooie opmarschweg voor vij. Patr. s) Overigens zij opgemerkt, dat het terrain hier vaxi de kaart afwijkt, een geheele nieuwe autoweg loopt gedeeltelijk over het oude tracé, gedeeltelijk Noord er van (zie teekening op schets No 2 pa.g.10).

Aan den nieuwen weg plaatste ik het stuk 4,7 met rechts uittvaartsch de zw, en de lt.mitr. Bij den ouden weg plaatste ik een staande patr. (3 á 4 man) voor bewaking der naderingswegen:Het was bij daze staande patr., dat ik plotseling door een burgerauto beschoten werd. Deze auto kwam uit de ri. Dordrecht en verdween in de ri. Dubbeldam. Ik wilde den wagen aanhouden, om te zien wat er mee vervoerd werd..Door het plotselingevuur in het duister is me zulks niet gelukt.Mogelijk zaten er Duitsche verkenners in dezen wagen! De wegen uit Dordrecht had ik niet met k-rollen laten versperren, teneinde het burgerverkeer zoo min mogelijk te remmen om op deze' wijze de vluchtende menigte zoo spoedig mogelijk achter mijn vuurwapen te. krijgen.

In het donker vond ik op den weg naar 't Visschertje een Lt. der Artillerie met c.a. 50 a 60 soldaten.

Hij vroeg me wat hij kon doen; ik verzocht hem patrouilles uit te zenden in de ri. 't Visschertje en Noorddijk tot den spoorwegovergang (noordzijde der weg te nemen, eigen vuur), teneinde op mijn re. flank gedekt te zijn: In de ri. Dubbeldam zouden zich onderdelen van de.Lt.D. bevinden. Ik had het voornemen hier verband mede op te gaan nemen doch daarvan is niets meer gekomen.

Bij de opstellingsplaats van mijn stuk 4,7 ontmoette ik den 2e Lt. der Cavalerie van Lanschot (C.-vbd.A.-Afz.St.-Lt:D.) met de radiosectie. Hij wees me in het terrein in Z.O. ri.een boerderij aan, waarin.C.-Afz.St. zijn cp. had ingericht en zou ook zelf daarheen vertrekken.

Ondertusschen was het geheel en al donker geworden. Een infanterist, welke begeleid van enkele kameraden uit de ri. Dordrecht kwam, smeet uitrusting en alles in een sloot. Hij was, volkomen over zijn zenuwen heen en vroeg mij hem alsjeblieft dood te schieten; hij had zooveel vreeselijke dingen gezien. Ik heb hem in een cafetje laten opbergen onder controle van een collega.

Het was me ondertusschen gebleken dat er zich nogal wat infanteristen van de comp. van den kap. Bolle (3-I-28 R.I.) bij mij bevon- den. Ik heb hen successievelijk af laten marcheeren in de ri. Kop van 't Land, waar deze comp. zich moest bevinden. Ook gemelde man met den zenuwschok kon op deze wijze worden afgevoerd.

Onder de bedrijven door passeerde een peloton van 1 R.H.M. van Dubbeldam ri. Visschertje. Hat was naar ik meen het peloton van den Lt. van Rijkckevorsel.

Juist toen alles zoowat geregeld was, kwam de kap.-G.S.Forbes Wels in een auto bij mij, Hij vroeg wat voor troepen er waren en hoe ik deze had opgesteld. Hij zeide door C.-Lt.D. uitgezonden te zijn om na te gaan waar de troepen der Lt.D. zich bevonden. Van hem vernam ik, dat ook de 2e Lt. Kokkeel van ons Bat. ter plaatse was aangekomen. Na het vertrek van den kap.-G.S. meldde zich de Lt.Kokkeel bij mij en bracht het bericht van mijn B.C. over, dat ik hem het co. zou overdragen en ik mij op den cp zou melden.

Op den c.p. van C.-I-2 R.W. -gekomen, zeide deze mij dat zijn

Lt.Adj., de le Lt. der Jagers Goppinger G. te Dordrecht bij het ten uitvoer brengen van een bevel, bij het Park Merwestein, was gesneuveld. Dit was een zeer harde slag voor mijn majoor.

Hij stelde mij als zijn adjudant aan.

C.a. 22.00 kwam C.-III-2 R.W., de majoor Jhr. van den Bosch met zijn adjudant, kap. de Rooy en de majoor Daniels s van. St Lt.D. op den c.p. aan. Beide B.Cs. besloten naar C.-Afz.St.Lt.D. te gaan. Ook bovengemelde officieren en ik gingen mee. Het was echter onmogelijk den betrokken c.p. te vinden, zoodat tenslotte besloten werd terug te, gaan. Hun "gasten" vertrokken weer en mijn B.C. zou wat gaan rusten. Ik zelf besloot nogmaals den c.p. te gaan zoeken, van Lanschot had, hem mij zoo goed aangewezen. Ook nu kon ik hem echt niet vinden in de volkomen duisternis. Onverrichter zake keerde ik terug naar Haaswijk en zou wat gaan rusten.

Opgemerkt dient nog te worden, dat dien avond in het donker uit een keukenauto te Haaswijk warm gegeten is door den troep.

13 Mei 1940.

Ik zal ongeveer een uur geslapen hebben, toen de sergt. toegevoegd Parmentier me kwam roepen om bij den B.C. te komen: was met zijn chef-Staf gearriveerd. Het was 2 uur, ook C.-Afz.St. werd ontboden. De kolonel gaf mondeling ongeveer het volgende bevel uit:

1. De vij. Heeft bezet de straatweg Willemsdorp - Dordrecht (Wijk Crispijn verzetshaard).

2. Eigen troepen uit Hoekschen Waard hebben Oost van Dordsche Kil bij Wieldrecht enkele punten bezet. De gevechtsgroep, de Lt.D. bevindt zich op de E.v.D. Oost van bovengemelde straatweg

3. Voornemen: De Lt. D. stelt zich in het bezit van E.v.D.

4. Uitvoering:

a. De gevechtsgroep der Lt.D. onder C.-Afz.St., bestaande uit Afz.St.

I-2 R.W. (minus 1-I-2 R.W. plus comp.-III-28 R.I.)

III-2 R.W.

II-K.R.A.

valt aan in een vak 500 N. en 500 Z. van den Zeedijk. Uitgangsstelling aan den Zeedijk, Oude Veerweg; moet ingenomen zijn voor 4,00. Aanvalsdoel: Tweede Tol.

Uur U = 6.00.

In verband met het onder b gestelde, mogen de Kilweg-Grafelijke weg niet worden betreden. Eigen troepen zullen hier in tegengestelde aanvalrichting opereeren. Kilweg en Grafelijke weg zijn voor beide groepen uiterste grenzen.

b. Het detachement Oost van de Kil, afkomstig uit de Hoekschen waard valt aan in Oostelijke richting met als as den Reeweg zuid - Bierweg. (zuidelijke vakgrens Kilweg Grafelijke weg).

c. Eigen artillerie (23 R.A.) in den Hoeschen Waard, zal vuur uitbrengen op Willemsdorp, Tweede Tol, naar ik meen ook op kruispunt kunstweg Willemsdorp - Dordrecht bij k.p. 47 en op de verzetshaard Krispijn. De beschieting vangt aan om 4.00 en duurt tot 6.00.

d. Regeling vindt plaats via C.-Gr. Kil, en C.-Lt.D.

e. C.p. C.-Lt.D. te Dubbelstein (vt.107.65 - 422,80)

Na bevelsuitgifte vroeg mijn B.C. den C.Lt.D. of het hem bekend was dat een kolonne van 40 tot 60 vij. Paws. Stonden opgesteld bij den Moerdijk. Ondanks dat C.Lt.D. den vndrg. Marijs van III-28 R.I. gesproken had, zeide hij dat verhalen over vij.paws. maar praatjes waren. Vij.paws zouden er niet zijn, hoogstens 1 of 2!

De C.Lt.D. vertrok daarop en C.Afz.St.-Lt.D. persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor den goeden verloop van den aanval door zijn chef bepaalde dat III-2 R.W. Noord van den Zeedijk en I-2 R.W. Zuid van den Zeedijk, elk in een vak van 500 m. zou aanvallen. II-K.R.A. zou oprijden tot op den Zeedijk en daar nadere bevelen ontvangen. C.p. van C.-Afz.St. zou gevestigd worden in de boerderij Noord van den Zeedijk (vt. 108,25 - 421,60).

Voor eenige verkenning was natuurlijk geen tijd meer.

C.I-2 R.W. had zijn c.cn. inmiddels ontboden en de onderdeelen (over c.a. 25 km2 verspreid) doen alarmeeren. Hij bepaalde, dat

A 3-I-2 R.W. het vak zou nemen van 200 meter tot 500 meter Zuid van den Zeedijk;

B comp.-III-28 R.I. het vak vanaf den Zeedijk tot 200 meter ten Zuiden;

C M.C. (minus 2 secties) rechtstreeksche steun op nader aan te geven terreinpunten;

D S.Mr.v.8. comp. pag.Stellen zich op bij Kop van ’t Land en wachten op nadere bevelen;

E vbd.A. + detachement 2-I-R.W. langs den Zeedijk;

F trein, voorzoover aanwezig, blijft te Haaswijk;

G Officieren van Gezondheid richten hulppost in;

H Ik bevindt mij langs den Zeedijk.

C.a. 4.00 ward afgemarcheerd van uit Haaswijk over den weg ri. Kop van 't Land, naar den Zeedijk.C.-A.fz.St. was reeds op zijn x.p. met zijn gevechtsstaf, terwijl ook II-K,R.A. zich, hier opstelde. Ongeveer bij de bocht in den dijk (vt.108,30-421,50) werden de motoren en rijwielen achtergelaten en werd aan den voet van den dijk voorwaartsch gegaan, Aan den Zuidzijde van den dijk, de 2e Lt.Kokkeel met c.a. 25 man en aan da Noordzijde de Vbd.A. onder den C.-Vbd ., den 1e.Lt.Koppanol.

Mijn B.C., de sergt. toeg. Parmentier en ik, bevonden ons vr i jwe 1 bij het onderdeal van den 2e Lt.Kokkeel.

Ongeveer bij "Zuid Buiten" werd artillerievuur ontvangen van kleine projectielen, die niet detonneerden. Een vij.paw. in front werd ver moed. Een stuk 7 veld werd naar voren geschoven en bracht vuur uit in de as van den Zeedijk. Het eerste schot was te kort en lag links. Mijn B,C. Welke zich bij dit stuk bevond, deed vuurcorrecties aanbrengen. Ik meen, dat er 3 a 4 schoten werden afgegeven. Ondertusschen was het vuren der artillerie uit den Hoekschen waard (eigen artillerie stond hier dus in front) begonnen en gierden de projectielen door de lucht.

Ook vij.geweervuur werd nu in front ontvangen: Mijn B.C., welke de ziel der aanvallende onderdeelen vormde,door rustig steeds maar voorw. te gaan, maakte ik er op attent, dat hij zich niet te veel moest bloot geven. Hij scheen geen reden te vinden zich voorloopig te dekken, doch zag evenals te Alblasserdam het als zijn persoonlijke plicht, den troep juist nu te leiden en zelfs in het vuur voor te gaan.

Even voorbij "Zuid Buiten" zond hij mij terug om den kap.Bom met de M.C., naar voren te halen. Het bleek dat de kap. Bom zich achter II- K.R.A. ongeveer ter hoogte van vertikaal 109, op den Zeedijk bevond. Hi j liet planken, balken e.d. verzamelen om zoodoende in verspreide orde de uitgangsstelling te kunnen bereiken.

Opmerking: het terrein voor en achter de uitgangsstelling werd ge, middeld per 100 meter door een diepe sloot, evenwijdig aan de uitgangsstelling, doorsneden.

Op mijn weg naar den kap.Bom, werd ik overvallen door een bombardements vlgt., ten aanval, welke c.a. 20 minuten duurde. Het materieel van II-K.R.A. alsmede. de c.p. van C.-Afz.St. trokken veel bommen. Het was zeer merkwaardig dat dit bombardement.reeds nu plaats had Ik liep met mijn motorzijspanrijder Stevens net naar mijn zijspan

De vlgt.n. aanzien kornend dekten. wij ons tegen den dijk. De voorrnijn zijspan staande K.R.A. TREKKER werd met een brandbom getroffen, op c.a. 30 meter West van me viel een Dom aan den dijk rand, de modder vloog over ons heen. Zeer, heftig- was de beschieting met boordwapenen vanuit de vij.vlgt.n. Mijn. zijspan was onbereikbaar. Af en toe konden we ons iets verplaatsen in de richting van den kap. Bom, na ook den brandende c.p. van C.-Afz.St. gepasseerd te zijn. De motorbereden militairen in hun zwart motorpak, waren zeer zichtbaar op de groene graslanden.

De kap.Bom,welke eerst overwoog zijn soldaten te doen ingraven, besloot nu hen op grooten afstand te doen verspreiden. Ik ging zelf met hem mee, teneinde hem na 't bombardement te kunnen brengen bij mijn majoor.

Na afloop van het bombardement bevond de kap.Bom zich op Haaswijk. Ik ging hiervandaan per solo-motor mijn B.C, zoeken. Eerst kon ik hem niet vinden, ook niet in het zijterrein. ik vreesde het ergste. Voorloopig waagde ik het niet den brandenden K,.R,.A.trekker, waarin telkens projectielen onploften te passeeren. ik besloot terug te rijden naar Haaswijk en vond den majoor op den weg in de omgeving van den Kop van 't Land.

Mijn B.C. beval mij ook de comp, pag te berichten, dat op Haaswi jk werd verzameld. Bij den Kop van 't Land, alwaar de comp.pag zich bevond, was een zeer groote en gevaarlijke opeenhoping van troepen.

'Ik heb, denkelijk den kap.Bolle, met nadruk op het groote gevaar ge- wezen. Het mag een wonder heeten, dat daar geen ernstige ongelukken gebeurd zijn.

Te Haaswijk werden de onderdeelen zooveel mogelijk verzameld, de pag. kwam in stelling tegen paws. op de naderingswegen. Inmiddels arriveerde C.-Afz.St. en besloot terug te trekken achter de Merwede via 't Visschertje en de spoorbrug bij Sliedrecht.

Van ons Bat. (minus één comp.) was niet veel meer over. De tirailleurcomp.n. zoowel van ons onderdeel als van III-2 R.W. waren evenals een groot deel der Vbd.A. en der S.Mr.van 8 (deze was foutievelijk via Kop van 't Land direct door gereden naar de uitgangsstelling) gevangen genomen door de vij. paws. in de uitgang, stelling.

De comp. van III-28 R.I. was bij het begin van het bombardement nog niet afgemacheerd van den Kop van 't Land. Dit onderdeel is later teruggegaan op de Biesbosch- (minus de S. van den 2e Lt.Julius welke ik te Sliedrecht ontmoette).

II- K.R.A. was deerlijk gehavend en bestond nog uit naar ik meen 2 stukken van 7 veld. Het personeel had enkele dooden en gewonden (ook de C.-II K.R.A. ontbrak).

Aan bewapening kwam van ons Bat. tenslotte Noord van de Merwede :

a c.a. 100 karabijndragenden (restanten van de tir.comp.n.), Vbd.A. S.mr.van 8, overcompleet uit Pag.comp. en M.C.

b e.a. 1;4 S. zw.mitr's (één S. van den S.M.I. Muller was nog seder 10 Mei te Sliedrecht)

c één S.pag., bestaande uit 2 stukken 4,7.

Het kader was geslonken tot:

De majoor B.C.,

de Lt.Adj.,

de kap. C.-M.C.

één Lt. C.-pag.

één Lt.S.C. en één vaandrig S.C. ,

totaal 5 officieren en één vaandrig.

Eenig materieel was nog achtergebleven Zuid van de Sliedrechtse Spoorbrug. Dit is te wijten aan het volgende. Enkele wagens waren op de spoorbaan blijven steken; ze konden later weer voorw. gaan. De toestand was zeer penibel. Ieder voelde zich zeer onbeschermd op den open spoordijk en een aanval op den spoordijk of de brug te Sliedrecht door vij.vlgt.n. was geenszins denkbeeldig. Toen dan ook een opstopping dreigde, besloten enkele, onder wie de Lt. Oltmans de landweg of dijk, welke na het passeeren van het Wantij in de landweg of dijk, welke na het passeren van het Wantij in vrijwel N.ri. loopt, te volgen.Het bleek echter later bij de spoorbrug dat de spoorbaan dusdanig hooger lag, dat noch niet motoren met zijspan, noch met de trekkers meer naar boven gereden kon worden. Ook van keeren was geen sprake. De korp. Euwe van de pag. heeft als een der beste chauffeurs tenslotte nog een verwoede poging genomen de trekker op de dijk te rijden; het was onmogelijk.

Van M.C. hadden vele hun motor losgeschroefd van den zijspan en waren met den motor teruggetrokken onder achterlating van hun wapen en hun munitie. Ik droeg de soldaten der pag. op deze munitie te vebergen. ondertussen cirkelden vl.gt.n. boven de brug.Ik gelastte nu de nog aanwezige soldaten (nadat de vlgt.n. vertrokken waren) terug te gaan op, Sliedrecht; zelf nam ik de sluitstukken uit de beide stukken 4,7 en borg deze onder de struiken op, terwijl de 0.0. de richtmiddelen mee namen. De B.C. kwam vrijwel als laatste de brug over.

Later in den middag is nog getracht materieel naar, den Noordelijken oever over tebrengen onder leiding van enkele officieren van II- K.R.A. en den 2e Lt. van Lanschot (Afz.St.-Lt.D.). Daartoe maakte men gebruik van een lorrie. Eigen troepen (vermoedelijk de S.-M.C. van den S.M.I. Muller) zagen deze lorrie aan voor een vij.paw. en schoten met de zw.mitr. op de lorrie en de begeleider; Hierbij werd een soldaat gewond; deze werd door den 2e Lt. van Lanschot per gevorderde auto afgevoerd.

De troep verbleef voorloopig in de school te Sliedrecht en had gelegenheid eenige rust te nemen (aankomst c.a. 15.00).Allerlei militairen o.a. van K.P.T. en T. passeerden en deden verslag van hun ervaringen te Dordrecht. Ook de volgende dag hield deze stroom aan! Een S. zw.mitrs. bewaakte de Merwede, een stuk 7 veld (later versterkt met een stuk 4,7) bewaakte de spoorbrug tegen vij. paws.

Zooveel mogelijk werd getracht een appéllijst samen te stellen. Ook een groep van 1-I-2 R.W. bevond zich te Sliedrecht evenals de 2e Lt.Julius van III-28 R.I. Van hem vernam ik bijzonderheden over de reeds voor het uitbreken van den oorlog op het E.v.D. aanwezige troepen en hun optreden op de eerste oorlogsdagen.

De troep had tevens gelegenheid zich bij de burgers enz. te voeden. Rustig was het geenszins te Sliedrecht. Vele malen werd luchtalarm gemaakt en herhaaldelijk werd van den Zuidoever van de Merwede vuur ontvangen.

C.a. 22.00 werd er door den B.C. bericht ontvangen terug te gaan op Wijngaarden onder handhaving van de bezetting van den Noordelijken oever der Merwede. Hiermede bevond zich dus een verdedigend scherm aan de Merwede (zie schets no 3).

Bij het vertrek naar Wijgaarden zag ik te Sliedrecht de afdeeling 10 veld van 11 R.A. (I-11 R.A.) onder den majoor van Aken, welke was opgesteld geweest ongeveer in vt.427-111 front. We vertrekken in de ri. Gorcum. Deze afdeeling hoorde toen onder, bevelen van C.-Lt.D.; ze was tijdelijk ingedeeld bij de D.A.

Te Wijngaarden richtte C.-I-2 R.W. zijn c.p. in in het hulppostkantoor (naast de P.K.). Hier werd door hem en de troep enkele uren rust genoten.

14 Mei 1940.

C.a. 3.30 deden we ons door de burgerluchtwacht wekken. Van het bezettende scherm uit Sliedrecht onder den kap. Bom kwamen geen bijzonderheden binnen:

Op het kruispunt te Wijngaarden stond een stuk 4,7 opgesteld, front Sliedrecht De troep kantonneerden III alarmkwartieren (schuren, deelen e.d.).

Ondertusschen was de positie niet erg gunstig. Mijns inziens was een aanval uit de richting van het E.v.D.op Sliedrecht niet onmogelijk. Ons Bat. vormde de zwakste bezettingsgroep, terwijl het in de rede lag, dat de Duitschers zouden trachten de troepen te Alblasserdam in den rug te komen, om zoodoende hun rechtervleugel bij. den opmarsch naar Waalhaven en Rotterdam Zuid te ontlasten. Dat de groep van 1 R.W. slechts defensieve opdracht te Alblasserdam had, was ons onbekend.

Vroeg in den morgen zond C.-I-2 R.W. mij naar Sliedrecht om te vernemen of de, brug over de Merwede nog zou worden opgeblazen. Men trof toen juist de voorbereidingen daartoe. C.-1-I-2 R.W. meldde zich met zijn comp, terug. Hij had, ingedeeld bij II-1 R.W., te Dordrecht gevochten en vertelde zijn ervaringen aldaar.

De comp. bestond toen uit c.a. 100 man met, naar ik meen, nog 4 of 5 lt.mitrs. Een volledige S. werd geformeerd en ter beschikking van den kap.Bom te Sliedrecht gesteld. De kap.Hiemstra C.-1-I-2 R.W. was hoewel niet gewond, niet in staat zich anders te verplaatsen, dan op een duozit van een motor. Een spier in het been was hem gescheurd.

Later gaf C.-I-2 R.W, opdracht aan den 1e Lt. Oltmans verband te gaan opnemen bij C.-II-2 R.W. te Papendrecht C.-re.nevenvak) terwijl hij mij et dezelfde opdracht naar C.-2 R.W. te Oud Alblas zond.

Na terugkomst liet de B.C. me een terugtochtsweg verkennen voor het Bat. richting Schoonhoven en wel Wijngaarden Achter Weterin tot Giessendamsche Binnenvliet, deze volgen tot Hofwegen, Laag Blokland enz. Het eerste stuk was voor wielrijders bruikbaar, doch voor auto's ongeschikt (veel te smal); in het donker zou groot gevaar voor verdrinken ontstaan.

Tevens werd in den loop van den morgen opgebeld door C.-A.M.T. te Goudriaan of eventueele munitieaanvulling vereischt was. Het bericht werd doorgegeven aan C.-II- K.R.A., voor ons Bat. was geen aanvulling van projectielen der Mr. van 8 noodig, daar de mortieren verloren waren.

Te c.a. 13.45 kwam op de c.p. te Wijngaarden bericht binnen, dat er zich 4 sleepboten met Duitschers op de Merwede bevonden.

Dit bericht werd doorgezonden aan C.-2 R.W. terwijl mijn B.C. mij, opdroeg mij van een en ander op de hoogte te stellen, De Lt. Oltmans zou volgen met het stuk 4,7 uit Wi jngaarden om de booten vuur te nemen. Op weg naar Sliedrecht, hoorde ik de zw.mitrs. aan de Merwede reeds vuren.

C.a. 14.00 kwam ik te Sliedrecht aan. Den kap.Bom kwam ik tegen op den weg naar Papendrecht, alwaar hij zijn c.p. gevestigd had. Ik gaf hem eerst een belangrijke inlichting, waarop hi j op eigen initiatief tot handelen besloot.Ik vermeende hem bij deze gevaar volle handeling niet in den steek te mogen laten.

Later bleek mij, dat gemelde booten wel op de rivier waren, doel - dat zij in Nederlandsche handen waren. De sergt. Toest van K.P.T. en T. had op eigen initiatief daze booten met 4000 kg trotyl te Dordrecht doen laden en deze doen afvoeren naar Gorcum. In Dordrecht werd alle trotyl door eigen troepen in het water gegooid; de sergt. Toest wilde deze trotyl nog redden voor de Nederlandsche troepen,

Deze booten hadden de onder den kap. Bom staande officier aanlei ding gegeven om zich met zijn zw. mitr's 717 en de S, tirailleurs 2; terug te trekken op Wijngaarden. Hier zond de B.C. hem weer voorwaarts.

Tegen den avond vernamen we dat R'dam zwaar was gebombardeerd. C.a. 17,30 vernamen we dat de O.L.Z. had bepaald, dat ons leger zou capituleeren. De slag was voor ons alle zeer zwaar. Rotterdam schilderde de hemel rood en geel. De troep was zeer onder de indruk van de capitulatie.

1 onder Luitenant C.G.Croese

2 onder Luitenant de Vocht.